ECLI:NL:GHARL:2023:5866

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
21/01011
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunning en de vraag of sprake is van een aanvraag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de leges die zijn opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. De heffingsambtenaar had belanghebbende een aanslag leges van € 7.096,05 opgelegd, welke door belanghebbende werd betwist. Belanghebbende stelde dat er geen sprake was van een formele aanvraag, maar slechts van een verzoek om een quickscan. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.

Het Hof heeft vastgesteld dat de gemeente op basis van het ingediende formulier van 31 mei 2018 terecht heeft aangenomen dat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning was ingediend. Belanghebbende had de gelegenheid gekregen om ontbrekende gegevens aan te leveren en had zelf ook actief bijgedragen aan het proces door informatie te verstrekken. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht leges in rekening had gebracht, omdat belanghebbende de aanvrager was van de dienst. Het Hof verwierp ook het argument van belanghebbende dat de leges te hoog waren, aangezien deze waren vastgesteld volgens de geldende Legesverordening.

De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Belanghebbende heeft geen recht op schadevergoeding, omdat de aanslag leges niet onrechtmatig is gebleken. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01011
uitspraakdatum: 11 juli 2023
Uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 juli 2021, nummer AWB 20/6773, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
belastingcentrum Tribuut(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende met dagtekening 16 september 2018 een aanslag leges van € 7.096,05 opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het tegen die aanslag gerichte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Daaraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam1] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
In maart en april 2018 hebben belanghebbende en zijn architect gesproken met de welstandscommissie van de gemeente [de gemeente] over het plan van belanghebbende om een woning te bouwen op de locatie [adres] in [plaats1] .
2.2.
De gemeente [de gemeente] heeft op 31 mei 2018 een digitaal aanvraagformulier ontvangen voor het bouwen van een nieuwe woning. Daarin is belanghebbende als aanvrager vermeld, is als correspondentieadres opgenomen [adres] in [plaats1] en staan bij contactgegevens het telefoonnummer en het e-mailadres van belanghebbende. In het formulier is de heer [naam2] van [naam3] architecten (hierna: de architect) als gemachtigde vermeld.
2.3.
Op 12 juni 2018 heeft mevrouw [naam4] van de gemeente [de gemeente] een e-mail gestuurd aan belanghebbende met als onderwerp “Aanvraag omgevingsvergunning [adres] [plaats1] ” en met als bijlage “20180612 Brief verzoek aanvullende gegevens.pdf”. Een kopie van de e-mail is gestuurd aan de architect. De e-mail luidt als volgt:
“Hierbij ontvangt u een brief over de door u ingediende aanvraag.”
In deze brief staat onder meer:
“Geachte heer [belanghebbende] ,
Op 31 mei 2018 heeft u een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Deze aanvraag gaat over het bouwen van een woning op de locatie [adres] in [plaats1] en bestaat uit de volgende activiteiten:
1. Het bouwen van een bouwwerk.
2. Handelen in strijd met regels ro.
Aanvullende gegevens nodig
Uw aanvraag voldoet niet aan de indieningsvereisten die gelden voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. De verstrekte gegevens zijn onvoldoende voor de beoordeling van uw aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking.
(…)
Ik vraag u deze gegevens binnen acht weken, gerekend vanaf de dag na verzending van deze brief, in te dienen. Als u de aanvraag heeft ingediend via www.omgevingsloket.nl dan moet u de ontbrekende gegevens en bescheiden daar ook indienen. Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen wij uw aanvraag buiten behandeling laten als wij binnen deze termijn niet alle gevraagde gegevens hebben ontvangen.
(…)
Afwijken bestemmingsplan
Uw bouwplan voldoet niet aan de regels van het bestemmingsplan. Wel is het voor dit bouwplan mogelijk, met toepassing van artikel 2.1, lid 1, onder e juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht medewerking te verlenen aan een afwijking van het bestemmingsplan. Hiervoor zijn extra leges verschuldigd. Dit bedraagt € 122,45. Voor het betalen van deze extra leges ontvangt u later een factuur.”
2.4.
Op 11 juli 2018 heeft de heer [naam5] van de gemeente [de gemeente] een e-mail gestuurd aan de architect, met een kopie aan belanghebbende, met onderwerp “Aanvraag voor het bouwen van een woning aan de [adres] te [plaats1] ”. Daarin staat onder meer:
“Op 3 juli 2018 heb ik de aanvulling voor de aanvraag voor het bouwen van een woning aan de [adres] te [plaats1] ontvangen. (…)”
2.5.
Bij brief van 14 augustus 2018, gericht aan belanghebbende, is de omgevingsvergunning met datum 13 augustus 2018 verleend. In de brief staat onder meer:
“Op 31 mei 2018 heeft u een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Deze aanvraag gaat over het bouwen van een woning op de locatie (…)
Voor het in behandeling nemen van uw aanvraag bent u leges verschuldigd. Voor het betalen van deze leges ontvangt u binnenkort een aanslag van Tribuut belastingcentrum. Op dit aanslagbiljet is ook aangegeven hoe en bij wie u eventueel bezwaar kunt maken tegen de aanslag.
De bouwkosten zijn vastgesteld op € 234.000,00 exclusief BTW.
De hoogte van het totale legesbedrag is € 7.096,05. Hieronder kunt u zien hoe dit bedrag is opgebouwd.
Leges bouwactiviteit € 6.528,60
Leges welstandstoets € 445,00
Leges binnenplanse afwijking met bouwen geen publicatie € 122,45”
2.6.
In een e-mail van 18 november 2018 heeft belanghebbende aan de heer [naam5] van de gemeente [de gemeente] geschreven:
“Vriendelijk verzoek ik u de door [naam3] ingediende vergunning (zonder ons mandaat) ten behoeve van de bouw van een woning op de [adres] , [plaats1] in te trekken.
Wij verzoeken u vriendelijk ook de daarbij behorende leges te crediteren, dit omdat wij geen mandaat aan [naam3] architecten hebben gegeven om namens ons een vergunning in te dienen. Wij begrepen dat de ingediende stukken als toetsing zouden gelden.
Mede vanwege het feit dat de welstand ons eerste ontwerp, bouwmethode en materialisering in een zeer onprettige setting heeft afgewezen, en wij dit nog steeds volstrekt onbegrijpelijk vinden, heeft [naam3] architecten in het proces steeds meer concessies gedaan aan onze eisen met als resultaat een woning die niet binnen onze kaders past.
(…)
Indien u van mening bent dat leges van toepassing zouden zijn, anders dan de quick scan, verzoeken wij u deze bij de aanvrager ( [naam3] architecten )in rekening te brengen.”
2.7.
De omgevingsvergunning is op 19 november 2018 ingetrokken:

