Parketnummer: 21-005901-19
Uitspraak d.d.: 26 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle , van 29 oktober 2019 met parketnummer 08-910004-18 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
thans verblijvende in PI Almelo te Almelo .
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 september 2020, 19 februari 2021, 29 oktober 2021, 3 november 2021,
28 november 2022 en 26 januari 2023 (op welke dag het onderzoek is gesloten) en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.C. Huisman, naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de inhoud van de akte aanwenden hoger beroep en de akte rechtsmiddel partiële intrekking is namens verdachte op 12 november 2019 hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis en op diezelfde datum het ingestelde hoger beroep partieel, te weten uitsluitend met betrekking tot feit 2, ingetrokken. Het hoger beroep beperkt zich dus tot hetgeen onder 1, 3, 4 en 5 is ten laste gelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het hof tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is, na een in eerste aanleg toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 7 op 8 februari 2018, althans in of omstreeks de periode van 7 februari 2018 tot en met 17 februari 2018, te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door met een vuurwapen (pistool) een of meer kogels door/in het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] te schieten;
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2018 tot en met 17 februari 2018 te [pleegplaats] , althans in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (type [type wapen 1] ), en/of munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen ( [type munitie 1] ), voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 9 mei 2018 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een revolver (type [type wapen 2] ), en/of munitie van categorie III, te weten een aantal scherpe patronen ( [type munitie 2] ), voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2018 tot en met 17 februari 2018 te [pleegplaats] , althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 1500 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of zijn erfgenamen, in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
Verdachte heeft het onder 1 tenlastegelegde ontkend en als verklaring voor de dood van [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) een alternatief scenario geschetst, in de kern erop neerkomend dat [slachtoffer] het vuurwapen op zijn eigen hoofd heeft gericht. Toen verdachte probeerde het wapen weg te trekken, is het wapen afgegaan.
Verdachte heeft het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals het door de rechtbank is bewezen verklaard, bekend.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte geloofwaardig is en wordt gesteund, althans niet wordt weersproken, door getuigenverklaringen en resultaten van forensisch onderzoek. Ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
FEIT 1
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze hieronder zijn uitgewerkt. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Voor zover niet anders vermeld, wordt hierna telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland (onderzoek [naam onderzoek] ; dossiernummer [dossierkenmerk] en BHV-nummer [kenmerk 1] ) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processenverbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen.
1. Een schriftelijk stuk, zijnde het (ongetekende) relaas proces-verbaal zaaksdossier 1 van 13 februari 2019 (pagina’s ZD01 004-152, p. 5 en 6 ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van de verbalisant:
Melding vermissing [slachtoffer]
Op 14 februari 2018 kwam [benadeelde partij 1] (nader te noemen aangever
[benadeelde partij 1] ) aan het politiebureau te [plaats 3] . Zij meldde dat haar partner:
[slachtoffer] , al sinds 7 februari 2018 vermist is.
Volgens aangever [benadeelde partij 1] is [slachtoffer] op 7 februari 2018 om 19:00 uur vanaf hun gezamenlijke woning vertrokken. Hij is toen naar een vriend gegaan die woonachtig is aan de [adres 1] te [woonplaats] . Deze vriend betreft [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] . Genoemde [verdachte] zou [slachtoffer] na middernacht, tussen 01.00 en 02.00, hebben thuis gebracht en op de hoek van de straat hebben afgezet op 20 meter van zijn woning, echter [slachtoffer] is nooit thuisgekomen.
Onderzoek door betrokkenen naar vermiste [slachtoffer]
Aangeefster [benadeelde partij 1] heeft samen met [getuige 1] en [verdachte] eerst zelf een onderzoek ingesteld naar de vermissing van haar partner alvorens de politie in te lichten.
2. Het proces-verbaal van aanhouding van 17 februari 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van de verbalisanten:
Op 17 februari 2018 hebben wij als verdacht van overtreding van artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie aangehouden:
[verdachte]
Geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
Verblijvende [adres 1] te [woonplaats] .
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 17 februari 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
A: Er is een wapen afgegaan en daar is iemand aan overleden.
V: Over wie hebben we het eigenlijk?
A: Het gaat over [slachtoffer] (
het hof begrijpt: [slachtoffer]).
V: Wanneer heeft zich dit afgespeeld?
A: Woensdag 7 februari.
A: Ik heb ervoor gekozen om net te doen dat ik hem afzette.
V: Toen dit gebeurde, waren jullie toen met z’n tweeën thuis?
A: We waren met z’n tweeën in huis.
A: Ik heb geprobeerd hem op te bergen.
V: En hoe heb je dat gedaan?
A: Ik heb hem met een zaag in stukjes gezaagd, zodat hij in strijkzakken kon.
V: En waar heb je dat heen gebracht?
A: Dat heb ik in eerste instantie in de kruipruimte gelegd. En later heb ik dat verder naar achteren in de kruipruimte gelegd.
