ECLI:NL:GHARL:2023:7006

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
P23/017
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar na beoordeling van recidiverisico en behandelvoortgang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 augustus 2023 de beslissing van de rechtbank Noord-Holland bevestigd, waarbij de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met twee jaar werd verlengd. De rechtbank had eerder op 29 december 2022 besloten tot deze verlenging, en het hof heeft deze beslissing met aanvulling van gronden bekrachtigd. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1959 en verblijvende in een Forensisch Psychiatrisch Centrum, had beroep aangetekend tegen de verlenging van zijn terbeschikkingstelling. Tijdens de zittingen op 20 april en 27 juli 2023 zijn zowel de advocaat-generaal als de terbeschikkinggestelde gehoord, waarbij de deskundige van de kliniek aanvullende informatie heeft verstrekt over het recidiverisico, met name met betrekking tot seksuele delicten.

Het hof heeft vastgesteld dat de kliniek een stapsgewijze behandelroute heeft uitgezet en dat er nog een periode van twee jaar nodig is om de terbeschikkinggestelde adequaat te begeleiden. De deskundige heeft aangegeven dat het recidiverisico voldoende onderbouwd is, en dat de terbeschikkinggestelde op een geschikte plek zit voor zijn behandeling. Het hof heeft benadrukt dat de terbeschikkinggestelde openheid moet blijven geven over zijn seksualiteit en belevingswereld, vooral bij de uitbreiding van vrijheden. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.

Uitspraak

TBS P23/017
Beslissing van 10 augustus 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [Forensisch Psychiatrisch Centrum] , locatie [locatie]
te [plaats] ,
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats
Haarlem, van 29 december 2022. Deze beslissing houdt in de verlenging van de
terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken die in de tussenbeslissing van het hof van 4 mei 2023 zijn genoemd en daarnaast onder meer op:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 20 april 2023;
  • de tussenbeslissing van het hof van 4 mei 2023;
  • de aanvullende informatie van de [Forensisch Psychiatrisch Centrum] van 13 juli 2023;
  • een e-mailbericht van de [Forensisch Psychiatrisch Centrum] van 17 juli 2023 met daarbij gevoegd het verslag risicoanalyse januari 2023.
  • de op 27 juli 2023 binnengekomen scoreformulieren van de HCR en SSA methoden.
Het hof heeft ter zitting van 20 april en 27 juli 2023 gehoord de advocaat-generaal,
mr. V. Smink en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem. Tevens is als deskundige ter zitting van 27 juli 2023 gehoord mevrouw [verpleegkundig specialist] , verpleegkundig specialist bij de [Forensisch Psychiatrisch Centrum] .