Intrekkingbesluit
Wij hebben op 19 november 2018 besloten de omgevingsvergunning in te trekken. Het rechtsgevolg hiervan is dat de bouwwerkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd.
Leges
Omdat de vergunning binnen 26 weken na verlening ingetrokken wordt heeft u recht op een teruggaaf van € 1.632,15. (…)”
2.8.
Op 4 februari 2019 heeft belanghebbende een e-mail gestuurd aan de heren [naam5] en [naam6] van de gemeente [de gemeente] . Daarin is, voor zover hier van belang, opgenomen:
“Graag bevestig ik nog even wat tijdens ons gesprek van 18-01-2019 aan bod is gekomen.
(…)
10. Ik verzoek u vriendelijk te bevestigen dat er op zijn minst sprake is van verwarring rondom de vermeende aanvraag voor de vergunning, nogmaals wij zijn van mening dat er alleen getoetst werd, te meer ook omdat onze originele ontwerp wat dus wel door [naam7] en een andere welstand is goedgekeurd, niet door uw welstand werd goedgekeurd, in onze optiek op on eigen gronden.
(…)
Ondanks dat ik het een prettig gesprek vond, verzoek ik u het geheel goed op te pakken, waarbij:
1. Bevestigd wordt dat er geen sprake is van een formele vergunningaanvraag, dat deze sowieso niet ondertekend door mijn vrouw [naam8] en mijzelf is binnengekomen, dat de vermeende vergunning sowieso niet sprak over mijn vrouw. Dat ons eerste ontwerp in een zeer vreemde setting en met mogelijk feitelijk onjuiste argumenten is afgekeurd. Dat daarom wij naar alternatieven zijn gaan zoeken, die wij besproken hebben maar nimmer definitief hebben gemaakt.
(…)
3. De leges volledig worden gecrediteerd en dit aan Tribuut wordt doorgegeven.
(…)
Ik verzoek dan ook vriendelijk te bevestigen dat er procedureel geen formele aanvraag is geweest, dat hierover toen dit duidelijk werd dat hierin fouten zijn gemaakt, contact over is gezocht, bezwaar tegen is ingediend en wij vervolgens een gesprek hierover hebben gehad, zie bovenstaand.”
2.9.
Op 14 februari 2019 heeft de heer [naam6] van de gemeente [de gemeente] een e-mail aan belanghebbende gestuurd:
“(…) Afgelopen tijd heeft u een aantal (telefoon)gesprekken gehad met [naam5] en met mij om uw bezwaar op een informele manier af te handelen. Ter afronding daarvan ontvangt u deze e-mail.
Proces rondom vergunning
Het proces rondom de omgevingsvergunning is niet optimaal verlopen. Vooral het eerste contact met welstand heeft hierbij een rol gespeeld. Wij kunnen ons daarom ook voorstellen dat er op z'n minst verwarring bij partijen is ontstaan over de aanvraag van de omgevingsvergunning. Daarnaast zijn er in vergelijking met andere vergunningtrajecten weinig contactmomenten geweest.
Afronding informele traject
Nu het informele traject over uw bezwaar met dit mailtje is afgerond, willen wij u vragen om uw bewaar binnen 1 week na verzending van dit mailtje in te trekken. Dat kan via de mail. Met de intrekking van uw bezwaar wordt ons intrekkingsbesluit van 19 november 2018 dan onherroepelijk.
Als u wil dat wij uw bezwaar (tegen de intrekking van de vergunning) toch formeel afhandelen, horen wij dat ook graag.
Ps: ik stuur dit mailtje niet in afschrift naar Tribuut. IJssellandschap of uw architect, maar het staat u natuurlijk vrij om de inhoud ervan met hen te delen.”
2.10.
De heffingsambtenaar heeft de leges niet verder verminderd of teruggegeven.