V: En waar zijn die zakken nu, in de kruipruimte?
A: Ja.
V: En het vuurwapen?
A: Dat heb ik gegooid.
V: Waar heb je dat weggegooid?
A: Dat heb ik in delen bij mijn ex-vriendin voor de deur in het kanaal gegooid.
V: Waar is dat?
A: Zij woont aan de [adres 2] in [plaats 2] .
4. Het proces-verbaal Sporenonderzoek van 5 april 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van de verbalisanten:
Op 17 februari 2018 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een doodslag/moord, gepleegd tussen 7 februari 2018 en 17 februari 2018. Het onderzoek is verricht in een woning aan [adres 1] te [woonplaats] .
Wij, verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , zagen aan het einde van de kruipruimte een verhoging van zand. Aan de bovenzijde van deze verhoging staken uit het zand stukken plastic. Wij zagen nadat het zand was weggehaald dat er in het zand drie gesealde plastic zakken begraven waren. De drie zakken werden door ons veiliggesteld.
Wij voelden dat er in zich in de zak gemarkeerd met het fotobord A een voorwerp
bevond dat qua vorm en afmetingen overeenkwam met een menselijk (onder)been met voet. Tevens voelden wij dat er zich in de zak gemarkeerd met het fotobord B een voorwerp bevond dat qua vorm en afmetingen overeenkwam met een menselijke romp. Verder voelden wij dat er in zich in de zak gemarkeerd met het fotobord C een voorwerp bevond dat qua vorm en afmetingen overeenkwam met een menselijk hoofd.
5. Een geschrift, zijnde het schouwverslag van GGD IJsselland van 18 februari 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van forensisch arts C.J. de Leeuw :
Cliënt [slachtoffer]
Voornamen [slachtoffer]
Gevonden op 17-02-2018
Ligging van het lijk Het lijk is in plastic zakken verpakt aangetroffen in de kruipruimte van een woning
Bijzonderheden t.a.v. het lijk Het lijk is in stukken gezaagd of gesneden, waarbij de romp in een zak is gedaan, de beide bovenbenen en het rechter onderbeen in een 2e zak en de beide armen, het linker onderbeen en het hoofd in een derde zak.
Schedel/schedelhuid Boven/zijkant rechts van het hoofd een vermoedelijke inschot verwonding en ter hoogte
van de linker oorschelp een vermoedelijk uitschot letsel.
Conclusie
Overlijding door schotverwonding in het hoofd, waarna het lichaam in stukken is
gemaakt, in plastic zakken is gedaan en neergelegd in de kruipruimte van woning.
6. Het proces-verbaal van dactyloscopisch onderzoek van 19 februari 2018 (pagina [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisant:
Op 19 februari 2018 ontving ik een dactyloscopisch signalement. Het signalement was vervaardigd van de afdrukken van de vingers van een overleden man die op
17 februari 2018 in de woning te [woonplaats] was aangetroffen. De man was bij leven vermoedelijk genaamd:
[slachtoffer] .
Het verzoek was, om voor mogelijke identiteitsvaststelling, een dactyloscopisch vergelijkend onderzoek in te stellen naar overeenkomsten tussen de vingerafdrukken van de aangetroffen overleden man en het onder boven genoemde naamgegevens opgenomen vingerafdrukkenblad, aanwezig in Het Automatisch Vinger Afdrukkensysteem Nederlandse Kollektie (HAVANK).
Conclusie:
Aan de hand van het aantal en de samenhang tussen de aangetroffen dactyloscopische punten van overeenkomst, stelde ik vast dat de afdrukken van de beide, door mij vergeleken rechter duimen als ook de afdrukken van de beide linker duimen van één en dezelfde donor, [slachtoffer] , afkomstig moesten zijn.
De kans om deze mate van overeenkomst per vinger aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
7. Het NFI-rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 8 mei 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van NFIdeskundige forensische pathologie dr. V. Soerdjbalie-Maikoe :
Bij de sectie op het lichaam van [slachtoffer] is het navolgende gebleken:
Letsels bij leven ontstaan-schotletsels:
Er was aan het hoofd een doorschot dat van rechts (inschot) naar links (uitschot), voetwaarts en iets achterwaarts door het hoofd verliep. Nabij de inschotopening werd een oppervlakkige huidperforatie gezien waarin een witmetalen fragment (genoemd projectieldeel 1) werd aangetroffen. Deze werd overgedragen aan de politie.
Bemonsteringen:
Het huiddeel in relatie met letsel J en een deel van het onderliggende schedeldak is bewaard voor eventueel schotrestenonderzoek.
Conclusie
Het intreden van de dood wordt zondermeer verklaard op basis van hersenfunctiestoornissen en daarmee overige orgaanfunctiestoornissen opgelopen door één doorschot door het hoofd.
