ECLI:NL:GHARL:2023:5692

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
200.322.193
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van een minderjarige. De ouders, de vader en de moeder, zijn in geschil over de zorgregeling voor hun kind, geboren in 2017. De vader heeft in hoger beroep verzocht om een co-ouderschapsregeling, terwijl de moeder verweer voert en incidenteel hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking van de rechtbank Overijssel van 1 november 2022. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de eerdere beschikkingen van de rechtbank Overijssel in acht genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2023 waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun kind en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie. De moeder heeft zorgen geuit over de uitbreiding van de zorgregeling, terwijl de vader aangeeft dat het goed gaat met het kind. Het hof heeft geconcludeerd dat de zorgen van de moeder niet voldoende zijn onderbouwd en dat er geen bewijs is dat de opvoedsituatie bij de vader onveilig is. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en een nieuwe zorgregeling vastgesteld, waarbij de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders zijn verdeeld. De regeling houdt in dat het kind in de even weken bij de vader verblijft van woensdag uit school tot zondag 18:30 uur, en in de oneven weken van woensdag uit school tot 18:30 uur. Daarnaast is er een vakantieregeling vastgesteld voor de zomervakanties en kerstvakanties. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide ouders hun eigen kosten betalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.193
(zaaknummer rechtbank Overijssel 225869)
beschikking van 6 juli 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T. Esen te Zaandam,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.G. ten Brummelhuis te Oldenzaal.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 3 september 2019, 3 maart 2020 en 1 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 1 november 2022 wordt hierna ook genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 januari 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 mei 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Esen spreekaantekeningen overgelegd. Mr. Ten Brummelhuis heeft, met instemming van de vader, een verklaring van de therapeut van de moeder in het geding gebracht.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] . [de minderjarige] is [in] 2017 in [woonplaats1] geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige] .
3.2
In de hierboven onder 1. genoemde beschikking van 3 september 2019 heeft de rechtbank, voor zover relevant, de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en een voorlopige ‘zorg- en contactregeling’ (hierna: zorgregeling) bepaald waarbij het contact tussen de vader en [de minderjarige] wordt begeleid door de heer en/of mevrouw [naam1] , vrienden van de vader.
3.3
In de hierboven genoemde beschikking van 3 maart 2020 heeft de rechtbank de op 3 september 2019 vastgestelde zorgregeling in stand gelaten totdat [naam2] die regeling gaat ondersteunen, en bepaald dat de oudste broer van de moeder de regeling tot dat moment begeleidt, waarbij de moeder zorgdraagt voor het vervoer van [de minderjarige] . De definitieve beslissing over de regeling heeft de rechtbank aangehouden.
3.4
Bij beschikking van 18 november 2021 heeft de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel de voorlopige zorgregeling zoals die bij beschikking van 3 maart 2020 was bepaald, gewijzigd en bepaald dat [de minderjarige] bij de vader is:
- in de even weken: woensdag uit school tot 18.30 uur en vrijdag uit school tot zaterdag 18.30 uur;
- in de oneven weken: woensdag uit school tot 18.30 uur;
- als [de minderjarige] ziek is of een vrije dag heeft wordt hij op woensdag om 9:00 bij de vader gebracht.

