Uitspraak
[appellant] ,
1.Noord-Nederlandse Vastgoed B.V.,
4. [geïntimeerde4] ,
NNV c.s., respectievelijk
NNV,
[geïntimeerden2 t/m 4]( [geïntimeerde2] , [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] ) en
[geïntimeerde5],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellant], die woningen huurde van NNV c.s., en zijn verhuurders. [Appellant] had de woningen met instemming van de verhuurders onderverhuurd aan buitenlandse arbeidskrachten die werkten aan projecten in de Eemshaven. Door de coronacrisis vertrokken deze arbeidskrachten, waardoor [appellant] niet langer in staat was om de huur te betalen. Hij stelde dat de gevolgen van de coronacrisis niet volledig voor zijn rekening konden komen. De kantonrechter had [appellant] eerder veroordeeld tot betaling van aanzienlijke bedragen aan de verhuurders, wat hij in hoger beroep wilde aanvechten.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 10 augustus 2023, heeft [appellant] zijn eis geformuleerd om de huurovereenkomsten te wijzigen of te ontbinden op basis van onvoorziene omstandigheden. Het hof oordeelde echter dat [appellant] niet had voldaan aan de stelplicht voor zijn vorderingen en dat de huurovereenkomsten waren aangegaan na het uitbreken van de pandemie, waardoor de omstandigheden niet als onvoorzien konden worden aangemerkt. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om zich bewust te zijn van hun verplichtingen en de risico's die verbonden zijn aan het huren van woningen, vooral in onzekere tijden zoals een pandemie. Het hof concludeerde dat de vorderingen van [appellant] niet konden worden toegewezen en dat hij de proceskosten moest vergoeden.