ECLI:NL:GHARL:2023:5757

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
200.327.338/01 en 200.327.341/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van machtiging gesloten jeugdhulp en uithuisplaatsing voor een jeugdige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing en gesloten jeugdhulp voor een jeugdige. De bijzondere curator, die optreedt namens de jeugdige, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikkingen van de kinderrechter van 2 maart 2023 en 4 mei 2023. De kinderrechter had de gecertificeerde instelling (GI) gemachtigd om de jeugdige uit huis te plaatsen en om gesloten jeugdhulp te verlenen. De jeugdige heeft een geschiedenis van ernstige gedragsproblemen en staat onder toezicht van de GI. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2023 heeft de jeugdige, via een telefonische verbinding, deelgenomen aan de zitting.

Het hof heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet ten uitvoer is gelegd en daardoor is vervallen. De bijzondere curator heeft aangegeven dat het hoger beroep inzake de uithuisplaatsing kan worden ingetrokken. Het hof heeft de bijzondere curator niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek. Wat betreft de gesloten jeugdhulp heeft het hof geoordeeld dat, hoewel aan de wettelijke vereisten is voldaan, de machtiging niet meer passend en doelmatig is. De jeugdige heeft zich onttrokken aan de hulpverlening en verblijft op een onbekende plek. Het hof heeft de GI de kans gegeven om met de jeugdige in gesprek te gaan over zijn situatie en heeft besloten de machtiging gesloten jeugdhulp te beëindigen, met de opmerking dat terugkeer naar de moeder geen optie is. De beslissing van de kinderrechter is gedeeltelijk vernietigd en het verzoek van de GI tot gesloten jeugdzorg is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof
  • 200.327.338/01 (machtiging tot uithuisplaatsing)
  • 200.327.341/01 (gesloten plaatsing)
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland:
552211 (machtiging tot uithuisplaatsing) en 555631 (gesloten plaatsing))
beschikking van 6 juli 2023
in de zaak met zaaknummer 200.327.338/01 (machtiging tot uithuisplaatsing)
[verzoeker] , in haar hoedanigheid van bijzondere curator over
[de jeugdige],
wonende op een geheim te houden adres,
verzoeker in hoger beroep,
en
de gecertificeerde instelling (de GI)
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
verweerster in hoger beroep.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder](de moeder),
wonende op een geheim te houden adres.
in de zaak met zaaknummer 200.327.341/01 (gesloten plaatsing)
[verzoeker] , in haar hoedanigheid van bijzondere curator over
[de jeugdige],
wonende op een geheim te houden adres,
verzoeker in hoger beroep,
en
de gecertificeerde instelling (de GI)
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Almere,
verweerster in hoger beroep.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder](de moeder),
wonende op een geheim te houden adres.

1.De procedure in eerste aanleg

in de zaak met zaaknummer 200.327.338/01 (machtiging tot uithuisplaatsing)
1.1.
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 2 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
in de zaak met zaaknummer 200.327.341/01 (gesloten plaatsing)
1.2.
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 4 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure van beide zaaknummers blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 22 mei 2023;
- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 6 juni 2023;
- een brief van de GI van 12 juni 2023 met bijlage(n);
- een brief namens [de jeugdige] van 12 juni 2023 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens [de jeugdige] van 13 juni 2023 met bijlage(n).
2.2.
De mondelinge behandeling heeft op 20 juni 2023 plaatsgevonden in aanwezigheid van [verzoeker] , de moeder en een vertegenwoordiger van de GI. In de loop van de zitting heeft [de jeugdige] middels een telefonische verbinding deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
2.3.
Met toestemming van het hof heeft het hof na de zitting ontvangen:
- een journaalbericht van [verzoeker] van 26 juni 2023 met bijlage(n);
- een e-mailbericht van de GI van 27 juni 2023.

