ECLI:NL:GHARL:2023:8016

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
26 september 2023
Zaaknummer
200.323.946
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S. Kuijpers
  • K.A.M. van Os- ten Have
  • C.F.L.A. van der Vegt- Boshouwers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van de minderjarige kinderen van de ouders, die in 2008 zijn gehuwd en recentelijk zijn gescheiden. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft vier grieven ingediend tegen de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader was vastgesteld. De vader, die in incidenteel hoger beroep is gekomen, verzoekt om een wijziging in de zorgregeling en het halen en brengen van de kinderen.

De procedure in hoger beroep omvatte onder andere een mondelinge behandeling op 29 augustus 2023, waarbij beide ouders, hun advocaten en vertegenwoordigers van de betrokken instellingen aanwezig waren. De ouders hebben samen het gezag over de kinderen, en de rechtbank had eerder een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de kinderen vastgesteld. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats niet in hun belang is, gezien de stabiliteit die zij bij de vader hebben gevonden na een periode van onrust.

Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader blijft en de zorgregeling niet wordt gewijzigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft benadrukt dat de GI verantwoordelijk is voor de verdere begeleiding en evaluatie van de zorgregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.323.946
(zaaknummers rechtbank Gelderland 400182 en 408307)
beschikking van 26 september 2023
inzake
[verzoekster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.R.G. Drenth te Baarn
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.V. Scheffer te Utrecht
Als overige belanghebbende zijn aangemerkt:
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland Noord,
gevestigd te Apeldoorn,
verder te noemen: JBG,
en
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE),
gevestigd in Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 9 december 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. Het hof zal deze beschikking verder noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 maart 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht van mr. F.R.G. Drenth met producties van 16 augustus 2023;
- een journaalbericht van mr. M.V. Scheffer met producties van 21 augustus 2023.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] heeft bij e-mailbericht van 24 augustus 2023 aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot de verzoeken.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 29 augustus 2023 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van JBG;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn [in] 2008 te [plaats1] met elkaar gehuwd. Bij de bestreden beschikking is de echtscheiding van partijen uitgesproken. Deze is op 7 maart 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand in de gemeente [de gemeente] .
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2010 te [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012 te [plaats2] ;
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2015 te [plaats2] ;
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2017 te [plaats2] , en
- [de minderjarige5] , geboren [in] 2019 te [plaats3] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.3
Bij beschikking van 22 maart 2022 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van JBG tot 15 maart 2023. Deze maatregel is nadien verlengd tot 15 maart 2024.
3.4
Bij beschikking van 20 juni 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] bij de andere ouder met gezag (de vader) verleend tot 18 juli 2022. Deze maatregel is nadien verlengd, voor het laatst tot 15 februari 2023.
3.5
Bij beschikking van 21 juni 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige5] in het [naam1] verleend tot 19 juli 2022. Daarnaast heeft de kinderrechter de ouders deels in het uitoefening van het gezag geschorst (alleen voor zover het de opname en behandeling van [de minderjarige5] in het [naam1] betreft) en de JBG voor dat deel belast met de voogdij over [de minderjarige5] voor de duur van de uithuisplaatsing. [de minderjarige5] verblijft sinds 19 juli 2022 weer bij de vrouw.
3.6
Bij beschikking van 4 juli 2023 is bepaald dat de GI in het vervolg belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van de kinderen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen hen betreffende alle kinderen.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang:
- de hoofverblijfplaats van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] bij de vader vastgesteld;
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige5] bij de moeder vastgesteld;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] aldus
vastgesteld dat de begeleide contacten tussen hen en de vrouw zo spoedig mogelijk uitgebreid worden naar vijf uur per week, waarbij de locatie, de verdere aard, de frequentie, de duur van de contacten, de wijze van begeleiding en verdere uitbreiding worden bepaald door de GI;
- ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [de minderjarige5] bepaald dat zo
spoedig mogelijk wordt toegewerkt naar de bij beschikking van de kinderrechter van
3 oktober 2022 vastgestelde regeling waarbij [de minderjarige5] om het weekend van vrijdag 18.00 uur
tot zondag 18.00 uur bij de man verblijft, op te bouwen onder regie van de GI;
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van alle kinderen. De moeder verzoekt:
Primair:
- de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] bij de moeder vast te stellen en een zorgregeling tussen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] en de vader vast te stellen waarbij zij in het weekend bij de vader verblijven;
- te bepalen dat de vader driemaal contact met [de minderjarige5] moet hebben onder begeleiding van een professional die hem uitleg geeft over de sonde, waarna een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige5] ingaat waarbij [de minderjarige5] op zaterdag van 11.00 uur tot 15.00 uur bij de vader verblijft, ofwel dat er een regeling wordt vastgesteld die beperkter is dan de regeling in de bestreden beschikking;
Subsidiair:
de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de vastgestelde zorgregeling tussen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] en de moeder, en een nieuwe zorgregeling vast te stellen waarbij [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] van maandag uit school tot vrijdag uit school bij de moeder verblijven, ofwel een regeling waarbij zij van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vrouw verblijven, of wel een regeling die ruimer is dan de huidige regeling.
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoeken af te wijzen.
4.4
De vader is daarnaast op zijn beurt met een grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op het halen en brengen van de kinderen. De vader verzoekt te bepalen dat het halen en brengen van de kinderen in het kader van de uitvoering van de zorgregeling tussen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] en de moeder, tussen partijen wordt verdeeld.
4.5
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Mr. Scheffer heeft namens de vader op 21 augustus 2023 een journaalbericht met bijlagen ingediend. In artikel 1.4.5 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven staat dat stukken tot uiterlijk tien dagen voor de zitting kunnen worden ingediend. Het hof laat dit bericht en de bijlagen, zoals ook op de mondelinge behandeling is meegedeeld, daarom buiten beschouwing.
5.2
De ouders hebben samen het gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
d. de wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid, wordt verschaft.
5.3
De moeder stelt dat de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] onterecht bij de vader heeft vastgesteld. De moeder heeft gedurende het huwelijk van partijen de zorg voor de kinderen gedragen en is daar ook beter toe in staat. De vader heeft een drukke baan en de moeder is altijd beschikbaar. Volgens de moeder zijn de kinderen tijdelijk bij de vader geplaatst omdat [de minderjarige5] in het ziekenhuis verbleef en de moeder moeite had om de zorg voor alle kinderen te dragen. De moeder stelt dat zij weer in staat is om de zorg voor alle kinderen op zich te nemen. Door JBG is onvoldoende gewerkt aan een terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Daarnaast verlopen de contacten tussen de moeder en de kinderen goed, maar wordt er niet gewerkt aan een uitbreiding van de zorgregeling. Het is volgens de moeder niet langer nodig dat de contacten worden begeleid en zij wil de kinderen vaker zien. De moeder maakt zich zorgen om het contact tussen [de minderjarige5] en de vader. De vader mist volgens de moeder de benodigde kennis om [de minderjarige5] sondevoeding via zijn neus-maagsonde te geven.
5.4
De vader acht het in het belang van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] dat zij hun hoofdverblijfplaats bij hem houden. Zij hebben veel meegemaakt bij de moeder en ervaren bij de vader rust en stabiliteit. De moeder belast de kinderen met volwassenproblematiek en zij frustreert het contact tussen de vader en [de minderjarige5] . Daarnaast is er een schriftelijke aanwijzing van kracht die bepaalt dat de kinderen niet in contact mogen komen met de nieuwe partner van de moeder, met wie zij samenwoont. Volgens de vader stelt de moeder onterecht voorwaarden aan de contacten tussen hem en [de minderjarige5] en weet hij wel degelijk hoe hij de sondevoeding van [de minderjarige5] moet toedienen. De vader vindt het brengen en halen van de kinderen belastend en wil graag dat deze verantwoordelijkheid gedeeld wordt.
5.5
