ECLI:NL:GHARL:2023:5047

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
200.322.030
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek in hoger beroep wegens onvoldoende duidelijke omschrijving van verzoek en gronden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft een beroepschrift ingediend tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kinderen was vastgesteld. De man heeft echter nagelaten zijn verzoek voldoende duidelijk te omschrijven, zoals vereist door artikel 359 in verbinding met artikel 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet heeft aangegeven welk bedrag aan kinderalimentatie hij zou moeten betalen en heeft geen duidelijke gronden voor zijn verzoek gepresenteerd. Hierdoor was het voor het hof niet mogelijk om te beoordelen op basis van welke bedragen de kinderalimentatie berekend zou moeten worden. De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Het hof heeft geoordeeld dat de man niet-ontvankelijk is in zijn verzoek in hoger beroep, omdat zijn beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.030
(zaaknummer rechtbank Overijssel 281681)
beschikking van 15 juni 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. H.G.J. Ligtenberg te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. D. Beuving te Hengelo.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 7 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 januari 2023;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van mr. Ligtenberg van 20 april 2023 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 mei 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2013 in [woonplaats1] en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2014 in [woonplaats1] .
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
3.2
De man heeft de Belgische nationaliteit. De vrouw en de kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.

4.Het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hiervan belang, de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (hierna ook: kinderalimentatie) met ingang van 30 mei 2022 voorlopig bepaald op € 103,- per kind per maand, voor de toekomst telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De man is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de behoefte van de kinderen en de toe te passen zorgkorting.
De man verzoekt het hof een bedrag aan kinderalimentatie voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vast te stellen naar wettelijke maatstaven.
4.3
De vrouw voert verweer en vraagt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in hoger beroep dan wel het hoger beroep van de man af te wijzen.

5.De overwegingen voor de beslissing

rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
De man heeft de Belgische nationaliteit en woont in België. Het hof zal daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht van toepassing is.
5.2
Ten aanzien van het verzoek van de man om de door hem te betalen kinderalimentatie vast te stellen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en onder b van de Verordening (EG) nr. 4/2009 (de Alimentatieverordening) bevoegd, omdat de kinderen, de onderhoudsgerechtigden, hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben.
Op grond van artikel 3 van het Haagse Protocol van 2007 is het recht toepasselijk van de gewone verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde. Omdat de kinderen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, is Nederlands recht van toepassing op het verzoek van de man.
(niet-)ontvankelijkheid
5.3.
De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de man onvoldoende duidelijk is omschreven in zijn beroepschrift omdat hij heeft nagelaten zijn standpunt dat de berekening van de rechtbank niet klopt, te onderbouwen.
5.4
Op grond van artikel 359 in verbinding met artikel 278 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat dat het verzoekschrift in hoger beroep (verder ook: het beroepschrift) een duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust, moet inhouden. Met andere woorden: uit het beroepschrift moet duidelijk blijken wát de verzoeker aan de rechters verzoekt en waarop hij dat verzoek baseert. Achtergrond van deze eis is dat een verweerder moet kunnen weten waartegen hij of zij zich heeft te verdedigen en de rechters in hoger beroep moet weten waarover hun beslissing wordt gevraagd.
De omschrijving van het verzoek dient daaruit te bestaan dat vernietiging van de bestreden beschikking wordt verzocht en voorts wordt uiteengezet welke andere beslissing van de rechter in hoger beroep wordt verwacht. Dit laatste komt hierop neer dat het verzoekschrift met redenen moet zijn omkleed.
De inhoud van een beroepschrift wordt daarnaast bepaald door vereisten die, afhankelijk van de aard van de procedure, zijn neergelegd in het toepasselijke procesreglement. In artikel 2.1.2 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven (verder ook: het procesreglement) wordt een opsomming gegeven van de te verschaffen financiële informatie als de behoefte of de draagkracht wordt betwist, zoals in deze zaak het geval is. Dit betreft onder andere een draagkrachtberekening met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, een berekening van het (gezins-)inkomen en het kindgebonden budget waarvan moet worden uitgegaan ten behoeve van de berekening van de behoefte, met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, en bij kinderalimentatie daarnaast een berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder en de eventuele onderhoudsplichtige stiefouder, met bewijsstukken, waaronder de relevante financiële gegevens van de eventuele stiefouder.
5.5
Het hof is van oordeel dat de man zijn verzoek in hoger beroep onvoldoende duidelijk in zijn beroepschrift heeft omschreven. Immers, de man heeft nagelaten op te nemen welk bedrag aan kinderalimentatie hij naar zijn mening zou moeten (of maximaal kunnen) betalen. Daarnaast heeft de man nagelaten de gronden waarop zijn verzoek berust duidelijk te omschrijven. Zoals de vrouw in haar verweerschrift opmerkt stelt de man ten aanzien van zijn netto besteedbaar inkomen en de behoefte van de kinderen zich enkel op het standpunt dat het oordeel van de rechtbank niet juist is, maar stelt hij niet hoe deze bedragen wel berekend hadden moeten worden en welke bedragen volgens hem wel juist zijn. Als gevolg hiervan is het voor het hof niet duidelijk van welke bedragen het hof volgens de man bij het berekenen van de kinderalimentatie dient uit te gaan. Het enkel verwijzen naar in eerste aanleg overgelegde salarisstroken is in dat kader onvoldoende, vooral omdat de man ook daaraan geen duidelijke bedragen heeft gekoppeld. De man heeft ten aanzien van zijn standpunten in hoger beroep geen berekening in het geding gebracht, terwijl dit gelet op het bepaalde in het procesreglement wel van de man verwacht kon worden.
5.6
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het beroepschrift van de vader niet voldoet aan de door de artikel 359 in verbinding met artikel 278 Rv voorgeschreven duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden waarop het berust, zodat het hof de man niet-ontvankelijk zal verklaring in zijn verzoek in hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, H. Phaff en E. de Boer, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 15 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.