3.De feiten

3.1.
Uit de relatie van de moeder en [de vader] is [in] 2006 [de jeugdige] geboren. De moeder oefent het ouderlijk gezag over [de jeugdige] uit.
3.2.
[de jeugdige] heeft vanaf 11 februari 2021 voor de duur van een jaar onder toezicht gestaan en staat opnieuw onder toezicht vanaf 5 oktober 2022. De ondertoezichtstelling geldt tot 29 december 2023.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 2 maart 2023 heeft de kinderrechter de GI gemachtigd [de jeugdige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 2 maart 2023 tot 29 december 2023.
3.4.
De GI heeft op 19 april 2023 bij de kinderrechter een verzoek ingediend om op grond van artikel 6.1.2 lid 1 van de Jeugdwet (Jw) een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden, ingaande 19 april 2023. Een gekwalificeerde gedragswetenschapper die [de jeugdige] met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, heeft ingestemd met het verzoek.
3.5.
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 2 mei 2023 is op verzoek van [de jeugdige] [verzoeker] benoemd als bijzondere curator over [de jeugdige] voor de duur van een jaar.
3.6.
Bij de bestreden beschikking van 4 mei 2023 heeft de kinderrechter de GI gemachtigd om [de jeugdige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven met ingang van 4 mei 2023 tot 4 augustus 2023.
3.7.
In de periode van 8 tot en met 13 mei 2023 is het onbekend waar [de jeugdige] verblijft. [de jeugdige] is op 13 mei 2023 door de politie aangehouden en vervolgens geplaatst bij een gesloten groep van [naam1] in [plaats1] . Hij is daar dezelfde dag weggelopen. Sindsdien verblijft hij op een onbekende plek.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De bijzondere curator namens [de jeugdige] is in hoger beroep gekomen van de beschikkingen van 2 maart 2023 en 4 mei 2023. Verzocht wordt beide beschikkingen te vernietigen en opnieuw beschikkende de verzoeken van de GI alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

