Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
[verweerster] B.V.,
raad voor de rechtspraak,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, binnengekomen op 8 februari 2023;
- het verweerschrift van [verweerster] ;
- een journaalbericht van mr Stobbe van 22 juni 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr Stobbevan 29 juni 2023 met productie.
- [verzoeker] met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger en de advocaat van [verweerster] ;
- een vertegenwoordiger en de advocaat van de raad voor de rechtspraak.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- zich onbevoegd verklaard om te oordelen over de klacht over het weigeren schriftelijk te antwoorden op de vragenlijst door [naam1] ;
- de klacht over dwangmedicatie ongegrond verklaard;
- alle overige verzoeken, waaronder die over schadevergoeding, afgewezen.
5.De motivering van de beslissing
Het hof merkt op dat voor [verzoeker] een zorgmachtiging geldt. Tegen een beschikking waarin een zorgmachtiging wordt verleend, staat geen hoger beroep open beroep open (artikel 6:3 Wvggz). [verzoeker] heeft overigens ook geen cassatie ingesteld tegen de zorgmachtiging. De zorgmachtiging is dus onherroepelijk. Dat [verzoeker] van mening is dat bij hem geen sprake is van een psychiatrisch ziektebeeld en dat hem nooit verplichte zorg in welke vorm dan ook had mogen worden opgelegd, doet daaraan niet af. [verweerster] mag [verzoeker] op grond van de zorgmachtiging verplichte zorg verlenen. [verweerster] handelt daarmee niet onrechtmatig. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] niet, in ieder geval onvoldoende onderbouwd, heeft gesteld hoe [verweerster] (of een andere zorgaanbieder) verder onrechtmatig heeft gehandeld.
[verzoeker] stelt in zijn brief van 4 april 2023 dat hij in 2009 en 2010 ten onrechte onvrijwillig in de psychiatrie is terechtgekomen. Het is dan aan [verzoeker] om concreet te maken wanneer dat precies was en hoe dat is gebeurd, waarom dit onrechtmatig is geweest en welke schade hij als gevolg daarvan heeft geleden. Dat heeft [verzoeker] onvoldoende gedaan. Noch uit de hiervoor onder 5.6 weergegeven stellingen van [verzoeker] noch uit de grote hoeveelheid stukken die hij heeft overgelegd en de berekeningen die hij heeft gemaakt, wordt voor het hof duidelijk wie hij verantwoordelijk houdt voor welke (gesteld) onrechtmatige gedraging en welke schade daar voor hem uit is voortgevloeid. Overigens hebben de door hem aangevoerde gebeurtenissen zich voorgedaan in 2009 en 2010 en dus voorafgaand aan het van kracht worden van de Wvggz op 1 januari 2020. Van een veroordeling tot schadevergoeding op grond van artikel 10:12 Wvggz in verband met het niet naleven van de wet kan ook om die reden geen sprake zijn.