4.De omvang van het geschil

4.1
De ouders zijn het oneens over de (omvang van de) zorgregeling.
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 18 november 2021, bepaald dat [de minderjarige] bij de vader is:
- in de even weken: woensdag uit school tot 18.30 uur en vrijdag uit school tot zondag 18.30 uur;
- in de oneven weken: woensdag uit school tot 18.30 uur;
- als [de minderjarige] ziek is of een vrije dag heeft wordt [de minderjarige] op woensdag om 9.00 uur bij de vader gebracht.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De vader is in hoger beroep gekomen. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en een zogenoemde co-ouderschapsregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] op maandag en dinsdag bij de moeder verblijft, op woensdag en donderdag bij de vader, in de even weken op vrijdag, zaterdag en zondag bij de vader en in de oneven weken bij de moeder, met inachtneming van een door de vader voorgestelde opbouwregeling.
Daarnaast verzoekt de vader het hof een vakantieregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige] in de zomervakanties drie aaneengesloten weken bij de vader en drie aaneengesloten weken bij de moeder verblijft en in de kerstvakantie één aaneengesloten week bij de moeder en één aaneengesloten week bij de vader. Ook hier stelt de vader een opbouwregeling voor. De vader verzoekt het hof ten slotte de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De moeder voert verweer en vraagt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken in hoger beroep, althans zijn verzoeken af te wijzen.
De moeder is op haar beurt in incidenteel hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de wijziging van de zorgregeling te vernietigen en te bepalen dat [de minderjarige] bij de vader is:
- in de even weken: woensdag uit school tot 18.30 uur en vrijdag uit school tot zaterdag 18.30 uur;
- in de oneven weken: woensdag uit school tot 18.30 uur;
- als [de minderjarige] ziek is of een vrije dag heeft wordt [de minderjarige] op woensdag om 9.00 uur bij de vader gebracht;
dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht, kosten rechtens.
4.4
De vader voert verweer in incidenteel hoger beroep en vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel haar verzoek af te wijzen.
4.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

