Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Zechstein,
Nedmag,
1.Het verloop van de procedure bij het hof
- de dagvaarding in hoger beroep van Zechstein
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep van Nedmag
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep van Zechstein
- een akte uitlating van 14 oktober 2022 van Nedmag.
2.De kern van de zaak
3.De vaststaande feiten
- 65 cm bodemdaling in het centrum van de bodemdalingskom,
- een gecumuleerde caverneconvergentie van 7,5 mm3,
- het jaar 2025.
- Nedmag een concessie heeft om de zogenaamde “Zechstein-bron” te Veendam te exploiteren, uit welke bron zij Bischofiet […] wint;
- Zechstein een exclusieve licentie heeft op het vervaardigen en in de handel brengen van topische toepassingen van Bischofiet, onder de merknamen Zechsal en Salyze;
- partijen met elkaar afspraken willen maken over de exclusieve levering door Nedmag van Bischofiet aan Zechstein, bestemd voor de bovenbedoelde toepassingen en, daartegenover, de exclusieve afnameplicht van Zechstein van Bischofiet van Nedmag;
4.De vorderingen en de beslissing daarop van de rechtbank
5.De beoordeling van de grieven en de vorderingen in hoger beroep
Grief Afaalt.
Allereerst geldt dat de door Nedmag genoemde beperking ‘thans voorzien tot tenminste 2020’ anders is geformuleerd dat zij hier stelt. Niet valt in te zien dat deze bewoordingen geen enkele betekenis zouden hebben en buiten de beoordeling gelaten kunnen worden. Verder dwingt het feit dat de looptijd in de overeenkomst is ‘voorzien tot tenminste 2020’ niet tot de conclusie dat de leveringsovereenkomst is gekoppeld aan het winningsplan, omdat dat plan - anders dan de winningsvergunning - temporeel wel beperkt is. Allereerst hoeft deze zinsnede niet gelezen te worden als een maximale looptijd, maar kan zij veeleer gelezen worden als een minimale looptijd in de zin van ‘op dit moment tot in elk geval 2020’.
Ten tweede kan deze berekening geen rol spelen bij de uitleg van wat Nedmag en Zechstein zijn overeengekomen. De berekening is ver ná 2006 opgesteld en opgenomen in een intern stuk dat niet met Zechstein is gedeeld. Het is volgens het hof daarom aannemelijk dat partijen in 2006 met ‘thans voorzien tot tenminste 2020’ beoogden weer te geven dat zij op dat moment het inzicht hadden dat tenminste tot 2020 zout gewonnen en geleverd kon worden.
Dit wordt ook onderschreven door de manier waarop partijen zich bij de uitvoering van de overeenkomst hebben gedragen. Er zijn andere winningsplannen die tussen de start van de samenwerking (in 2006) en 2018 hebben gegolden en in de tussenliggende periode zijn geëindigd, terwijl Nedmag en Zechstein daaraan geen gevolgen hebben verbonden. Nedmag is bij het einde van andere winningsplannen niet gestopt met leveren, Zechstein is niet gestopt met afnemen en de uitvoering van de leveringsovereenkomst is voortgezet. Uit de gedragingen van partijen op de momenten dat een winningsplan op zijn einde liep, volgt dan ook dat zij de duur van de leveringsovereenkomst niet hadden gekoppeld aan een winningsplan.
Grief Bvan Nedmag faalt.
grief van Zechsteinslaagt dan ook niet. In het verlengde daarvan is er geen grond om vast te stellen ‘dat Zechstein wel degelijk een bijzondere - preferente - positie inneemt ten opzichte van andere afnemers van Nedmag’, zoals Zechstein in hoger beroep heeft gevorderd.
6.De slotsom
7.De beslissing
€ 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief; te vermeerderen met de kosten die na dit arrest ontstaan, begroot op € 163,- aan salaris advocaat. Dit bedrag wordt vermeerderd met € 85,- indien Zechstein niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het arrest heeft voldaan en er vervolgens betekening van het arrest heeft plaatsgevonden. Het bedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;