8. Herzien NFI-rapport Registratie van bloedspoorpatronen en onderzoek aan een verpakt stoffelijk overschot naar aanleiding van het aantreffen van het slachtoffer op 17 februari 2018 in [pleegplaats] van 13 juni 2018, inclusief de als Bijlage 2 bijgevoegde Sporenlijst (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van NFIdeskundige ing. M. van Beest :
Te onderzoeken
Een woning aan de [adres 1] in [woonplaats] en een stoffelijk overschot, aangetroffen in de kruipruimte van voornoemde woning.
Onderzoek woning
Het bloedspoorpatroononderzoek in de woning is uitgevoerd op 17 februari 2018.
Onderzoek stoffelijk overschot op het NFI
Het onderzoek aan het stoffelijk overschot op het NFI is uitgevoerd op 18 februari 2018.
Bloedsporen in woning
In de woonkamer zijn bloedsporen aangetroffen op muur achter de hoekbank, op de vloer hiervoor en op de vitrage hier direct naast. Op de vitrage in de woonkamer is een klein stukje bot aangetroffen. Het stukje bot is veiliggesteld als [AAOH8299NL].
Bemonsteringen bloedsporen
Een selectie van vermeende bloedsporen is voor DNA-onderzoek bemonsterd en vervolgens veiliggesteld. Zie de sporenlijst in bijlage 2 voor een opsomming van alle veiliggestelde bemonsteringen van bloedsporen.
Onderzoek stoffelijk overschot
Omdat zowel links als rechts in het hoofd een mogelijke schotverwonding zichtbaar was, zijn met behulp van schotrestenfolie beide zijden van het gelaat afgenomen,
respectievelijk [AAJS6323NL] en [AAJS6324NL].
SIN
Omschrijving
AAHO8296NL
Spoor op muur
AAHO8297NL
Spoor op muur
9. Het NFI-rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in [pleegplaats] op
17 februari 2018 van 2 juni 2022 (los in dossier), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van NFIdeskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA ing. V. van Marion :
Onderzoek naar biologische sporen
Het onderzoeksmateriaal betreft twee wattenstaven (AAHO8296NL en AAHO9297NL) en (vermoedelijk) een stukje bot met bloed/weefsel (AAHO8299NL).
Bemonsteringen AAHO8296NL en AAHO9297NL zijn als AAHO8296NL#01 en AAHO9297NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Het (vermoedelijke) stukje bot met bloed/weefsel AAHO8299NL is onderzocht. Het (vermoedelijke) bloed/weefsel is losgeknipt van het stukje bot en als AAHO8299NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNAonderzoek
SIN
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAHO8296NL#01, AAHO8297NL#01 en AAHO8299NL#01
slachtoffer [slachtoffer]
Meer dan 1 miljard
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
Elk van de DNA-profielen AAHO8296NL#01, AAHO8297NL#01 en AAHO8299NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet aan slachtoffer [slachtoffer] verwante persoon.
10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 februari 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
V: Wat voor een kleding droeg jij, [verdachte] , op dat moment?
A: Ik weet dat ik een trui aan had. De trui kan bij de dingen zijn gekomen die ik in een tas heb gelegd, de dingen waar bloed in zat. Die tas ligt in de schuur. Die tas is een blauwe vuilniszak waar alles in gepropt is.
11. Het proces-verbaal Sporenonderzoek van 8 maart 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op 18 februari 2018 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een doodslag/moord, gepleegd tussen 7 februari 2018 en 17 februari 2018. Het onderzoek is verricht in een woning aan [adres 1] te [pleegplaats] . In de schuur lag een blauwe vuilniszak. Er werd besloten de vuilniszak niet te openen maar deze veilig te stellen zoals deze was aangetroffen en ongeopend over te brengen naar het bureau van de Forensische Opsporing te [plaats 3] zodat de vuilniszak en de inhoud daarvan daar, in een daarvoor geschikte en bestemde DNA ruimte, nader forensisch onderzocht konden worden. De vuilniszak werd hierna door ons veiliggesteld.
12. Het proces-verbaal Sporenonderzoek van 2 april 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op 19 februari 2018 en op 27 februari 2018 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een doodslag/moord, gepleegd tussen
7 februari 2018 en 17 februari 2018. Ik, [verbalisant 1] , heb op 19 februari 2018 een onderzoek ingesteld in een van de onderzoeksruimten van de forensische opsporing te [plaats 3] . Tijdens het onderzoek op de plaats delict waren, door de ter plaatse aanwezige forensisch onderzoekers, voor verdere onderzoeken diverse goederen veiliggesteld. Deze goederen waren in genoemde onderzoeksruimte geplaatst. In de hieronder geplaatste sporenlijst zijn de door mij, [verbalisant 1] , aangetroffen goederen vermeld en benoemd. Op 27 februari 2018 heb ik, [verbalisant 1] , de goederen welke in de hieronder geplaatste sporenlijst zijn benoemd, voorzien van SIN-nummers.
