In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn kinderen vast te stellen. De vader had eerder bij de rechtbank Midden-Nederland een verzoek ingediend, dat was afgewezen. De vader verzocht het hof om de behandeling van zijn verzoek aan te houden, omdat de kinderen nog in behandeling zijn bij een hulpverlener en hij vreesde dat hij niet op de hoogte zou worden gehouden van de voortgang. Het hof heeft dit aanhoudingsverzoek afgewezen, omdat het in het belang van de kinderen is om rust te creëren en de behandeling niet te verstoren. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het vooralsnog niet in het belang van de kinderen is om contact of omgang met de vader op te starten. De moeder heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat de kinderen nog niet klaar zijn voor omgang. De vader heeft een verzoek gedaan om een omgangsregeling, maar het hof heeft besloten de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, omdat de belangen van de kinderen voorop staan. De beslissing is genomen met inachtneming van de bezwaren van de kinderen tegen contact met de vader, die in het verleden een onveilige situatie heeft gecreëerd. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 14 juni 2022 bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.