ECLI:NL:GHARL:2023:6084

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
200.326.479
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de afwijzing van een verzoek tot instemming met een schuldregeling in het kader van de wettelijke schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 april 2023. De appellant, die een schuldenlast van € 136.614,42 heeft, verzocht het hof om de geïntimeerde te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, omdat niet kon worden gesteld dat de geïntimeerde in redelijkheid met het aanbod moest instemmen. De rechtbank oordeelde dat het aanbod niet het maximaal haalbare was en dat er onzekerheid bestond over de toekomstige financiële situatie van de appellant.

In hoger beroep heeft de appellant zijn standpunt herhaald, stellende dat het huidige aanbod het maximaal haalbare is en dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor zijn kinderen. De geïntimeerde heeft echter aangevoerd dat het aanbod niet het maximaal haalbare is en dat er niet correct rekening is gehouden met de fiscale gevolgen van de leaseauto van de appellant.

Het hof heeft vastgesteld dat de berekeningen van het vrij te laten bedrag (VTLB) onduidelijk zijn en dat er belangrijke vragen zijn over het inkomen van de appellant en de invloed van de leaseauto op het VTLB. Het hof concludeert dat de geïntimeerde in redelijkheid zijn instemming met de schuldregeling heeft kunnen weigeren, en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om een duidelijk en haalbaar aanbod te doen in het kader van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.326.479
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, Rek.05/23/178 tl)
arrest van 17 juli 2023
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. R.A. Knopper,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats2] ,
hierna: [geïntimeerde] .