SIN : AAAX7935NL
Object : Kleding (Vest)
SIN : AAAX7936NL
Object : Kleding (Shirt)
SIN : AAAX7933NL
Object : Kleding (Overige)
Bijzonderheden : Sweater
SIN : AAAX7931NL
Object : Kleding (Jas)
13. Het NFI-rapport Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [pleegplaats] op 7 februari 2018 van 4 september 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van NFIdeskundige schotrestenonderzoek ing. R.C. Roepnarain:
Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN
Omschrijving in aanvraag
Omschrijving NFI
AAJS6323NL
schotrestfolie rondom inschotopening
twee schotrestenfolies waarmee de verwonding ter hoogte van het linkeroor van slachtoffer [slachtoffer] tweemaal is bemonsterd
AAJS6324NL
schotrestfolie rondom inschotopening
twee schotrestenfolies waarmee de verwonding ter hoogte van de rechterzijde van slachtoffer [slachtoffer] tweemaal is bemonsterd
SIN
Omschrijving NFI
AAKL9458NL
een huiddeel gemerkt J, uitgenomen tijdens de sectie op de lichaamsdelen van slachtoffer [slachtoffer]
AAKL9459NL
een botdeel gemerkt J, uitgenomen tijdens de sectie op de lichaamsdelen van slachtoffer [slachtoffer]
SIN
Omschrijving in aanvraag
Omschrijving NFI
AAAX7935NL
kleding (vest)
een vest van slachtoffer [slachtoffer]
AAAX7936NL
Kleding (shirt)
een T-shirt van slachtoffer [slachtoffer]
AAAX7933NL
kleding (sweater)
een sweater van verdachte [verdachte]
AAAX7931NL
kleding (jas)
een jas van slachtoffer [slachtoffer]
Onderzoek aanwezigheid schotresten
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de mouwen van de sweater [AAAX7933NL] van verdachte [verdachte] zijn
zeer veel waarschijnlijker7 wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Waarbij:
Hypothese 1: Op de bemonsteringen zijn schotresten aanwezig.
Hypothese 2: Op de bemonsteringen zijn géén schotresten aanwezig.
Schootafstandbepaling
Ten aanzien van de inschotverwonding aan de rechterzijde van het hoofd van het slachtoffer is met de bevindingen van het onderzoek aan het huiddeel [AAKL9458NL], het botdeel [AAKL9459NL], de schotrestenfolies [AAJS6323NL en - 24NL], de jas [AAAX7931NL], het vest [AAAX7935NL] en het T-shirt [AAAX7936HL] van slachtoffer [slachtoffer] de volgende conclusie getrokken ten aanzien van de schootsafstand:
Indirect schot
De bevindingen van het onderzoek zijn
waarschijnlijker7 wanneer de schootsafstand kleiner is dan 100 centimeter, dan wanneer de schootsafstand groter is dan 100 centimeter.
7
Verbale term Ordegrootte bewijskracht
waarschijnlijker 10-100
zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
14. Het proces-verbaal Sporenonderzoek van 5 juli 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisant:
Op 18 februari 2018 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een doodslag/moord, gepleegd tussen 7 februari 2018 en 17 februari 2018. Het onderzoek is verricht in een woning aan [adres 1] te [woonplaats] .
Wij zagen op de bank drie rugkussens liggen. Wij zagen in het linker rugkussen element een gat. Wij zagen in de kussensloop één gat. Onderin het kussen zag ik een kogel. Deze kogel werd door mij veiliggesteld en inbeslaggenomen (AAHN9405NL).
15. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 april 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
A: [slachtoffer] is overleden in mijn woning.
A: [slachtoffer] is om het leven gekomen met een wapen dat ik in bewaring had genomen. Het wapen was niet van mij, maar lag wel bij mij in de woning.
V: [verdachte] , het staat ons bij dat je iets hebt gezegd over het schoonmaken van het vuurwapen. Waarmee heb jij het vuurwapen schoongemaakt?
A: Met ammoniak. Dit heb ik gedaan om DNA-sporen uit te wissen.
V: Welke DNA-sporen bedoelde jij hiermee?
A: Ik wilde de DNA-sporen van mezelf verwijderen.