3.Geschil

In geschil is of de aanslag leges terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende is opgelegd.

4.Beoordeling van het geschil

Juridisch kader
4.1.
Gemeenten hebben de mogelijkheid om rechten te heffen voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. [1] De gemeente [de gemeente] heeft voor het jaar 2018 de Legesverordening [de gemeente] 2018 vastgesteld en gepubliceerd. [2] De gemeente [de gemeente] heft onder meer leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning. [3] Voor die leges is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht. [4]
Aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning?
4.2.
Belanghebbende stelt dat geen sprake is van een belastbaar feit, omdat hij geen aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend. Hij stelt dat met het formulier van 31 mei 2018 slechts is gevraagd om een quickscan. De gemeente zou bij een aanvraag ook anders hebben gehandeld, zoals het hanteren van veel meer contactmomenten dan bij belanghebbende het geval is geweest. Hij stelt onder verwijzing naar de e-mail van de heer [naam6] van 14 februari 2019 dat de gemeente het proces rondom de omgevingsvergunning zelf ook verwarrend vindt. Als wel sprake is van een aanvraag, stelt belanghebbende dat de architect geen toestemming had om die aanvraag namens hem in te dienen.
4.3.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend en dat voor het in behandeling nemen van die aanvraag terecht een aanslag leges aan belanghebbende is opgelegd.
4.4.
Het Hof overweegt als volgt. Niet aannemelijk is dat geen aanvraag is gedaan tot het verlenen van een omgevingsvergunning. Het formulier van 31 mei 2018 bevat geen indicatie dat daarmee geen aanvraag werd beoogd, maar slechts een quickscan. Belanghebbende heeft dit beeld nadien niet bijgesteld, niet vóór het in behandeling nemen van de aanvraag en ook niet vóór de verlening van de omgevingsvergunning.
4.5.
Uit de e-mail en brief van 12 juni 2018, die aan belanghebbende zijn gericht en verstuurd en door belanghebbende zijn ontvangen, volgt dat de gemeente uitgaat van een op 31 mei 2018 ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning. Daaruit volgt ook dat die aanvraag nog niet in behandeling kan worden genomen, omdat de aanvraag niet voldoet aan de indieningsvereisten. Belanghebbende krijgt in die brief de gelegenheid om binnen acht weken ontbrekende gegevens en bescheiden in te dienen. Daarnaast staat in de brief dat “extra leges” verschuldigd zijn, waarvoor later een factuur volgt. Uit de brief moet daarom voor belanghebbende duidelijk zijn geweest dat de gemeente het aanvraagformulier opvatte als een aanvraag. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij begin juli 2018 met een baksteen bij de gemeente langs is geweest om de juiste kleur te laten zien en dat hij toen hoorde dat de gemeente uitging van een aanvraag en niet van een quickscan. Dat betekent dat hem uiterlijk begin juli 2018 duidelijk was dat het aanvraagformulier werd aangemerkt als een aanvraag. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de gemeente destijds heeft aangegeven dat dit niet correct was, dat hij helemaal geen aanvraag voor een omgevingsvergunning deed, maar slechts een quickscan wilde laten uitvoeren. Het Hof acht het tegendeel aannemelijk, nu belanghebbende in reactie op de brief van 12 juni 2018 de door de gemeente gevraagde informatie, die nodig was om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen, heeft verstrekt en daarbij zelf een actieve rol heeft gespeeld door persoonlijk bij de gemeente langs te gaan.
4.6.
