Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[verzoeker],
de Stichting,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift van 10 oktober 2022 van [verzoeker] ,
- het verweerschrift,
- het V6-formulier van [verzoeker] met enkele producties,
- het proces-verbaal van de op 21 april 2023 gehouden mondelinge behandeling.
3.De kern van de zaak
4.De vaststaande feiten
In dat testament heeft zij de Stichting tot haar enig erfgenaam benoemd, onder de last van diverse legaten. Eén van die legaten is voor [verzoeker] en luidt als volgt:
“(…)- een bedrag in contanten, groot vijftigduizend euro (€ 50,000,00),
Ook heeft erflaatster een legaat gemaakt voor haar enig, onterfde, kind.
5.De procedure bij de rechtbank
6.Het oordeel in hoger beroep
a) bestaat er grond voor wijziging van het legaat?
b) zo ja, op welk bedrag dienen de kosten te worden begroot die [verzoeker] wel voor de honden heeft gemaakt?
c) wie is eigenaar van de honden geworden, de Stichting of [verzoeker] ?
Het hof zal deze thema’s, voor zover dat van belang is voor de te nemen beslissing, hieronder achtereenvolgens bespreken.
"1. De rechter kan op verzoek van de legataris of van hem die met het legaat belast
In de toetsingsmaatstaf ligt besloten dat van de mogelijkheid tot aanpassing van een legaat met terughoudendheid gebruik gemaakt dient te worden en dat aan de stelplicht van de degene die de wijziging verlangt de nodige eisen mogen worden gesteld.
In die situatie kan niet worden gezegd dat [verzoeker] ongewijzigde instandhouding van het legaat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mocht verwachten. De hoge drempel voor toepassing van artikel 4:123 BW is naar het oordeel van het hof dus niet gehaald.
6.8 Het voorgaande wordt niet anders vanwege het feit dat de kosten die [verzoeker] heeft gemaakt voor de verzorging van de honden beperkt zullen zijn gebleven doordat hij al na relatief korte tijde de persoonlijke verzorging van de honden heeft overgedragen en dat hij heeft erkend dat hij aan degenen aan wie hij de verzorging van de honden heeft overgedragen ook niet een (maandelijkse) bijdrage in de kosten van hun verzorging heeft gegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat € 50.000,- als vergoeding voor de kosten van verzorging voor twee honden een nogal fors bedrag lijkt, in aanmerking nemend dat algemeen bekend is dat de gemiddelde leeftijd van Rottweilers zo’n 8 tot 10 jaar bedraagt en [naam1] en [naam2] al in 2013 respectievelijk 2016 zijn geboren. De Stichting heeft weliswaar aangevoerd dat erflaatster verwachtte dat [verzoeker] een hekwerk voor de honden zou laten plaatsen voor ongeveer € 25.000,-, maar heeft daarvan geen onderbouwing verschaft. Kortom, ook in dit “verzorgingslegaat” lijkt een behoorlijke “gunfactor” ten gunste van [verzoeker] verdisconteerd te zijn. Verder wordt opgemerkt dat de kosten van de verzorging van de honden ook niet op enig moment ten laste zijn gekomen van de Stichting. In zoverre zijn haar belangen niet rechtstreeks getroffen door de relatief korte periode van persoonlijke verzorging van de honden door [verzoeker] zelf.