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
[appellant] heeft bij de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, (hierna: de rechtbank), tegelijk met een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, een verzoek ingediend om [geïntimeerde] te bevelen in te stemmen met een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw).
[appellant] heeft zijn verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling ter zitting van 5 april 2023 ingetrokken.
1.2
Bij vonnis van 13 april 2023 heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] om [geïntimeerde] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1
Bij ter griffie van het hof op 21 april 2023 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 april 2023. Hij verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, [geïntimeerde] alsnog te bevelen in te stemmen met de schuldregeling.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van:
-het verzoekschrift met bijlagen;
-de brief van mr. Knopper van 9 juni 2023 met bijlagen;
-het e-mailbericht van [naam1] van [naam2] van 12 juni 2023;
-de brief van [naam1] van 14 juni 2023 met bijlagen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 juni 2023. Hierbij waren aanwezig:
- [appellant] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [naam3] , namens [geïntimeerde] .
2.4
Na de mondelinge behandeling zijn bij het hof, nu tijdens die behandeling door het hof toestemming is verleend voor het nazenden van stukken, ingekomen:
-de brief van mr. Knopper van 3 juli 2023 met bijlagen;
-de brief van [naam3] van [naam2] van 7 juli 2023 met bijlagen;
-het e-mailbericht van mr. Knopper van 10 juli 2023 met bijlagen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[appellant] heeft blijkens zijn opgave een schuldenlast van in totaal € 136.614,42. Hij is werkzaam in een fulltime dienstverband als ICT-beheerder. Zijn maandinkomen bedraagt, blijkens de overgelegde salarisspecificatie over mei 2023, € 2.838,23 bruto. De gemeente Apeldoorn heeft aan [appellant] een saneringskrediet aangeboden van € 1.980,- bruto (zijnde 36 keer de minimale afdracht (NVVK) van € 55,-). Dit is € 1.715,38 netto. Van de elf schuldeisers, waarvan één preferent en tien concurrent, heeft [geïntimeerde] , wiens vordering op [appellant] – ten tijde van het aanbod – € 51.901,28 bedraagt en daarmee ongeveer 38% van de totale schuldenlast uitmaakt, als enige geweigerd in te stemmen met de door [appellant] aangeboden schuldregeling. [geïntimeerde] zou op basis van die regeling 1,24% van zijn vordering uitgekeerd krijgen, hetgeen neerkomt op € 640,98.
3.2
De rechtbank heeft het verzoek van [appellant] om [geïntimeerde] te dwingen akkoord te gaan met de aangeboden schuldregeling afgewezen. De rechtbank heeft overwogen dat niet kan worden gezegd dat [geïntimeerde] in redelijkheid met het aanbod zou moeten instemmen, omdat hetgeen [appellant] heeft aangeboden niet het maximaal haalbare is. Volgens de rechtbank valt niet uit te sluiten dat het inkomen van [appellant] de komende jaren zal stijgen, omdat hij enerzijds 90% van de fulltime functie werkzaam is en hij anderzijds bovendien als trainee werkzaam is.
De rechtbank heeft voorts overwogen dat de woonsituatie van de kinderen van [appellant] mogelijk gaat wijzigen, welke wijziging een negatieve invloed kan hebben op het vrij te laten bedrag en daarmee op de aangeboden regeling.
Tenslotte heeft de rechtbank overwogen dat bij de berekening van het vrij te laten bedrag rekening is gehouden met de opgave van [appellant] dat geen sprake is van privégebruik van de auto, terwijl op de loonstrook van [appellant] in dat verband wel een bijtelling van € 643,01 is opgenomen.
3.3
[appellant] kan zich met de beslissing van de rechtbank niet verenigen. Hij stelt dat [geïntimeerde] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. Het huidige aanbod in die regeling is het maximaal haalbare. [appellant] stelt dat het hem, nadat zijn voormalige onderneming failliet is verklaard, is gelukt om, zonder achtergrond of diploma in die branche, zijn huidige functie in de IT-sector te verkrijgen op basis van zijn hobbymatige interesse. Hij heeft middels een traineeschip een certificaat behaald en hij dient de komende periode de nodige ervaring op te doen, waarna hij pas over enkele jaren mogelijk een uitbreiding van zijn functie en verhoging van loon kan verwachten.
Twee van de vier kinderen van [appellant] staan ingeschreven op zijn adres en daar zal de komende jaren geen verandering in komen. Daarnaast verblijven alle kinderen op woensdag en in het weekend bij hem, met welke omstandigheid ten onrechte geen rekening is gehouden bij de berekening van het vrij te laten bedrag.
3.4
Namens [geïntimeerde] is tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangevoerd dat het aanbod van [appellant] niet het maximaal haalbare is, omdat niet valt uit te sluiten dat [appellant] de komende jaren loonsverhoging zal ontvangen.
Daarnaast is volgens [geïntimeerde] bij de vaststelling van dat aanbod niet op correcte wijze rekening gehouden met de fiscale gevolgen van de leaseauto die [appellant] in gebruik heeft.
3.5
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat in de berekening van het vrij te laten bedrag (VTLB) van [appellant] verouderd is omdat deze in 2022 is gemaakt en dat, daarnaast, niet op de juiste wijze rekening is gehouden met de gevolgen van de leaseauto die [appellant] via zijn werkgever – ook privé – in gebruik heeft. Het hof heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om aangepaste, actuele berekeningen van het VTLB op te laten maken, één waarin rekening is gehouden met het privé gebruik van de leaseauto van de werkgever en één overeenkomstig de gehanteerde werkwijze (waarbij de auto erbuiten is gehouden) en om eventueel een verhoogd aanbod te doen (aan de schuldeisers, althans [geïntimeerde] ). Hierna heeft mr. Knopper op 10 juli 2023 twee recent door de gemeente Apeldoorn opgemaakte berekeningen van het vrij te laten bedrag overgelegd. Namens [geïntimeerde] is op de nagekomen stukken gereageerd.
3.6
Het hof stelt voorop dat de rechter op grond van artikel 287a lid 5 Fw het verzoek om een schuldregeling toewijst indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat de schuldeiser heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Daarnaast geldt hierbij als uitgangspunt dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan, zodat niet snel geoordeeld kan worden dat een schuldeiser in redelijkheid niet tot de hiervoor bedoelde weigering heeft kunnen komen.
3.7
Het hof is van oordeel dat ook in hoger beroep niet voldoende is komen vast te staan dat het aanbod van [appellant] leidt tot een uitbetaling aan zijn schuldeisers die moet worden beschouwd als het uiterste waartoe hij financieel in staat is. Volgens de aanbiedingsbrief van mr. Knopper van 10 juli 2023 stuurt hij daarbij als bijlagen twee recente VTLB-berekeningen, één rekening houdend mét en de ander zonder bijtelling van de auto van de zaak.
Uit die overgelegde berekeningen valt het hof allereerst op dat het inkomen van [appellant] aanzienlijk afwijkt van het tijdens de zitting van 19 juni 2023 vermelde bedrag. De toen beschikbare loonspecificatie over mei 2023 liet een bruto loon van € 2.838,23 zien. In de eerste nieuwe berekening wordt rekening gehouden met een maandinkomen van € 2.769,19 bruto/€ 2.355,21 netto, terwijl in de tweede berekening een maandinkomen is opgenomen van € 3.412,20 bruto/€ 2.076,11 netto. In de berekeningen wordt niet duidelijk gemaakt waarom van het hogere bruto inkomen een lager netto inkomen resteert dan van het lagere bruto inkomen. Indien de hoogte van het inkomen wordt beïnvloed door de auto van de zaak, dan wordt dit in de berekening niet uitgelegd.
Bovendien valt op dat in de berekeningen nominale bedragen worden genoemd van € 861,74 respectievelijk € 788,74, terwijl die bedragen niet volgen uit de daarboven gegeven specificatie. Ten slotte volgt uit beide berekeningen hetzelfde VTLB, namelijk € 2.526,96. Dit kan naar het oordeel van het hof in ieder geval niet juist zijn omdat uit Paragraaf 5.5.5 van het
VTLB-rapport van de Raad voor Rechtsbijstand Wsnpvolgt dat een auto van de zaak altijd invloed heeft op het VTLB.
Nu de berekeningen belangrijke vragen bij het hof oproepen ten aanzien van het inkomen, de nominale bedragen en de invloed van de auto van de zaak op de hoogte van het VTLB, is naar het oordeel van het hof zonder nadere toelichting op de berekeningen, die ontbreekt, niet aannemelijk gemaakt dat het aanbod van [appellant] in de schuldenregeling het uiterste aanbod is waartoe hij in staat is. De termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling (waartegen het aanbod wordt afgezet) is inmiddels, per 1 juli 2023, gehalveerd. Dit maakt de beslissing niet anders omdat de afloscapaciteit niet, ook niet bij benadering, duidelijk is gemaakt. De enkele opmerking van de Trajectregisseur Schuldhulpverlening van de gemeente Apeldoorn (in diens e-mailbericht van 6 juli 2023, gericht aan mr. Knopper) dat de afloscapaciteit in beide gevallen minimaal blijft en dat het doen van nieuwe voorstellen dan ook niet aan de orde is, is voor het hof onvoldoende om anders te oordelen.
3.8
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] in redelijkheid zijn instemming met de door [appellant] aangeboden schuldregeling heeft kunnen weigeren. Het hoger beroep faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 13 april 2023.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.M.I. de Waele, B.J. Engberts en H.M.L. Dings, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. Engberts en is op 17 juli 2023 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.