16. Het proces-verbaal Onderwaterzoeking van 25 februari 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op zaterdag 24 februari 2018 bevonden wij ons op een politievaartuig, op [naam kanaal] (
het hof begrijpt: [naam kanaal]) ter hoogte van perceelnummer [nummer] van [naam dijk] te [plaats 2] . Dit op aanvraag van het Team Grootschalig Onderzoek genaamd " [naam onderzoek] " omdat daarin in zijn verhoor door de verdachte werd verklaard dat zich hier, op de bodem van het kanaal, een vuurwapen zou bevinden. Wij beschikten over een kopie van de afbeelding waarop, tijdens dit verhoor, de plek vanwaar het vuurwapen richting het water werd gegooid, werd gemarkeerd met een X en een pijltje. Desgevraagd zochten wij middels de zogenoemde "magneetdreg" naar dit wapen. Aan de magneten van de dreg troffen wij aan:
- Een sluitveer
- Een kastgroep van een pistool
17. De kennisgeving van inbeslagneming van 26 februari 2019 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven:
Inbeslagneming
Datum : 26 februari 2018
Omstandigheden : Door verbalisant zijn middels magneetdreg in [naam kanaal] (
het hof begrijpt: [naam kanaal]) te [plaats 2] , t.h.v. perceel [naam dijk] in het water de omschreven goederen aangetroffen.
Goednummer : [kenmerk 2]
Object : Vuurwapen (pistool)
Merk/type : [naam merk]
Bijzonderheden : Betreft deel pistool met zwarte handgreep
Goednummer : [kenmerk 3]
Object : Vuurwapen (onderdelen)
Merk/type : Merkloos Sluitveer
Goednummer : [kenmerk 4]
Object : Vuurwapen (onderdelen)
Merk/type : Merkloos Ontspanhefboom
Goednummer : [kenmerk 5]
Object : Vuurwapen (onderdelen)
Merk/type : Merkloos eindstuk sluitveer
18. Het proces-verbaal Onderzoek wapen van 8 februari 2019 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisant:
Op 26 februari zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Goednummer : [kenmerk 6]
Object : Vuurwapen (pistool)
Spoor identificatienr. : [identificatienummer 1]
Bijzonderheden : onderdeel kast
Goednummer : [kenmerk 7]
Object : Vuurwapen (onderdelen)
Merk/type : Merkloos Sluitveer
Spoor identificatienr. : [identificatienummer 2]
Bijzonderheden : Vermoedelijk behorend bij kast [nummer]
Goednummer : [kenmerk 8]
Object : Vuurwapen (onderdelen)
Merk/type : Merkloos Ontspanhefboom
Spoor identificatienr. : [identificatienummer 3]
Bijzonderheden : Vermoedelijk behorend bij kast [nummer]
Goednummer : [kenmerk 9]
Object : Vuurwapen (onderdelen)
Merk/type : Merkloos sluitveereind
Spoor identificatienr. : [identificatienummer 4]
Bijzonderheden : Vermoedelijk behorend bij kast [nummer]
19. Het proces-verbaal van Bevindingen zoeking [naam kanaal] te [plaats 2] van 11 april 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisanten:
Op 10 april 2018 werd door de verdachte [verdachte] in persoon aangewezen in [plaats 2] waar hij had gezeten langs [naam kanaal] en waar hij de onderdelen van het vuurwapen had weggegooid en hoe ver hij deze had weggegooid.
Op 10 april 2018 is er aangevangen met de waterzoeking in het [naam kanaal] , ruim rondom de plek welke was aangewezen door de verdachte [verdachte] . Bij deze zoeking werd er een onderdeel van een pistool, te weten de hamergroep, gevonden.
20. De kennisgeving van inbeslagneming van 11 april 2019 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven:
Inbeslagname
Datum : 10 april 2018
Omstandigheden : Aan de hand van de verklaring van de verdachte in deze zaak is gezocht naar de ontbrekende onderdelen van het bewijsmateriaal rondom het vuurwapen.
SIN : AALN4960NL
Object : Wapens / Pistolen
Bijzonderheden : Betreft een hamer van een pistool
21. Het NFI-rapport Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [pleegplaats] op 7 februari 2018 van 5 september 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van NFIdeskundige wapens en munitie [naam deskundige] :
Vuurwapenonderdelen [AAKS7092NL, AAKS7159NL, AAKS7160NL, AAKS7161NL en AALN4960NL]
De vijf beschreven wapenonderdelen kunnen hebben behoord tot één en hetzelfde vuurwapen.
Relatie vuurwapenonderdelen tot schietincident
Het kaliber en de systeemsporen van de kogel [AAHN9405NL] kunnen passen bij dat van de vuurwapenonderdelen [AAKS7092NL, AAKS7159NL, AAKS7160NL, AAKS7161NL en AALN4960NL].
22. Het proces-verbaal van Bevindingen van 28 mei 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verbalisant:
Betreft : Proces-verbaal van Bevindingen onderzoek HTC One M9 i.g.b. [verbalisant 2]
De whatsapp berichten tussen [verbalisant 2] en [verdachte] zijn uitgelezen. Hierbij werden de volgende bevindingen gedaan: Vanaf 7 februari 2018 is er weer whatsapp contact.
07-02-18, 23:14 - [verdachte] : Heb [slachtoffer] (
het hof begrijpt: [slachtoffer]) net afgezet.
23. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 maart 2018 (pagina’s [nummer(s)] ), inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord verdachte
V: Je vertelde dat je op 8 februari 2018 wakker werd gebeld door [benadeelde partij 1] . Wat heb je toen met [benadeelde partij 1] besproken?
A: Ik zal tegen haar gezegd hebben dat ik hem heb afgezet.
V: Met wie heb jij allemaal die donderdag contact gehad?
A: Ik heb die dag ook nog contact gehad met [getuige 1] . Ik heb [getuige 1] gebeld. Het gesprek ging over de vraag of [slachtoffer] bij [getuige 1] was. Ik heb [getuige 1] in dit gesprek uitgelegd dat [slachtoffer] niet thuis was gekomen. Dit gesprek was nadat ik had besloten om te vertellen dat ik [slachtoffer] had afgezet.
V: Op 12 februari 2018 ga je naar [benadeelde partij 1] , de vrouw van [slachtoffer] . Waarom ga je naar [benadeelde partij 1] ?
A: We hadden overlegd daar hoe verder. Bij dit overleg waren [benadeelde partij 7] (
het hof begrijpt: [benadeelde partij 7]) en [getuige 1] ook aanwezig.
V: Hoe lang ben je daar geweest?
A: Twee uurtjes.
V: Welke vragen kreeg jij van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 7] (
het hof begrijpt: [benadeelde partij 7]) en [getuige 1] ?
A: Geen vragen, er was gewoon overleg. Het belangrijkste was of ze melding van vermissing gingen doen of niet.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast. In de nacht van 7 op 8 februari 2018 is [slachtoffer] in de woning van verdachte door een kogelschot om het leven gekomen. Verdachte heeft het vervolgens doen voorkomen alsof hij [slachtoffer] die nacht thuis had afgezet en heeft de partner van [slachtoffer] in de daaropvolgende dagen geholpen bij de zoektocht naar [slachtoffer] . Nadat de partner van [slachtoffer] op 14 februari 2018 aangifte had gedaan van de vermissing van [slachtoffer] , is verdachte op 17 februari 2018 aangehouden en heeft hij verklaard dat hij het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in stukken heeft gezaagd en in strijkzakken in de kruipruimte heeft gelegd. Diezelfde dag is het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in drie strijkzakken aangetroffen in de kruipruimte van de woning van verdachte.
[slachtoffer] is door zijn hoofd geschoten met een vuurwapen dat bij verdachte in de woning lag. In de dagen daarna heeft verdachte dit wapen uit elkaar gehaald en met ammoniak gereinigd om zijn DNA-sporen te verwijderen. Vervolgens heeft hij in [plaats 2] (delen van) het wapen in het [naam kanaal] gegooid, waar op zijn aanwijzingen later vijf delen van het wapen zijn aangetroffen. Tot slot stelt het hof op basis van de bewijsmiddelen vast dat er schotresten zijn aangetroffen op de sweater die verdachte droeg toen [slachtoffer] overleed en dat alleen [slachtoffer] en verdachte in de woning aanwezig waren toen [slachtoffer] overleed.
Naar het oordeel van het hof wijst het voorgaande op het scenario dat verdachte [slachtoffer] met een kogelschot om het leven heeft gebracht en getracht heeft dit te verhullen. Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd en heeft een alternatief scenario geschetst.
Alternatief scenario
Verdachte heeft als verklaring voor de dood van [slachtoffer] een scenario geschetst, kort gezegd inhoudend dat [slachtoffer] het vuurwapen op zijn eigen hoofd heeft gericht. Toen verdachte probeerde het wapen weg te trekken, is het wapen afgegaan.
Het hof overweegt in dit verband als volgt.
Het hof zal tegen de achtergrond van dit scenario ingaan op onderzoeksbevindingen die er op duiden dat er zich - bij het afgaan van het schot - een voorwerp heeft bevonden tussen het pistool en het hoofd van [slachtoffer] , zoals de rechtbank in haar vonnis heeft vastgesteld.
Uit het NFI-rapport Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van 8 mei 2018en het NFI-rapport Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [pleegplaats] op 7 februari 2018 van 5 september 2018blijkt het volgende. Tijdens het pathologisch onderzoek van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is nabij de inschotopening een oppervlakkige huidperforatie met daarin een metalen fragment met een doorsnede van circa 4 tot 4,5 mm en een gewicht van 0,04 gram aangetroffen. Het metaaldeeltje heeft de vorm van een cupje, is in het midden circa 0,5 mm dik en wordt dunner naar de licht omgebogen, onregelmatige, scherpe randen toe. Het metaaldeeltje bestaat voornamelijk uit ijzer, waarop aan beide zijden zink is aangebracht. Aan de holle zijde van het cupje is wat koper aanwezig. De kogel die uit de bank van verdachte is veiliggesteld, is intact, in die zin dat er geen delen zichtbaar ontbreken. In de neus van de kogel zit een schuin indrukspoor over circa de helft van de omtrek. Het NFI heeft gerapporteerd dat het metaaldeeltje geen deel kan hebben uitgemaakt van de kogel die uit de bank van verdachte is veiliggesteld, omdat die kogel intact is. Volgens het NFI passen de vorm en de samenstelling van het metaaldeeltje bij een stukje dat is losgescheurd van gegalvaniseerd plaatstaal, toen dit plaatstalen voorwerp door een kogel werd geraakt. Gezien de informatie dat het metaaldeeltje is veiliggesteld uit de huid van het slachtoffer, komt het NFI tot de conclusie dat dit onbekende voorwerp zich tijdens het schot tussen het vuurwapen en het hoofd van [slachtoffer] heeft bevonden.