Overwegingen

Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Primair is verzocht om afwijzing van de vordering van de officier van justitie en subsidiair is verzocht om te volstaan met een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar. Hiertoe is aangevoerd dat de vragen van het hof zoals gesteld in de tussenbeslissing van 4 mei 2023 onvoldoende zijn beantwoord door de kliniek en dat op basis van enkel vermoedens, twijfels en inschattingen de terbeschikkingstelling niet kan worden verlengd. De terbeschikkinggestelde toont inzicht in zijn seksuele belevingen, maar heeft door het stoppen van de verloven geen mogelijkheid gehad om zijn goede gedrag aan te tonen. Ondanks de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 30 november 2021 en de bevestiging van die beslissing door het hof heeft de terbeschikkinggestelde nog geen verlof en therapie. Er is geen gevaar voor herhaling van het indexdelict en het risico tot het plegen van een gewelddadig zedendelict is onvoldoende onderbouwd door de kliniek.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van de rechtbank
moet worden bevestigd. Naar aanleiding van de tussenbeslissing van het hof heeft de kliniek het recidiverisico met betrekking tot zedenfeiten uiteengezet. De onderbouwing is onder meer gebaseerd op twee oude feiten, die ook in eerdere rapportages zijn vermeld en die een bepaald mechanisme in het functioneren van de terbeschikkinggestelde laten zien. Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, waardoor hij moeite heeft met het inleven in een ander. Daarnaast is sprake van een persoonlijkheidsstoornis en parafilie. Deze problematiek bemoeilijkt de communicatie en hierdoor kan frustratie ontstaan bij de terbeschikkinggestelde. Ook is sprake van een vertekende realiteit. Dit heeft invloed op de behandelrelatie en bemoeilijkt de voortgang van de behandeling. De voorvallen gedurende de terbeschikkingstelling laten zien dat nog steeds sprake is van ditzelfde mechanisme. Het recidiverisico is door de kliniek voldoende onderbouwd. Aan de formele vereisten voor verlenging van de terbeschikkingstelling is voldaan en de risicotaxatie kan als dragend worden gebruikt voor de beslissing als genomen door de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is onder aanvulling van gronden als hierna weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op de juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.
Het hof heeft in zijn tussenbeslissing van 4 mei 2023 het volgende overwogen:
Het hof acht, overeenkomstig het standpunt van de raadsman, de risicotaxatie ten aanzien
van het seksuele aspect onvoldoende onderbouwd. De risicotaxatie lijkt met name gebaseerd
te zijn op de zedendelicten in het verleden van de terbeschikkinggestelde. De vraag die de
rechtbank en het hof in 2022 hebben opgeworpen, te weten in hoeverre in het
risicomanagement rekening moet worden gehouden met het risico op seksueel geweld en of
er bepaalde aanwijzingen zijn dat er een actueel risico is op zedendelicten, en zo ja waar dit
op is gebaseerd, is door de [Forensisch Psychiatrisch Centrum] niet (expliciet) beantwoord.
Het hof heeft voorts in het tussenarrest verzocht zoveel mogelijk nader te worden ingelicht en heeft in het kader daarvan een aantal geformuleerd ter beantwoording door de kliniek en verzocht om de resultaten van de twee gehanteerde risicotaxaties te verstrekken. Naar aanleiding van de tussenbeslissing van het hof is het verslag risicoanalyse januari 2023 alsmede de daaraan ten grondslag liggende scoreformulieren verstrekt en heeft de kliniek antwoord gegeven op de gestelde vragen als geformuleerd in de tussenbeslissing. Ter zitting heeft de deskundige een en ander toegelicht.
Gelet op de aanvullende informatie van de kliniek en onder meer de rapportages van
drs. H.A. Gerritsen en drs. A.E. Haan, alsmede de aanvullende informatie van de kliniek verstrekt in de e-mail van 17 april 2023 concludeert het hof dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling vereist. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het recidiverisico ingeschat voor gewelddadig gedrag als laag tot matig en voor zedendelicten als matig tot hoog en het bestaan van het recidiverisico ten aanzien van het seksuele aspect is inmiddels voldoende onderbouwd door de kliniek.
In het schrijven van 13 juli 2023 en ter zitting heeft de deskundige aangegeven dat het recidiverisico met name wordt ingekleurd door de kernproblematiek die speelt bij de terbeschikkinggestelde. Dit heeft invloed op de interpretatie van signalen van anderen, zoals ook te zien is bij het indexdelict. Daarnaast is sprake van identificatie met kinderen. Voorts zijn de onderliggende risicofactoren benoemd die van betekenis zijn voor het bepalen van het risico op het plegen van zedendelicten, waarbij de thema’s eenzaamheid en afwijzing belangrijke onderwerpen zijn. Op basis van de ervaringen van de kliniek en de behandeling van de terbeschikkinggestelde is de risicotaxatie aangepast naar beneden, maar historische gegevens worden altijd meegenomen in de afname van risico instrumenten. Uiteindelijk moet gekeken worden hoe de terbeschikkinggestelde om zal gaan met een toename van vrijheden en of hij dan ook openheid toont over zijn belevingswereld. Het is op dit moment nog te pril om hierover meer te zeggen. De kliniek blijft bij het advies om de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar.
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken, mede gelet op de recent gestarte behandelpoging van de terbeschikkinggestelde bij de [Forensisch Psychiatrisch Centrum] . Het hof is van oordeel dat de terbeschikkinggestelde op een geschikte plek zit en dat de door de kliniek uitgezette stapsgewijze koers dient te worden gevolgd. Voor deze route is nog zeker een periode van twee jaar nodig. Gekeken dient te worden hoe de terbeschikkinggestelde om zal gaan met de uitbreiding van vrijheden en of hij dan ook openheid blijft geven over zijn seksualiteit en zijn belevingswereld.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigtmet aanvulling van gronden als voormeld de beslissing van de rechtbank
Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 29 december 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. G. Mintjes, voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. M.J. Vos, raadsheren,
en drs. I.E. Troost en drs. D.M.L. Versteijnen, raden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Valé, griffier,
en op 10 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken.
mr. M. Keppels en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.