Ook indien het Hof uit zou gaan van de veronderstelling dat belanghebbende de architect geen geldige machtiging heeft verleend om op 31 mei 2018 namens hem een aanvraag te doen voor een omgevingsvergunning, geldt dat belanghebbende op de hoogte was dat een aanvraag ten behoeve van hem was ingediend voordat de aanvraag in behandeling werd genomen. De e-mail en de brief van 12 juni 2018 zijn immers aan belanghebbende gericht en verstuurd en door belanghebbende ontvangen. Gesteld nog gebleken is dat belanghebbende gedurende het behandelingstraject duidelijk heeft gemaakt dat de architect het aanvraagformulier niet had mogen inzenden. Belanghebbende heeft door persoonlijk langs te gaan bij de heffingsambtenaar juist actief bijgedragen aan het verstrekken van de gevraagde informatie teneinde de gemeente in staat te stellen de door de architect namens hem ingediende aanvraag in behandeling te nemen. De heffingsambtenaar mocht daarom aannemen dat de architect de aanvraag namens belanghebbende had ingediend.
4.7.
Het Hof oordeelt op grond van het bovenstaande dat sprake is van een aanvraag, dat daarvoor een dienst is verleend, dat belanghebbende de aanvrager van de dienst is dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend en dat de heffingsambtenaar daarom ter zake van de aanvraag terecht leges aan belanghebbende in rekening heeft gebracht.
4.8.
Al hetgeen belanghebbende verder heeft aangevoerd, zoals over het aantal contactmomenten met de gemeente tijdens de behandeling van de aanvraag en over de correspondentie na het verstrekken van de vergunning op 13 augustus 2018, waaronder de e-mail van 14 februari 2019 waarin de heer [naam6] schrijft dat het proces rondom de omgevingsvergunning niet optimaal is verlopen, maken dit niet anders. Deze aspecten maken het belastbare feit, het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning, immers niet ongedaan.
Leges te hoog?
4.9.
Belanghebbende stelt dat het bedrag van de in rekening gebrachte leges te hoog is, omdat het in geen verhouding staat tot de werkzaamheden die de gemeente heeft verricht.
4.10.
Het Hof stelt voorop dat geen rechtstreeks verband nodig is tussen de hoogte van de geheven leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning en de omvang van de door de gemeente verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten. [5] Niet in geschil is dat de aan belanghebbende in rekening gebrachte leges zijn berekend volgens de Legesverordening [de gemeente] 2018 en de bijbehorende tarieventabel. Gesteld nog gebleken is dat de daarin opgenomen tariefstelling leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid om leges te heffen niet voor ogen kan hebben gehad of die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel. Het Hof oordeelt daarom dat de in rekening gebrachte leges niet te hoog zijn.
Schadevergoeding
4.11.
Belanghebbende heeft het Hof verzocht om de heffingsambtenaar te veroordelen tot betaling van € 100.000 schadevergoeding.
4.12.
Het Hof ziet daartoe geen aanleiding, omdat uit het voorgaande blijkt dat de aanslag leges, anders dan belanghebbende heeft gesteld, niet onrechtmatig is. [6]
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Breij, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is op 11 juli 2023 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak De raadsheer,
te ondertekenen,
(J.W.J. de Kort) (M.M. Breij)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 juli 2023.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 229 van de Gemeentewet.
2.Gemeenteblad 2018, 2083.
3.Artikel 2 van de Legesverordening [de gemeente] 2018 en Titel II, Hoofdstuk III van de bijbehorende Tarieventabel 2018.
4.Artikel 3 van de Legesverordening [de gemeente] 2018.
5.Zie HR 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943, r.o. 3.5.1.
6.Artikel 8:88 Algemene wet bestuursrecht.