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat er zorgvuldig gekeken is welke plek de kinderen de meeste stabiliteit biedt. Het gaat nu goed met de kinderen, de zorgen die er waren op medisch gebied worden niet meer gezien. De raad ziet geen reden om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen. De raad acht het van belang dat de regie met betrekking tot de zorgregeling tussen de oudste vier kinderen en de moeder bij de GI blijft. Er zijn nog steeds zorgen over de belastbaarheid van de moeder, het belasten van de kinderen met volwassenproblematiek en de partner van de moeder. De GI kan het beste beoordelen wanneer welk kind toe is aan de volgende stap in het contact met de moeder. De raad adviseert de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige5] uit te breiden, er wordt geen reden gezien om deze te beperken. De raad vindt het belangrijk dat beide ouders een rol spelen in het halen- en brengen van de kinderen, maar vindt het nog belangrijker dat de regeling ook uitvoerbaar is.
5.6
Namens JBG is naar voren gebracht dat zij destijds na veel beraad en overleg het verzoek hebben gedaan bij de kinderrechter de oudste vier kinderen bij de vader te plaatsen. Hier staat JBG nog steeds achter. Een wijziging van het hoofdverblijf is niet in het belang van de kinderen. Er is een moeizame samenwerking met de moeder. De huidige zorgregeling is op dit moment passend. De schriftelijke aanwijzing, waarin is bepaald dat de partner van de moeder niet aanwezig is bij de (telefonische) contacten met de kinderen, is nog steeds van kracht.
Namens de GI is verteld dat zij pas sinds een maand betrokken is. De afspraken die eerder zijn gemaakt met JBG blijven gelden.
5.7
Het hof is van oordeel dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] niet in hun belang is. De kinderen hebben na een lange periode van onrust en onduidelijkheid bij de vader rust gevonden. Ze zijn gestart op een nieuwe school in de woonplaats van de vader en de contacten met de moeder verlopen over het algemeen goed. De moeder is recent verhuisd. Wijziging van de hoofdverblijfplaats naar de moeder zou voor de kinderen betekenen dat zij in een nieuwe stad weer naar een nieuwe school moeten gaan. Dit acht het hof niet in hun belang. Het hof neemt in zijn overweging ook mee dat de moeder de zorgregeling die geldt tussen [de minderjarige5] en de vader niet nakomt, en er aldus een risico bestaat dat het contact tussen de vader en de kinderen stagneert op het moment dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Daarnaast zijn er gerede zorgen over de thuissituatie van de moeder. Zo geldt de schriftelijke aanwijzing nog steeds, waarin is bepaald dat de partner van de moeder, met wie zij samenwoont, niet aanwezig mag zijn tijdens de contactmomenten met de oudste vier kinderen. Dit maakt het naar het oordeel van het hof ook praktisch onmogelijk om de hoofdverblijfplaats van de oudste vier kinderen bij de moeder vast te stellen.
5.8
Het hof ziet tevens geen aanleiding om de zorgregeling tussen [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] en de moeder te wijzigen. Het is in het belang van de kinderen dat de regie omtrent de uitbreiding van de regeling bij de GI ligt. Zij kan het beste beoordelen wanneer, welk kind toe is aan een eventuele uitbreiding. Net als de raad en de GI is het hof van oordeel dat een uitbreiding van de zorgregeling op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Er is nog teveel onduidelijkheid. Het hof neemt hierin ook mee dat er nog steeds geen persoonlijkheidsonderzoek is uitgevoerd, hetgeen wel van belang is. Hierin ligt een taak voor de GI. Het is aan de GI om te regelen dat het persoonlijkheidsonderzoek plaats kan vinden en betaald wordt. Op grond van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk voor de financiering van persoonlijkheidsonderzoeken die nodig zijn in het kader van jeugdhulp aan kinderen en ouders. Het hof acht het van belang dat de GI dit snel oppakt.
5.9
Het hof ziet ook geen aanleiding om de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige5] te beperken. In tegenstelling tot de moeder is het hof niet van oordeel dat de vader aanvullende cursussen zou moeten volgen om de omgang tussen hem en [de minderjarige5] veilig te laten verlopen. De vader heeft tijdens het huwelijk van partijen ook de zorg voor [de minderjarige5] gedragen en door de GI is aan het contact tussen de vader en [de minderjarige5] niet de voorwaarde gesteld dat de vader een cursus moet volgen. Desalniettemin heeft de vader zich tijdens de mondelinge behandeling bij het hof bereid verklaard om deze cursus alsnog te doen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige5] te beperken.
5.1
Ten aanzien van het halen- en brengen van de kinderen stelt het hof voorop dat dit in principe een gedeelde verantwoordelijkheid zou moeten zijn van de ouders. In dit geval acht het hof het echter in het belang van de kinderen dat de vader het halen en brengen voor zijn rekening neemt. De moeder ziet de kinderen met een reden onder begeleiding, het past hier niet bij dat zij de kinderen vervolgens onbegeleid moet halen bij en/of brengen naar de vader.

6.De slotsom

in het principaal hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
in het incidenteel hoger beroep
6.2
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, faalt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van
9 december 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, K.A.M. van Os- ten Have en C.F.L.A. van der Vegt- Boshouwers, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op
26 september 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.