ECLI:NL:GHARL:2023:6144

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
21-004732-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens ambtsdwang en wederspannigheid tijdens COVID-19 feest

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte werd primair beschuldigd van ambtsdwang en subsidiair van wederspannigheid, naar aanleiding van een incident tijdens een feest in de COVID-periode op 4 oktober 2020. De verdachte zou een verbalisant een klap hebben gegeven toen deze hem verzocht het feest te verlaten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op het erf van de buren bevond en dat de politie geen bevoegdheid had om op te treden op basis van het samenkomstverbod, zoals dat was vastgesteld in de Noodverordening COVID-19 van de Veiligheidsregio Groningen. Het hof heeft de tenlastelegging in hoger beroep gewijzigd en heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Na het horen van de verklaringen van de verbalisanten en de verdediging, concludeerde het hof dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is vrijgesproken van zowel ambtsdwang als wederspannigheid, omdat de politie niet bevoegd was om op te treden in deze situatie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004732-21
Uitspraak d.d.: 20 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 28 oktober 2021 met parketnummer 18-247667-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 augustus 2022 en 6 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De vordering strekt tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het tenlastegelegde en veroordeling tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N.D. Spijker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf, om door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar, te weten [verbalisant] en/of een of meer van zijn collega's, te dwingen tot het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting, te weten het ontruimen van een feest waarbij in strijd is met de door de Veiligheidsregio Groningen afgekondigde noodverordening COVID-19 (d.d. 29 september 2020) te veel personen aanwezig waren, door die [verbalisant] met de vlakke hand in het gezicht te slaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 oktober 2020 te [pleegplaats] , gemeente [gemeente] , zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant] in zijn hoedanigheid als politieambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het ontruimen van een feest waarbij in strijd met de door de Veiligheidsregio Groningen afgekondigde noodverordening COVID-l9 (d.d. 29 september 2020) te veel personen aanwezig waren door die [verbalisant] met de vlakke hand in het gezicht te slaan en daarbij de opmerking te maken ‘pleur op man’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof stelt op grond van de stukken de volgende feiten en omstandigheden vast:
Op 3 oktober 2020 omstreeks 00:20 uur verschenen politie-eenheden bij het adres [adres 2] in [plaats] . Daar vond een feest plaats in de achtertuin behorend bij die woning. Het feest werd bezocht door ongeveer 30-40 personen, waarbij mensen zich zichtbaar niet hielden aan de 1,5 meter afstandsregel ter voorkoming van de verspreiding van het Covid-19 virus.
Gevraagd naar de bewoner van het adres, stapte verdachte naar voren. Verdachte werd verteld dat het feest afgelopen moest zijn en dat iedereen zich van het erf diende te verwijderen. Verdachte gaf aan dat het feest niet zou worden beëindigd.
Daarop is iedereen gevorderd het terrein te verlaten. Met verdachte - die aldaar bezoeker bleek te zijn - is besproken dat de aanwezige personen 10 minuten de tijd kregen om naar huis te gaan.
Omstreeks 00:45 uur werd geconstateerd dat het feest nog niet ten einde was. Er werd bijstand van andere politie-eenheden gevraagd en vervolgens hebben de verbalisanten de op het terrein aanwezige personen gevorderd zich te verwijderen.
Verbalisant [verbalisant] heeft verdachte gesommeerd zich te verwijderen van het erf. Toen verdachte daaraan geen gehoor gaf, heeft [verbalisant] hem vastgepakt en hem in de richting van de openbare weg geduwd. Op dat moment heeft verdachte, die zich toen op het erf van de woning van de buren bevond, verbalisant [verbalisant] met de vlakke hand in het gezicht geslagen. Daarna is verdachte aangehouden.
Verdachte heeft ontkend de klap te hebben gegeven en heeft ter onderbouwing van zijn ontkenning WhatsApp-berichten ingebracht. In hoger beroep heeft de raadsheer-commissaris drie verbalisanten gehoord. Het hof stelt op basis van de inhoud van die heldere en overtuigende verklaringen vast dat het verdachte was die de klap aan verbalisant [verbalisant] heeft gegeven. Dat is op zich zonder meer verwerpelijk gedrag.
Vraag is of desondanks een bewezenverklaring kan volgen. Verdachte wordt primair ambtsdwang verweten, subsidiair wederspannigheid. In de beschrijving van de verdachte tenlastegelegde feiten wordt de wijze waarop verbalisanten ter plaatse hebben opgetreden nader omschreven. De bevoegdheid van verbalisant [verbalisant] om in te grijpen is met betrekking tot deze verwijten gebaseerd op de constatering van een overtreding van de door de veiligheidsregio Groningen afgekondigde Noodverordening COVID-19 van 29 september 2020 (Hierna: de Noodverordening).
In artikel 2.1 van de Noodverordening wordt het verbod op samenkomsten nader uitgewerkt. Het artikel luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
1. Het is verboden een samenkomst in de publieke ruimte of in een besloten plaats, niet zijnde een woning of een daarbij behorend erf, te organiseren, te laten organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan zonder:
a. maatregelen te treffen waarmee de stromen van de personen die samenkomen worden gescheiden, ook voor zover het gebruik van sanitaire voorzieningen betreft;
b. hygiënemaatregelen te treffen waarmee de verspreiding van COVID-19 wordt tegengegaan;
c. maatregelen te treffen waardoor de aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand tot elkaar kunnen houden;
d. ervoor te zorgen dat de aanwezigen te allen tijde 1,5 meter afstand houden tot de dichtstbijzijnde persoon, tenzij de aanwezigen op grond van artikel 2.2, tweede lid, niet verplicht zijn 1,5 meter afstand tot elkaar te houden; en
e. ervoor te zorgen dat de aanwezigen aan wie een zitplaats of afgebakende locatie is toegewezen daarvan gebruik maken.
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, is het verboden om in de publieke ruimte of in een besloten plaats, niet zijnde een woning of een daarbij behorend erf, een samenkomst van meer dan veertig personen (exclusief personeel) of, indien de samenkomst plaatsvindt in een gebouw, vaartuig of voertuig, van meer dan dertig personen (exclusief personeel) te organiseren, te laten organiseren, te laten plaatsvinden of te laten ontstaan, dan wel aan dergelijke samenkomsten deel te nemen. Bij samenkomsten in een gebouw geldt het verbod per zelfstandige ruimte waarbij een zichtbaar gescheiden podium als zelfstandige ruimte geldt. Indien een samenkomst plaatsvindt in een gebouw, vaartuig of voertuig worden de aanwezigen geplaceerd.
(…)
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat het feest, dat het hof in de zin van de bovenomschreven Noodverordening duidt als een samenkomst, plaatsvond bij een woning en op het daarbij behorende erf. Op het moment dat verdachte werd gevraagd het feest te verlaten, bevond hij zich op het erf van de woning van de buren. Ook toen verdachte de klap uitdeelde, bevond hij zich op het bij een woning behorend erf.
Het hof is van oordeel dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. In de gegeven situatie bestond er voor de politie niet de bevoegdheid te handelen op grond van het samenkomstverbod zoals dat geldend was op grond van de door de Veiligheidsregio Groningen afgekondigde Noodverordening COVID-l9 (d.d. 29 september 2020). Daarin was immers een woning en het behorend erf uitgezonderd.
Dit leidt ertoe dat verdachte op formele gronden van het primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 12 oktober 2020 onder CJIB nummer 5132 5420 0406 2028.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J. Dolfing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 20 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.