Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden van een opvolgend bewindvoerder. De verzoekster, een besloten vennootschap, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 29 april 2021 had beslist dat de opvolgend bewindvoerder geen recht had op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden. De kantonrechter had de ontslagen bewindvoerder op eigen verzoek ontslagen en de opvolgend bewindvoerder benoemd, maar geen vergoeding voor aanvangswerkzaamheden toegekend.
Het hof heeft de procedure bij de rechtbank en de feiten van de zaak in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de opvolgend bewindvoerder, in dit geval de verzoekster, wel recht heeft op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden volgens artikel 3 lid 5 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het hof baseerde zijn beslissing op de wettelijke bepalingen en de toelichting bij de Regeling, waarin is vastgesteld dat de beloning voor bewindvoerders adequaat moet zijn en dat ook opvolgende bewindvoerders recht hebben op een vergoeding voor hun werkzaamheden.
De slotsom was dat de grieven van de verzoekster slagen, en het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd. Het hof heeft bepaald dat de opvolgend bewindvoerder recht heeft op een vergoeding van € 559,- voor de aanvangswerkzaamheden, en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.