Overleggen van stukken
5.1
Mr. Esen heeft aan het begin van de mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen overlegging van een journaalbericht door mr. Ten Brummelhuis van 25 mei 2023, met bijlagen. Het hof heeft beslist dat op dat journaalbericht met bijlagen geen acht zal worden geslagen, omdat de bijlagen vrij omvangrijk en niet eenvoudig te doorgronden zijn en de vader en zijn advocaat zich onvoldoende hebben kunnen voorbereiden op een verweer daartegen (artikel 1.4.5 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures Familiezaken Gerechtshoven).
Inhoudelijke beoordeling
5.2
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen die gaat over de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders omvatten. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De reguliere zorgregeling
5.3
De moeder heeft laten weten dat zij zorgen heeft over de uitbreiding van de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] . [de minderjarige] laat volgens de moeder sinds de uitbreiding van de zorgregeling veel weerstand zien. [de minderjarige] zegt tegen de moeder dat hij niet meer naar zijn vader wil gaan. Hiernaast is het volgens de moeder herhaaldelijk voorgekomen dat [de minderjarige] met honger of (vanwege zijn astma) buiten adem terugkomt van de vader. De vader heeft op zijn beurt laten weten dat [de minderjarige] zich juist fijn bij hem voelt en dat hij de door moeder gestelde zorgen niet herkent.
5.4
Het hof onderkent dat er zorgen over [de minderjarige] zijn. Het hof is het echter met de raad eens dat die niet direct verband lijken te houden met de – vermeend onveilige of verwaarlozende – opvoedsituatie bij de vader. Hoewel de moeder een aantal zorgen heeft benoemd, heeft zij nagelaten die verder te concretiseren en te onderbouwen, bijvoorbeeld met stukken van (deskundige) derden die zicht hebben op de opvoedsituatie bij de vader, of op de verhouding tussen de vader en [de minderjarige] . De vader maakt zich zorgen over het eetgedrag van [de minderjarige] , maar er kan niet worden vastgesteld dat die eetproblemen zich alleen bij de vader voordoen. Evenmin heeft de moeder het hof er van kunnen overtuigen dat [de minderjarige] onveilig is bij de vader.
Het hof is, net als de raad, van oordeel dat [de minderjarige] eerder klem lijkt te zitten tussen zijn ouders. De kans is groot dat [de minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en dat hij de ouders zoveel mogelijk naar de mond praat, om wrijvingen en conflicten te vermijden. Dit is zorgwekkend en de ouders moeten er in het belang van [de minderjarige] voor gaan zorgen dat er verbetering komt in deze situatie.
Deze situatie staat, hoe zorgelijk ook, een uitbreiding van de zorgregeling naar het oordeel van het hof niet in de weg.
5.5
Volgens de moeder kan de zorgregeling ook niet worden uitgebreid omdat de ouders niet goed met elkaar kunnen overleggen. Het hof ziet de moeizame communicatie echter niet als een belemmering voor de uitbreiding die de vader voorstelt. Ook bij de door de moeder verzochte zorgregeling geldt dat een minimale, constructieve communicatie tussen de ouders nodig is.
Een voordeel van de door de vader voorgestelde ‘co-ouderschapsregeling’ is dat de overdrachtsmomenten voornamelijk via school verlopen, met als gevolg dat het contact tussen de ouders tot een minimum wordt beperkt.
5.6
Het hof ziet, met alles wat de ouders naar voren hebben gebracht, geen doorslaggevende reden om het verzoek van de vader tot vastlegging van een regeling waarbij [de minderjarige] met zijn beide ouders ongeveer evenveel tijd doorbrengt, af te wijzen.
Aangezien de huidige zorgregeling daarmee maar in beperkte mate wordt uitgebreid, zal het hof geen opbouwregeling vastleggen.
De vakantieregeling
5.7
Het hof is van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat hij samen met zijn vader met vakantie kan gaan, en is met de raad van oordeel dat er geen contra-indicaties zijn tegen het vaststellen van een vakantieregeling. In wat de moeder heeft aangevoerd, namelijk dat er meer respect tussen de ouders als opvoeders moet zijn en meer afstemming tussen de ouders noodzakelijk is, ziet het hof geen aanleiding om het verzoek van de vader tot het vaststellen van een vakantieregeling af te wijzen. Ook de door de moeder gesignaleerde weerstand van [de minderjarige] tegen de uitbreiding van de zorgregeling staat naar het oordeel van het hof niet aan het vaststellen van een vakantieregeling in de weg. Zoals hiervoor al is opgemerkt is de kans groot dat [de minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en dat hij de ouders vertelt wat hij denkt dat ze willen horen.
Omdat [de minderjarige] er nog niet aan is gewend een langere aaneengesloten periode bij zijn vader te zijn, zal het hof voor de vakantieregeling echter wel een opbouwregeling bepalen.
5.8
Nu [de minderjarige] meer tijd bij en met zijn vader zal gaan doorbrengen is het van belang dat de vader zich verdiept in het eetgedrag en de astma van [de minderjarige] . Hier heeft de vader de moeder niet voor nodig. De vader kan zelf contact opnemen met hulpverlening en deskundigen, bijvoorbeeld de huisarts en/of de astma-polikliniek, om meer informatie te krijgen.
5.9
In aanvulling op het bovenstaande merkt het hof het volgende op. Gelet op de door het hof vast te stellen zorgregeling zal [de minderjarige] zijn ouders op momenten afgewisseld vijf dagen lang niet zien. Het hof is zich ervan bewust dat dit een lange tijd is en benadrukt daarom dat het de taak is van de ouder waar [de minderjarige] op dat moment verblijft, om [de minderjarige] op momenten dat hij daar behoefte aan heeft te faciliteren in het opnemen van contact – (beeld)bellen of appen – met de ouder waar [de minderjarige] op dat moment niet verblijft.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren. Dat betekent dat beide ouders hun eigen proceskosten betalen. De reden daarvoor is dat het een familierechtelijk geschil is; de ouders zijn getrouwd geweest en het geschil gaat over hun kind.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 1 november 2022 en, opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en de vader zo, dat [de minderjarige] :
reguliere zorgregeling
- zondag vanaf 18:30 tot dinsdag naar school bij de moeder verblijft,
- dinsdag uit school tot donderdag naar school bij de vader verblijft,
- in de even weken: op donderdag uit school, vrijdag, zaterdag en zondag tot 18:30 bij de vader verblijft,
- in de oneven weken: op donderdag uit school, vrijdag, zaterdag en zondag bij de moeder verblijft.

vakantieregeling

- in de zomervakantie 2023: de laatste week bij de vader verblijft, de andere weken bij de moeder,
- in de zomervakantie 2024: de eerste twee en de laatste week bij de vader verblijft, de andere weken bij de moeder,
- in de zomervakanties vanaf 2025:
- in de even jaren: de eerste drie weken bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader verblijft,
- in de oneven jaren: de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder verblijft,
- in de kerstvakantie:
- in de even jaren: de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader verblijft,
- in de oneven jaren: de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader verblijft.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, H. Phaff en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 6 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.