NFIdeskundige [naam deskundige] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 oktober 2019 verklaard dat het indrukspoor over de helft van de neus van de kogel, een rechte lijn met krasjes, niet past bij lichaamseigen materiaal en wel bij het raken van metaal. Hij heeft tevens het volgende verklaard: “
Als een kogel zich door plaatstaal boort, vervormt een stuk van het plaatstaal in de richting van de kogel, waarna dit stuk uitscheurt en de vorm van een cupje oplevert. Het in het hoofd van het slachtoffer aangetroffen metaaldeeltje past, qua vorm, goed bij plaatstaal dat is uitgescheurd door een kogel. Dat zich, zoals in het NFI-rapport staat, tijdens het schot een onbekend voorwerp tussen de loop van het vuurwapen en het hoofd van het slachtoffer bevond, leid ik af uit de vorm en de plek van de wond. De wond zat naast de inschotwond. Als de kogel na het verlaten van het hoofd een voorwerp had geraakt dan was die plek moeilijk te verklaren.”
en:
“
Bij het doorschieten van een heel klein voorwerp vouwt het voorwerp zich om de kogel heen. Het ging hier niet om een heel klein voorwerp, maar om een voorwerp met enige massa en grootte. Ik denk dat het voorwerp in ieder geval niet kleiner dan een vijf eurocent is geweest. Het is mogelijk dat het cupje al in de loop van het pistool zat. Het zou dan met het schot naar buiten zijn gekomen. Ik verwacht dan ook dat het naast de inschotwond terecht zou komen.”
In het NFI-rapport Beantwoording aanvullende vraag naar aanleiding van een schietincident in [pleegplaats] op 7 februari 2018 van 20 april 2022geeft NFI-deskundige [naam deskundige] aan dat het cupje tegen de zijwand van de loop moet hebben gelegen als het zich al in de loop bevond, wat het onwaarschijnlijk maakt dat het cupje op de punt van de kogel terecht komt als het schot af gaat. Verder geeft hij aan dat een klein deel van de verbrandingsgassen de kogel in de loop inhaalt als de patroon ontbrandt en dat hij verwacht dat een klein en licht voorwerp als het cupje, als het al in de loop zat, door de druk van deze gassen uit de loop zal worden geblazen voordat de kogel de loop verlaat.
Blijkens het proces-verbaal van het Forensisch Intake gesprek op 7 juli 2022heeft NFIdeskundige [naam deskundige] het volgende verklaard: “
Het aangetroffen cupje past heel goed bij een scenario van een kogel die door plaatstaal gaat. Het cupje is namelijk heel rafelig aan de randen. Het is naar mijn inschatting niet uitgeboord of gezaagd, zoals je na een bewerkingsproces in een bedrijf zou verwachten. Het is een heel snel ruw proces geweest en dat past prima in een schietproces. Bovendien is aan de binnenkant van het cupje ook een beetje koper gevonden. De kogel bevatte koper en dat past ook bij het beeld dat het cupje is gevormd door de kogel.”
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het metaaldeeltje dat in het hoofd van [slachtoffer] is aangetroffen, zich al in de loop moet hebben bevonden voordat het fatale schot is gelost. Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat het metaaldeeltje niet vanuit de loop van het wapen op de huid van [slachtoffer] is terechtgekomen. Als dat wel het geval was geweest, zou er immers geen schuin indrukspoor over de helft van de neus van de kogel hebben gezeten. Zelfs als een zo licht voorwerp als het metaaldeeltje een dergelijk spoor zou kunnen maken, kan het metaaldeeltje het spoor niet hebben veroorzaakt als het zich al in de loop bevond, omdat het metaaldeeltje de punt van de kogel niet zou hebben geraakt en in dat geval ook voor de kogel uit, uit de loop zou zijn geblazen.
