ECLI:NL:GHARL:2023:6818

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
200.325.340
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met het kind en vaststelling van de zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met haar minderjarige kind naar [woonplaats2]. De vader, die samen met de moeder het gezag over het kind heeft, verzet zich tegen de verhuizing en de zorgregeling. Het hof heeft de belangen van het kind als doorslaggevend beschouwd en heeft de moeder vervangende toestemming verleend om te verhuizen. Het hof heeft daarbij ook een zorgregeling vastgesteld die rekening houdt met de periode voordat het kind naar de basisschool gaat en daarna. De moeder heeft tijdelijk bij haar ouders gewoond na de relatiebreuk, maar het hof oordeelt dat de verhuizing naar [woonplaats2] in het belang van het kind is, omdat zij daar goed contact heeft met beide ouders en haar grootouders. De vader heeft grieven ingediend tegen de verhuizing en de zorgregeling, maar het hof heeft geoordeeld dat de huidige situatie geen basis biedt voor een co-ouderschapsregeling. De zorgregeling is zodanig vastgesteld dat het kind voldoende tijd met beide ouders doorbrengt, met specifieke afspraken voor de periodes voor en na de basisschool.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.325.340
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 544491)
beschikking van 15 augustus 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.M.E. Rietjens in Amsterdam,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.N. Ziekman-Meijerink in Utrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, binnengekomen op 7 april 2023;
  • een journaalbericht van de vader van 20 april 2023;
  • het verweerschrift in de hoofdzaak;
  • een journaalbericht van de vader van 26 april 2023, met productie;
  • een journaalbericht van de vader van 7 juli 2023, met vermeerdering en wijziging van zijn verzoeken, en producties;
  • een journaalbericht van de moeder van 10 juli 2023, met producties.
2.2
De mondelinge behandeling was op 20 juli 2023. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2020. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
3.2
De rechtbank heeft in de beschikking van 15 december 2022 een voorlopige zorgregeling vastgesteld, die inhoudt dat [de minderjarige] bij de vader is:
  • iedere week op woensdag van 8.30 uur tot 18.30 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] weer terugbrengt naar de moeder, en:
  • om de week van vrijdag om 18.30 tot maandag om 18.30 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] weer terugbrengt naar de moeder.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • de moeder vervangende toestemming verleend om met [de minderjarige] te verhuizen naar [woonplaats2] ;
  • bepaald dat [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
  • de volgende zorgregeling vastgesteld, die inhoudt dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
o in de ene week van vrijdag 8.30 uur tot maandag 19.00 uur en in de andere week op maandag van 8.30 uur tot 19.00 uur,
waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] weer terugbrengt naar de moeder;
- bepaald dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn gedurende zeven aaneengesloten dagen:
o tijdens elke herfstvakantie en
o gedurende zeven (van de zorgregeling en herfstvakantie losstaande) dagen in onderling overleg te bepalen,
waarbij telkens de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] weer terugbrengt bij de moeder.
- de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechtbank heeft een aantal, met de verhuizing samenhangende, verzoeken van de moeder afgewezen, namelijk tot vervangende toestemming voor inschrijving van [de minderjarige] op een school, bij een huisarts, tandarts en sportvereniging in [woonplaats2] . De kinderalimentatie-zaak is afgesplitst.
4.2
In de beschikking van 4 mei 2023 heeft dit hof de uitvoerbaarheid bij voorraad van de aan de moeder verleende vervangende toestemming om met [de minderjarige] naar [woonplaats2] te verhuizen, geschorst.
4.3
De vader komt met vijf grieven in hoger beroep. De grieven zien op de verhuizing en de zorgregeling.
