In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad had de waarde van de woning vastgesteld op € 619.000 per waardepeildatum 1 januari 2019, wat leidde tot een onroerendezaakbelasting (OZB) van € 976 voor het jaar 2020. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en had bezwaar aangetekend, maar de heffingsambtenaar handhaafde de waarde en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft belanghebbende een lagere waarde van € 514.000 bepleit, terwijl de heffingsambtenaar de vastgestelde waarde verdedigde. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de vastgestelde waarde door middel van een taxatiematrix en vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de argumenten van belanghebbende niet opgingen. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.