ECLI:NL:GHARL:2023:557

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
200.313.555
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de stopzetting van de omgangsregeling tussen ouders en kinderen na beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de stopzetting van de omgangsregeling tussen ouders en hun drie minderjarige kinderen. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.W. de Gruijl, hebben in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland aangevochten, waarin de omgangsregeling voor een periode van zes maanden was stopgezet op verzoek van de Stichting Jeugdbescherming Gelderland (GI). De ouders betwisten de rechtmatigheid van deze stopzetting, vooral naar aanleiding van beschuldigingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag door de vader.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders een rechtens relevant belang hebben om de stopzetting van de omgangsregeling te laten toetsen, ondanks het feit dat de termijn van zes maanden inmiddels was verstreken. De deskundigen, waaronder een orthopedagoog en een kinder- en jeugdpsychiater, hebben aangegeven dat de kinderen tijd en ruimte nodig hebben om emotioneel in balans te komen, en dat contact met de ouders op dat moment schadelijk zou zijn. Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat.

De ouders hebben verzocht om de omgang met de moeder in stand te houden, maar het hof heeft onvoldoende bewijs gezien dat dit in het belang van de kinderen zou zijn. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen in zaken van omgangsregelingen, vooral in situaties waarin de emotionele en psychologische gezondheid van minderjarigen in het geding is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.555
(zaaknummer rechtbank Gelderland 403014)
beschikking van 12 januari 2023
inzake
[verzoeker],
en
[verzoekster],
beiden wonende te [woonplaats1] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de ouders,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
als overige belanghebbenden zijn aangemerkt
[de gezinshuisouders],
de gezinshuisouders van de hierna te noemen kinderen [verzoekers] ,
verder te noemen: de gezinshuisouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem (verder: de kinderrechter) van 8 juni 2022, zoals hersteld bij beschikking van 15 juni 2022 en uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt hierna de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 juli 2022;
- het verweerschrift in hoger beroep van de GI met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 november 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
De gezinshuisouders zijn niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2011 te [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] , en
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2013 te [plaats2] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] , tezamen ook te noemen: de kinderen. De moeder heeft nog drie kinderen.
3.2
Bij beschikking van 13 november 2017 heeft de kinderrechter de kinderen onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd, voor het laatst bij beschikking van 11 november 2022 tot 14 november 2023.
3.3
De kinderen wonen vanaf februari 2019 niet meer bij de ouders. Na een kort verblijf in een crisispleeggezin (op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing) wonen zij vanaf 2019 in het gezinshuis van de pleegouders. De machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen is telkens verlengd. [de minderjarige3] verblijft op dit moment bij een behandelgroep van [naam1] in [plaats3]
3.4
De ouders hadden tot aan de bestreden beschikking eenmaal per twee maanden begeleide omgang met de kinderen voor de duur van twee uur per keer.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van de GI de omgangsregeling stopgezet voor de duur van zes maanden.
4.2
De ouders zijn met een grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De ouders verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en primair het verzoek van de GI om de omgang voor de duur van zes maanden stop te zetten af te wijzen, subsidiair, alleen de omgang met vader stop te zetten, niet die met de moeder.
4.3
De GI voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzochte af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat voor de duur van de ondertoezichtstelling de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang kan vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2
De ouders betwisten dat de uitlatingen van de kinderen over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader op waarheid berusten en zij zijn - kort gezegd - van mening dat het stopzetten van de omgangsregeling schadelijk is voor de kinderen. Als er al sprake moet zijn van het stoppen van de omgangsregeling, dient de termijn daarvan korter te zijn dan zes maanden.
5.3
De periode waarvoor de omgangsregeling is stop gezet is inmiddels verstreken. Gelet op het recht op omgang van de ouders, hebben zij een rechtens relevant belang om de rechtmatigheid van de stopzetting van de omgangsregeling voor een periode van zes maanden te laten toetsen en behoort aan hen niet hun procesbelang te worden ontzegd op de enkele grond dat de periode waarvoor de stopzetting gold, inmiddels is verstreken.
5.4
Het hof onderschrijft - na eigen onderzoek - het oordeel van de rechtbank dat de omgangsregeling van de kinderen met de ouders diende te worden stopgezet voor de termijn van zes maanden. Het hof legt hierna uit waarom.
In de brief van [naam2] van 14 april 2022 (productie 2 bij verweerschrift in hoger beroep) wordt onderbouwd dat de bezoekregeling van alle drie de kinderen met beide ouders tijdelijk, voor een periode van ten minste zes maanden, diende te worden stopgezet. Deze brief is opgesteld door drie deskundigen, een orthopedagoog, een kinder- en jeugdpsychiater en een klinisch psycholoog-psychotherapeut, psychotraumatoloog, EMDR-practitioner en zij geven duidelijk aan dat contact met de ouders op dat moment nadelig is voor de kinderen.
[de minderjarige3] en [de minderjarige2] hebben aangegeven dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader naar hen toe. Hierop is het gedrag van alle drie de kinderen ernstig ontregeld. Door deze ontregeling is er met spoed opnieuw intensieve traumabehandeling ingezet bij alle drie de kinderen. Alle drie de kinderen zijn nog boos over wat hen in het verleden is overkomen. Ze hebben tijd nodig om te mogen rouwen maar ook om emotioneel in te halen wat zij gemist hebben. Het is noodzakelijk hier tijd en ruimte voor te maken. Ook door uitlatingen van de ouders tijdens de bezoekregeling ontstaat ontregeling bij de kinderen, aldus de brief van [naam2] .
5.5
Het hof is van oordeel dat uit hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.4 is vermeld voldoende blijkt dat de omgangsregeling tussen de ouders en de kinderen door de rechtbank terecht is stopgezet. Volgens de deskundigen was er een termijn van ten minste zes maanden nodig om de kinderen de rust en de ruimte te geven om emotioneel weer in balans te komen.
Dat omgang van alleen de moeder met de kinderen wel mogelijk zou zijn (geweest), zoals de ouders stellen, is het hof onvoldoende gebleken. De GI heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat voor het tijdelijk stoppen van de omgang met de beide ouders is gekozen omdat er veel onrust en onduidelijkheid was over de rol van de moeder en de kinderen in eerste instantie ook aangaven de omgang met de beide ouders te willen stoppen. [naam2] adviseerde de GI om de kinderen de ruimte te geven voor traumabehandeling en het was onduidelijk welke gevolgen contact met de moeder zou hebben voor de traumabehandeling. In de voormelde brief van [naam2] staat dat [naam2] van mening is dat de omgang met beide ouders tijdelijk dient te worden stopgezet.
5.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.7
Het hof overweegt ten overvloede dat het zorgen baart dat er in verband met personele problematiek bij de GI ter zitting geen jeugdzorgwerker beschikbaar is die het hof inhoudelijk kon informeren over de laatste stand van zaken van de behandeling van de kinderen. Dit geldt in het bijzonder omdat de GI in het verweerschrift heeft aangegeven van plan te zijn het contact door een opbouwregeling weer te herstellen en de omgang weer te hervatten omdat de kinderen meer tot rust zijn gekomen. Hoe en met welke frequentie was toen echter nog in onderzoek.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 8 juni 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, H. Phaff en S. Kuijpers, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 12 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.