De vader verzoekt het hof, na wijziging en vermeerdering van zijn verzoeken (zie ook onder 5.1 van deze beschikking):
I. primair:
  • de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [woonplaats2] te verhuizen, alsnog af te wijzen, en de moeder te verplichten om met [de minderjarige] op een afstand van maximaal vijftien kilometer van de woning van de vader te komen wonen en de volgende zorgregeling vast te stellen:
  • reguliere zorgregeling: een co-ouderschap waarbij [de minderjarige] de ene week bij de vader verblijft en de andere week bij de moeder, waarbij het wisselmoment op vrijdag om 17.00 uur is;
  • en een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen, zoals door de vader voorgesteld;
II. subsidiair:
voor het geval dat het hof de bestreden beschikking bekrachtigt ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] en de toestemming voor de verhuizing, verzoekt de vader om de volgende contactregeling:
  • reguliere zorgregeling: totdat [de minderjarige] naar de basisschool gaat, zal zij in de ene week bij de vader verblijven van vrijdag tot en met dinsdag, waarbij [de minderjarige] op vrijdag om 8.30 uur bij de vader wordt gebracht en waarbij de vader [de minderjarige] om 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt en in de andere week zal [de minderjarige] van maandag tot en met dinsdag bij de vader verblijven, waarbij [de minderjarige] op maandag om 8.30 uur bij de vader wordt gebracht en waarbij de vader [de minderjarige] om 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt;
  • en een (door de vader voorgestelde) verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen;
III. dan wel, voor het geval dat de moeder besluit om zonder [de minderjarige] naar [woonplaats2] of buiten een straal van vijftien kilometer van de woning van de vader te verhuizen, de bestreden beschikking te vernietigen door het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar te bepalen, alsnog af te wijzen en de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader te bepalen en de volgende zorgregeling vast te stellen tussen de moeder en [de minderjarige] :
  • reguliere zorgregeling: totdat [de minderjarige] naar de basisschool gaat, zal zij in de ene week bij de moeder verblijven van vrijdag tot en met dinsdag, waarbij [de minderjarige] op vrijdag om 8.30 uur bij de moeder wordt gebracht en waarbij de moeder [de minderjarige] om 19.00 uur weer bij de vader terugbrengt en in de andere week zal [de minderjarige] van maandag tot en met dinsdag bij de moeder verblijven, waarbij [de minderjarige] op maandag om 8.30 uur bij de moeder wordt gebracht en waarbij de moeder [de minderjarige] om 19.00 uur weer bij de vader terugbrengt
  • en een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen;
IV. of een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
4.4
De moeder voert verweer in hoger beroep. De moeder verzoekt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans de verzoeken van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. In haar journaalbericht van 10 juli 2023 heeft zij een aangepast voorstel voor de zorgregeling gedaan.

5.De motivering van de beslissing

Gewijzigde en vermeerderde verzoeken
5.1
De vader heeft in het journaalbericht van 7 juli 2023 zijn verzoeken vermeerderd en gewijzigd. Het hof merkt op dat partijen hun verzoeken en de gronden daarvan in hoger beroep moeten opnemen in hun eerst ingediende processtuk, dit is vastgelegd in de zogenoemde ‘twee-conclusieregel’(artikel 347 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), waarmee een concentratie van het geschil in hoger beroep wordt beoogd. In beginsel kunnen de verzoeken niet later in de procedure nog worden gewijzigd of vermeerderd. Het hof zal de gewijzigde en vermeerderde verzoeken van de vader echter wel meenemen in de beoordeling. In de eerste plaats gaat het hier om een procedure die voor een groot deel ziet op de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] . In procedures over zorgregelingen wordt de twee-conclusieregel doorgaans minder strak toegepast. De gewijzigde verzoeken houden bovendien nauw verband met de oorspronkelijke verzoeken van de vader. De vader heeft in die verzoeken – op de voorgestelde vakantie- en feestdagenregeling na – geen nieuwe onderwerpen betrokken die eerder nog geen onderdeel waren van de zaak. De vader heeft uitgelegd dat hij de verdeling van de vakanties en feestdagen pas later heeft verzocht, omdat de ouders hierover samen nog in gesprek waren, buiten deze procedure om. Het hof beschouwt dit als een nieuwe ontwikkeling. Ten slotte is (de advocaat van) de moeder in haar spreekaantekeningen ook al inhoudelijk ingegaan op de gewijzigde verzoeken. De moeder heeft zich dus, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, voorbereid op de bespreking van de verzoeken. Het hof is daarom van oordeel dat de wijziging en de vermeerdering van de verzoeken niet in strijd is met de goede procesorde. Onder 4.3 zijn de gewijzigde verzoeken van de vader weergegeven.
Verhuizing
5.2
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . De ouders kunnen de rechter vragen om een beslissing te nemen over een verhuizing, de hoofdverblijfplaats of de zorgregeling (artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW).
5.3
Het hof kijkt bij deze beslissingen naar alle omstandigheden van het geval en neemt dan een beslissing die het in het belang van het kind acht. Het belang van het kind is een overweging van de eerste orde, maar het is ook mogelijk dat andere belangen zwaarder wegen. Het hof stelt daarbij voorop dat de moeder in beginsel het recht heeft om met [de minderjarige] te verhuizen en een nieuw leven op te bouwen op een nieuwe plek. Het is echter mogelijk dat zij hiervoor geen toestemming krijgt, omdat andere belangen naar het oordeel van het hof zwaarder moeten wegen.
5.4
Het hof zal, nadat het de belangen over en weer heeft afgewogen, de moeder vervangende toestemming verlenen om met [de minderjarige] naar [woonplaats2] te verhuizen.
5.5
Het hof vindt het begrijpelijk dat de moeder, na de relatiebreuk met de vader, tijdelijk bij haar ouders is gaan wonen. De situatie thuis was voor haar op dat moment onhoudbaar. Het hof vindt echter ook dat de moeder niet vervolgens, zonder overleg met de vader, een huis in [woonplaats2] had moeten kopen.
Het hof is bovendien niet overtuigd dat de moeder, al dan niet op termijn, geen (huur)woning had kunnen vinden in de omgeving van [woonplaats1] . De moeder heeft onvoldoende laten zien dat zij daadwerkelijk haar best heeft gedaan om een huis meer in de buurt te vinden. Het hof is van oordeel dat de voorgenomen verhuizing naar de nieuwe woning in [woonplaats2] daarmee niet goed doordacht en voorbereid was en op dat moment ook niet noodzakelijk was.
5.6
Het hof is echter, net als de raad, van oordeel dat de moeder niet terug hoeft te verhuizen naar [woonplaats1] . Bij zijn oordeel stelt het hof de belangen van [de minderjarige] voorop. Voor [de minderjarige] is het nu het allerbelangrijkst dat zij op een goede plek zit en dat zij met beide ouders goed contact heeft. Het hof leidt uit het feit dat de beide ouders hebben verteld dat het goed gaat met [de minderjarige] , af dat dit het geval is. Het hof ziet dat allebei de ouders het beste willen voor [de minderjarige] . De ouders voeren de zorgregeling uit zoals die in de bestreden beschikking is vastgesteld en dit verloopt goed. Beide ouders zien een vrolijke [de minderjarige] die ook graag naar de andere ouder gaat. [de minderjarige] is nu ook in de buurt van haar grootouders (van moederszijde), met wie zij eveneens goed en intensief contact heeft en die de moeder zo nodig kunnen ondersteunen in zorgtaken.
5.7
De vader verzet zich vooral tegen de verhuizing, omdat hij ‘co-ouderschap’ over [de minderjarige] wil, althans een evenwichtige verdeling van de zorgtaken.
Het hof is echter van oordeel dat een co-ouderschapsregeling, zoals de vader verzoekt, in ieder geval voorlopig, niet haalbaar is. Het hof heeft gezien en gelezen dat de communicatie tussen de ouders zeer slecht verloopt. De ouders wantrouwen elkaar, uiten verwijten naar elkaar en diskwalificeren elkaar als ouders. Zij hebben allebei een totaal ander beeld van hoe hun relatie en de zorg voor [de minderjarige] verlopen zijn. Het hof heeft kunnen zien dat de relatiebreuk op de beide ouders een grote impact heeft gehad. Ook tijdens de zitting liepen de emoties op.
De huidige situatie is geen geschikte basis voor een co-ouderschap. Het hof is het met de raad eens dat de ouders een hulpverleningstraject zouden moeten aangaan om de onderlinge verhoudingen te verbeteren. Het is positief dat de ouders binnenkort zullen starten met het traject ‘ [naam3] ’.
5.8
Bovendien merkt het hof op dat – zelfs al zou de communicatie tussen de ouders beter verlopen – een co-ouderschapsregeling ook lastig uit te voeren zou zijn als de moeder op een afstand van tien tot vijftien kilometer van de vader zou gaan wonen. Ook op die afstand zouden de ouders nog aanzienlijke reisbewegingen met [de minderjarige] moeten maken om haar naar school, buitenschoolse activiteiten en de andere ouder te brengen. [de minderjarige] zou bij die afstand ook gehinderd worden in het opbouwen en onderhouden van een eigen sociale omgeving en deze afstand is ook te groot voor [de minderjarige] om – zelfs wanneer zij ouder is – zelf op de fiets af te leggen om van de ene naar de andere ouder te gaan.
5.9
Het hof overweegt dat de vader niet veel tijd met [de minderjarige] ‘verliest’, doordat de moeder met haar naar [woonplaats2] verhuist. De verhuizing doorbreekt niet een al bestaande co-ouderschapsregeling en voorlopig is een 50/50-verdeling van de zorgtaken naar het oordeel van het hof ook niet haalbaar. De vader zal [de minderjarige] voornamelijk in de weekends en op vrije dagen bij zich hebben. Het hof merkt op dat de vader dan meer ‘kwalitatieve’ tijd met [de minderjarige] heeft dan doordeweeks, als de ouders aan het werk zijn en [de minderjarige] bij de opvang (en straks op school) is.
5.1
Het hof begrijpt dat deze beslissing moeilijk te accepteren is voor de vader. Het hof heeft – zoals hierboven al is overwogen – de belangen van [de minderjarige] , de moeder en de vader afgewogen. De belangen van [de minderjarige] zijn voor het hof uiteindelijk doorslaggevend geweest. Het hof deelt de visie van de raad dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij met de moeder in [woonplaats2] blijft. [de minderjarige] zit in [woonplaats2] op een goede plek en heeft goed contact met haar vader. De moeder heeft een netwerk van familie in [woonplaats2] . [de minderjarige] en de moeder kunnen vlot verhuizen naar het huis van de moeder, want dat is al af en ingericht. Het hof vindt het niet in het belang van [de minderjarige] dat haar leven opnieuw wordt opgeschud door een nieuwe woonomgeving. De moeder zou voorlopig ook niet terug kunnen verhuizen, omdat zij geen concreet zicht heeft op een woning in de buurt van [woonplaats1] .
5.11
Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking daarom ten aanzien van de vervangende toestemming voor de verhuizing.
Hoofdverblijfplaats
5.12
Nu de moeder met [de minderjarige] naar [woonplaats2] mag verhuizen, bekrachtigt het hof de bestreden beschikking ook ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] .
Zorgregeling
5.13
Bij de beslissing over de zorgregeling houdt het hof ook rekening met alle omstandigheden van het geval en neemt het hof een beslissing die het in het belang acht van [de minderjarige] .
5.14
[de minderjarige] wordt op 15 mei 2024 vier jaar en zal dan naar de basisschool gaan. Het hof maakt voor de zorgregeling onderscheid tussen de periode voordat ze naar school gaat en nadat ze naar school gaat.
5.15
Het hof ziet aanleiding om de zorgregeling uit de bestreden beschikking uit te breiden voor de periode totdat [de minderjarige] naar de basisschool gaat. [de minderjarige] gaat graag naar de vader en het hof vindt het in haar belang dat zij voorlopig wat meer tijd met hem kan doorbrengen.
5.16
Het hof zal bepalen dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
  • in de ene week van vrijdag tot en met maandag, waarbij [de minderjarige] op vrijdag om 8.30 uur bij de vader wordt gebracht en waarbij de vader [de minderjarige] om 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt;
  • in de andere week van maandag tot en met dinsdag, waarbij [de minderjarige] op maandag om 8.30 uur bij de vader wordt gebracht en waarbij de vader [de minderjarige] op dinsdag om 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt.
5.17
Voor de periode vanaf het moment dat [de minderjarige] naar de basisschool gaat, sluit het hof aan bij het voorstel dat moeder heeft gedaan in het journaalbericht van 10 juli 2023. Het hof zal bepalen dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn:
- om de week van vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend naar school, waarbij de vader [de minderjarige] brengt en haalt.
5.18
Het hof vindt dit voorstel van de moeder een geschikte regeling. Het is en blijft belangrijk voor [de minderjarige] dat zij voldoende tijd met de vader doorbrengt. Het hof is echter van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij daarnaast ook weekends bij de moeder thuis doorbrengt, wanneer zij doordeweeks naar school gaat.
Het hof zal de zorgregeling vaststellen zoals hierboven beschreven. Het is aan de ouders om – bijvoorbeeld in het kader van en samen met hulpverlening – verdere afspraken te maken over de uitvoering van de regeling. Het hof kan zich voorstellen dat nadere afspraken nodig zijn over het halen en brengen op vrijdagmiddag en maandagochtend, omdat de vader in deze regeling het vervoer van [de minderjarige] volledig op zich neemt. Hij heeft daartegen geen verweer gevoerd en mogelijk vindt hij het prettig om op die manier ook contact met school of andere ouders te kunnen hebben.
Het hof kan echter niet voor de ouders inschatten wat wel en niet haalbaar is op de langere termijn.
5.19
Het hof zal geen regeling vaststellen met betrekking tot de vakanties en feestdagen. Het hof vindt het niet passend om nu al zo’n (uitgebreide en uitgewerkte) regeling vast te stellen, die bovendien ook ziet op de verre toekomst. Het hof is van oordeel dat de ouders de verdeling van de vakanties en feestdagen zelf moeten overeenkomen. Het hof heeft gezien dat zij elkaar op dat punt al behoorlijk genaderd zijn. Beide ouders hebben hierover redelijke voorstellen gedaan. Het hof is het wel met de raad eens dat [de minderjarige] minstens de helft van de vakanties, feestdagen en vrije dagen bij de vader moet kunnen doorbrengen.
5.21
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen ten aanzien van de zorgregeling, en beslissen zoals beschreven in het dictum (de beslissing). Dat betekent dat de beslissing van de rechtbank over de vakanties vervalt.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2023 ten aanzien van de vervangende toestemming aan de moeder om met [de minderjarige] naar [woonplaats2] te verhuizen en ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] (bij de moeder);
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2023 ten aanzien van de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en stelt de volgende zorgregeling vast:
totdat [de minderjarige] naar school gaat, zal zij bij de vader zijn:
  • in de ene week van vrijdag tot en met maandag, waarbij [de minderjarige] op vrijdag om 8.30 uur bij de vader wordt gebracht en waarbij de vader [de minderjarige] om 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt
  • in de andere week van maandag tot en met dinsdag, waarbij [de minderjarige] op maandag om 8.30 uur bij de vader wordt gebracht en waarbij de vader [de minderjarige] om 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt;
vanaf het moment dat [de minderjarige] naar de basisschool gaat, zal zij bij de vader zijn:
- om de week van vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend naar school, waarbij de vader [de minderjarige] brengt en haalt.
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. L.M. de Wit als griffier en is op 15 augustus 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.