De raadsman heeft voorwaardelijk verzocht tot het verrichten van nader onderzoek of het boren in plaatstaal soortgelijke metalen cupjes oplevert. Daarnaast heeft de raadsman voorwaardelijk verzocht om het opmaken van een proces-verbaal waarin de recherche zich uitlaat of in de woning en schuur van de verdachte is gezocht naar metalen fragmentjes en zo ja, of die zijn aangetroffen en welke vorm die hadden. Aangezien het hof ervan uitgaat dat het metaaldeeltje niet vanuit de loop van het wapen op de huid van [slachtoffer] is terechtgekomen, is het nader onderzoek waar de raadsman voorwaardelijk om heeft verzocht niet noodzakelijk. De voorwaardelijke verzoeken worden daarom afgewezen.
Op basis van het voorgaande stelt het hof vast dat zich tijdens het schot een onbekend voorwerp van gegalvaniseerd plaatstaal (van enige massa en grootte) tussen het pistool en het hoofd van [slachtoffer] moet hebben bevonden. De kogel heeft het voorwerp doorboord, waarna de kogel het hoofd van [slachtoffer] is binnengedrongen en het metaaldeeltje, naast de inschotopening, in het hoofd van [slachtoffer] is terechtgekomen.
Welk voorwerp zich tussen het hoofd van [slachtoffer] en het pistool heeft bevonden is tot dusverre onbekend gebleven. Het hof acht voorstelbaar dat verdachte [slachtoffer] tot dichtbij is genaderd en het pistool daarbij met een (metalen) voorwerp heeft gemaskeerd teneinde [slachtoffer] onverhoeds vanaf de zijkant te benaderen en hem door het hoofd te kunnen schieten.
Wat daar ook van zij, in het door verdachte geschetste alternatieve scenario is er geen sprake van een voorwerp dat zich tijdens het schot tussen het pistool en het hoofd van [slachtoffer] heeft bevonden en verdachte heeft ook ontkend dat daarvan sprake is geweest. Het hof stelt daarmee vast dat dit scenario strijdig is met de bewijsmiddelen en daarmee niet aannemelijk is geworden.
Het hof komt dus, op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen - evenals de rechtbank - tot het oordeel dat verdachte [slachtoffer] met een schot door zijn hoofd om het leven heeft gebracht.
Ten overvloede merkt het hof in dit verband op dat het de verklaring van verdachte ook niet geloofwaardig acht. Zo heeft verdachte verklaard dat hij toen [slachtoffer] om het leven was gekomen niet meteen 112 heeft gebeld en heeft besloten een vermissing te ensceneren, omdat hij bang was dat de verdenking op hem zou komen te rusten wegens een akkefietje dat hij anderhalf jaar eerder met [slachtoffer] had gehad, omdat hij nog in de proeftijd van een hem opgelegde voorwaardelijke straf zat en omdat er veel hennep in zijn huis lag. Gegeven wat zich beweerdelijk in zijn woning had afgespeeld, is het weinig invoelbaar dat verdachte om deze redenen 112 niet heeft gebeld en een vermissing in scene heeft gezet. Bovendien contrasteert zijn verklaring op dit punt met het feit dat verdachte diverse sporen, zoals bebloede kleding, bebloede bekleding van de bank, de bankpas en het rijbewijs van [slachtoffer] en de kogel, in zijn woning, schuur en bus heeft achtergelaten. Verdachte had het kogelgat in de bankbekleding wel gezien, maar heeft niet geprobeerd de kogel uit het kussen te halen, zo verklaarde hij ter terechtzitting in hoger beroep. Daarnaast heeft verdachte ten aanzien van het wegmaken van het wapen niet eenduidig verklaard door eerst te verklaren dat hij het hele wapen in [plaats 2] in het kanaal had gegooid en later dat hij enkele onderdelen van het wapen die zich nog in een plasticzak bleken te bevinden, in een afvalbak bij een tankstation had gegooid. Deze wapenonderdelen zijn daarna overigens niet meer teruggevonden. Dat verdachte bij het weggooien van het wapen in het kanaal zo onzorgvuldig te werk ging dat zich onbedoeld nog onderdelen van het wapen in een plasticzak bevonden, acht het hof onaannemelijk en bovendien niet in lijn met het grote belang dat verdachte er naar eigen zeggen aan hechtte om het wapen weg te gooien. Het hof merkt op dat voor zover verdachte enige openheid heeft betracht met betrekking tot de vindplaats van (een deel van) het wapen, hij met het schoonmaken van het wapen en het kwijtmaken van andere onderdelen daarvan in elk geval nader (politie)onderzoek naar de precieze toedracht van het gebruik van het wapen heeft belet.
Opzet
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de afstand tussen het hoofd van [slachtoffer] en het vuurwapen ten tijde van het schot minder dan 100 centimeter bedroeg. Verdachte heeft dus van een afstand van minder dan een meter met een vuurwapen op het hoofd van [slachtoffer] geschoten. Naar het oordeel van het hof is deze geweldshandeling naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer op de dood gericht dat dit enkel kan worden uitgelegd als een bewust handelen gericht op het beëindigen van het leven van [slachtoffer] . Het hof acht dan ook (vol) opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.
Het hof is van oordeel dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan.