In deze zaak gaat het om een verzoek tot beëindiging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland. De ouders van de minderjarige, die gescheiden zijn, hebben in hoger beroep de afwijzing van hun verzoek tot intrekking van de machtiging tot uithuisplaatsing aangevochten. De kinderrechter had eerder besloten dat de uithuisplaatsing noodzakelijk bleef vanwege de complexe problematiek van de minderjarige, waaronder autisme en trauma's door eerdere ervaringen. De ouders stelden dat de minderjarige zich beter voelde bij hen thuis en dat de uithuisplaatsing niet langer nodig was. Het hof heeft de eerdere beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat er onvoldoende bewijs was dat de situatie van de minderjarige in de thuissituatie veilig genoeg was om hem daar te laten wonen. Het hof benadrukte dat de ontwikkeling van de minderjarige nog niet voldoende was en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk bleef om verdere stappen in zijn ontwikkeling te waarborgen. De ouders en de GI moeten samen een plan ontwikkelen voor de toekomst van de minderjarige, waarbij de focus ligt op zijn ontwikkeling en welzijn.