in de zaak met zaaknummer 200.327.338/01 (machtiging tot uithuisplaatsing)
5.1.
De machtiging tot uithuisplaatsing die bij de bestreden beschikking van 2 maart 2023 is verleend, is gedurende drie maanden niet ten uitvoer gelegd. Dit heeft tot gevolg dat deze machtiging is komen te vervallen (artikel 265c lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). [verzoeker] heeft daarom ter zitting laten weten dat het hoger beroep, dat ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, als ingetrokken kan worden beschouwd. Het hof maakt hieruit op dat de bijzondere curator de gronden van dat hoger beroep niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof de bijzondere curator niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek in het hoger beroep dat ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing.
in de zaak met zaaknummer 200.327.341/01 (gesloten plaatsing)
5.2.
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3.
De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden, die het hof overneemt, geoordeeld dat aan de voorwaarden voor een machtiging gesloten jeugdhulp is voldaan. Ten tijde van de beslissing van de rechtbank, en ook nu nog, is er bij [de jeugdige] sprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien onttrok en onttrekt [de jeugdige] zich aan de hulp die nodig is in verband met deze problemen. Hij heeft al een lange geschiedenis van ernstige gedragsproblemen, waarbij sprake is van agressief gedrag, zowel thuis als op school. Dit heeft ertoe geleid dat de thuissituatie onhoudbaar is geworden. De ingezette hulpverlening heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd. Sterker nog, de situatie is verslechterd. Recentelijk is [de jeugdige] zelfs betrokken geraakt bij twee strafbare feiten, waarvan nog niet bekend is of deze strafrechtelijke consequenties voor [de jeugdige] zullen hebben. Door de gebeurtenissen in de thuissituatie is bij de moeder wonen geen optie meer. Om die reden is in maart 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, maar [de jeugdige] heeft geweigerd gebruik te maken van de aangeboden plek in een open groep. De daaropvolgende machtiging voor een gesloten plaatsing kon echter evenmin worden uitgevoerd, omdat [de jeugdige] op de dag van de plaatsing direct is weggelopen toen hij daar de gelegenheid voor kreeg. Hij verblijft sindsdien op een onbekende plek. Hoewel hij zijn moeder heeft laten weten dat hij op een voor hem veilige plek verblijft en dat er voor hem wordt gezorgd, zijn de zorgen over hem daarmee niet weggenomen. [de jeugdige] krijgt nog steeds niet de noodzakelijk geachte hulpverlening en hij woont als minderjarige op een onbekende verblijfplaats zonder zicht op hem of op de mensen om hem heen. Dit maakt dat ook nu nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp. Het hof ziet zich echter voor de vraag gesteld of de verleende machtiging nog steeds passend en doelmatig is. Het hof constateert dat het gewenste doel, kort gezegd dat [de jeugdige] in een veilige setting de hulp krijgt die hij nodig heeft, sinds de verleende machtiging op 4 mei 2023 nog niet is behaald, omdat [de jeugdige] uit het contact is en geen openheid van zaken over zijn huidige situatie geeft. Het hof heeft ter zitting [de jeugdige] nog een laatste kans geboden om het gesprek met de gezinsvoogd aan te gaan, zodat ze met elkaar kunnen bespreken wat [de jeugdige] nodig heeft om de hiervoor bedoelde opgroei- of opvoedingsproblemen weg te nemen of in ieder geval zodanig te verminderen dat deze zijn ontwikkeling naar volwassenheid niet meer ernstig belemmeren. Uit de door het hof ontvangen informatie blijkt dat er daadwerkelijk een gesprek heeft plaatsgevonden tussen [de jeugdige] en de gezinsvoogd, in aanwezigheid van de moeder. Tot een concreet plan heeft dit eerste gesprek niet geleid, omdat de geboden termijn daarvoor te kort was. Wel lijkt er een opening te zijn ontstaan om met elkaar in gesprek te gaan over de vraag hoe de situatie kan worden verbeterd zonder dat [de jeugdige] in een gesloten setting wordt geplaatst. In de omstandigheid dat de huidige gezinsvoogd zeer recent is gestart en er na de zitting in de onderhavige zaak pas een eerste (kennismakings)gesprek heeft plaatsgevonden, terwijl een gesloten plaatsing een ultimum remedium is, ziet het hof aanleiding om [de jeugdige] nog enige ruimte te bieden om verder met de gezinsvoogd in gesprek te gaan over de stappen die in de komende periode gezet moeten worden. Het doel van die stappen moet zijn dat [de jeugdige] inzicht geeft in zijn huidige situatie (waar verblijft hij en hoe voorziet hij in zijn levensonderhoud) en dat [de jeugdige] alsnog de noodzakelijk geachte hulpverlening wordt geboden op een wijze die bij hem past. Gelet op de sterke wens van [de jeugdige] om zich te richten op een vorm van zelfstandig wonen, daarin ondersteund door zijn moeder, is het nu aan [de jeugdige] om de samenwerking met de GI te zoeken en op constructieve wijze het gesprek met de GI aan te gaan. Onder deze omstandigheden acht het hof op dit moment een machtiging gesloten jeugdhulp, hoewel aan de wettelijke vereisten daarvoor is voldaan, niet passend en doelmatig. Daarbij merkt het hof wel op dat terug naar de woonsituatie bij de moeder geen optie is, zodat [de jeugdige] zal moeten meedenken over een andere woonplek.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat het hof de bestreden beschikking van 4 mei 2023 gedeeltelijk dient te vernietigen en (in zoverre) opnieuw dient te beschikken aldus dat het hof de machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van heden zal beëindigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
in de zaak met zaaknummer 200.327.338/01 (machtiging tot uithuisplaatsing)
verklaart de bijzondere curator namens [de jeugdige] niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep;
in de zaak met zaaknummer 200.327.341/01 (gesloten plaatsing)
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 4 mei 2023 voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot heden;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 4 mei 2023 met ingang van de datum van deze beschikking en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot het verlenen van een machtiging om [de jeugdige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg per heden af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, L. van Dijk en C. Coster, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier, en is op 6 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.