ECLI:NL:GHARL:2023:6283

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
200.328.585
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe echtscheidingssituatie

In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], die in 2014 is geboren. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige], die bij zijn moeder woont. De ondertoezichtstelling is eerder ingesteld door de kinderrechter in de rechtbank Arnhem en is verlengd tot 16 mei 2023. De moeder heeft in hoger beroep de verlenging van de ondertoezichtstelling aangevochten, terwijl de GI, Jeugdbescherming Gelderland, verweer heeft gevoerd en de verlenging heeft gevraagd. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2023 waren beide ouders en de gezinsvoogd aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de strijd tussen de ouders aanhoudend is en dat dit een negatieve impact heeft op [de minderjarige]. De GGZ-psycholoog heeft gerapporteerd dat [de minderjarige] zich in een stressvolle en onveilige situatie bevindt, wat zijn ontwikkeling bedreigt. Het hof is van oordeel dat de GI onvoldoende heeft bijgedragen aan de hulpverlening en dat er een onafhankelijke persoon nodig is om de ouders te bemiddelen. Het hof heeft besloten de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, maar heeft de periode van verlenging aangepast om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk gewerkt wordt aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging.

De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking van de rechtbank Gelderland deels wordt bekrachtigd en deels wordt vernietigd. De ondertoezichtstelling wordt verlengd tot 8 februari 2024, maar het verzoek van de GI tot verdere verlenging na deze datum wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken op 25 juli 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.585
(zaaknummer rechtbank Gelderland 417476)
beschikking van 25 juli 2023
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V. de Roo te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats2] .
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 3 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer
(verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 juni 2023;
- het verweerschrift van de GI met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader; en
- namens de GI de huidige gezinsvoogd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] (verder te noemen: [de minderjarige] ), geboren [in] 2014 te [woonplaats1] .
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
[de minderjarige] woont bij zijn moeder en zijn halfbroertje [naam1] (geboren [in] 2023).
3.2
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 16 mei 2019 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, met benoeming van de GI tot gezinsvoogdes. De termijn van de ondertoezichtstelling is voor het laatst bij de beschikking van de kinderrechter van 13 mei 2022 verlengd tot 16 mei 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter op verzoek van de GI de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd tot 16 mei 2024.
4.2
De moeder is één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog af te wijzen.
4.3
De GI voert verweer en vraagt de betreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De vader voert mondeling verweer en vraagt ook de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Net als de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
5.3
Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de strijd tussen de ouders onverminderd aanwezig is. Hierdoor zit [de minderjarige] klem tussen zijn ouders. Uit het voortgangsverslag van de jeugd GGZ-psycholoog van 21 april 2023 blijkt dat [de minderjarige] opgroeit in een complexe echtscheidingssituatie waarbij er voortdurend nog spanningen zijn tussen de ouders. Hierdoor voelt het voor hem veiliger om de twee gezinnen op te splitsen, en past hij zich aan het gezin aan van de ouder waar hij op dat moment verblijft. Doordat de verschillen tussen de ouders zeer conflict-beladen zijn, ontstaat er voor [de minderjarige] een stressvolle en onveilige situatie die hem belemmert in zijn sociaalemotionele en cognitieve ontwikkeling. Dit manifesteerde zich wisselend bij hem in de vorm van angsten, aandachtproblemen, beweeglijkheid, en ontremd gedrag in de thuis- en schoolsituatie. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [de minderjarige] niet vrijuit kan praten, en dat [de minderjarige] altijd lijkt af te wegen wat hij wel of niet kan zeggen.
[de minderjarige] heeft volgens de GGZ-psycholoog een duidelijke ontwikkeling laten zien binnen de therapie. De psycholoog ziet dat hij zich veilig voelt om zelf iets in te brengen, dat hij kan stilstaan bij zijn eigen gevoelswereld en dit hij zich kan uiten binnen de therapie. Ook wordt gezien dat hij met behulp van de therapeut zich kan uiten tegenover de moeder. Om deze ontwikkeling ook in het dagelijks leven te kunnen voortzetten, zodat [de minderjarige] nog meer kan profiteren van de behandeling, is het van belang dat [de minderjarige] op een voor hem rustige en veilige manier tussen de twee gezinssituaties kan schakelen. Ouders krijgen dit onvoldoende voor elkaar. Anders dan de moeder stelt, is het hof van oordeel dat ouders dit niet in het vrijwillig kader kunnen bereiken. Er is op dit moment namelijk geen contact tussen de ouders en de moeder heeft onlangs nog een gerechtelijke procedure gevoerd bij de rechtbank over eenhoofdig gezag en de omgangsregeling in welke zaak nu ook een hoger beroep loopt. De vader wil dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd zodat er een onafhankelijke persoon is om tussen de ouders te bemiddelen omdat de ouders niet met elkaar kunnen samenwerken.
5.4
Het hof is met de moeder van oordeel dat de GI tijdens de ondertoezichtstelling de hulpverlening onvoldoende voortvarend heeft opgepakt. Er is lange tijd geen vaste jeugdbeschermer geweest en hulpverlening voor ouders komt niet van de grond.
In de evaluatie van de ondertoezichtstelling van 25 april 2022 zijn de doelen en de gewenste eindsituatie opgenomen. Daarin staat dat
moet worden toegewerkt naar een situatie waarbij [de minderjarige] ervaart en voelt dat hij toestemming van zijn ouders heeft om bij de andere ouder te mogen verblijven en/of loyaal aan de andere ouder te mogen zijn. Hij wordt niet belast met de relatie/persoonlijke problematiek van zijn ouders, waardoor hij niet hoeft kiezen of te "zorgen" voor een van hen. Ook wordt [de minderjarige] ontlast doordat beide ouders hun tegengestelde werelden kunnen begrijpen en meer naar elkaar toe kunnen bewegen, zodat [de minderjarige] ook geholpen wordt om de werelden van zijn vader en van zijn moeder positief te integreren. Het hof is van oordeel dat deze doelen nog niet zijn gehaald en dat [de minderjarige] nog ernstig in zijn ontwikkeld wordt bedreigd.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling was de (nieuwe) gezinsvoogd aanwezig. Zij heeft verklaard dat zij zich in zal zetten om, in het belang van [de minderjarige] , stappen te zetten met de ouders. Het hof acht het van belang dat de GI er nu voor gaat zorgen dat de praktische zaken worden geregeld die nodig zijn om het persoonlijkheidsonderzoek van de ouders, de vervolgtherapie voor [de minderjarige] , de systeemtherapie en eventueel [naam2] van start te kunnen laten gaan. Het hof zal de ondertoezichtstelling daarvoor zes maanden verlengen. Het hof bekort hiermee de duur van de verzochte verlenging om te voorkomen dat er een ondertoezichtstelling loopt waarbinnen niet daadwerkelijk wordt gewerkt aan het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige. Het gaat immers om een inbreuk op het gezinsleven die wel gerechtvaardigd moet zijn. Indien nodig, heeft de GI nog voldoende gelegenheid om tijdig een nieuw verlengingsverzoek te onderbouwen en in te dienen bij de kinderrechter.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking deels bekrachtigen en deels vernietigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 3 mei 2023 voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] zich uitstrekt over de periode tot 8 februari 2024;
vernietigt die beschikking voor zover de daarin uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] zich uitstrekt over de periode vanaf 8 februari 2024 en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] af voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf 8 februari 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, P.B. Kamminga en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door m. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op
25 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.