In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [verzoeker] tot overdracht van de helft van een bedrijfspand aan hem, dat deel uitmaakt van de nalatenschap van zijn overleden ouders. [verzoeker] is de zoon van de erflaters, terwijl [verweerder] zijn kleinzoon is. De kantonrechter had eerder het verzoek van [verzoeker] afgewezen, waarbij hij zich beriep op artikel 4:38 BW, dat de bescherming van de voortzetting van een onderneming door een kind van de erflater beoogt. Het hof oordeelde dat [verzoeker] geen recht heeft op de overdracht van het bedrijfspand, omdat hij geen onderneming voortzet die door de erflater werd uitgeoefend. Het hof concludeerde dat de erflater al bijna 27 jaar voor zijn overlijden niet meer betrokken was bij de onderneming en dat het bedrijfspand nooit onderdeel uitmaakte van het bedrijfsvermogen van de erflater. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en veroordeelde [verzoeker] in de kosten van het hoger beroep.