Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 2 maart 2019 te [pleegplaats] aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en/of een gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen en/of een schedelbreuk en/of blijvend beperkt zicht heeft toegebracht door die [aangever] eenmaal met kracht met een (glazen) fles op/tegen het gezicht/hoofd te slaan;
hij op of omstreeks 2 maart 2019 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, eenmaal met een (glazen) fles op/tegen het gezicht/hoofd van die [aangever] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 2 maart 2019 te [pleegplaats] [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] eenmaal met een (glazen) fles op/tegen het gezicht/hoofd van die [aangever] te slaan terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en/of gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen en/of een schedelbreuk en/of blijvend beperkt zicht, ten gevolge heeft gehad.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
hij op
of omstreeks2 maart 2019 te [pleegplaats] aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en
/ofeen gebroken oogkas en
/ofeen gebroken jukbeen en
/ofeen schedelbreuk
en/of blijvend beperkt zichtheeft toegebracht door die [aangever] eenmaal met kracht met een
(glazen
)fles
op/tegen het
gezicht/hoofd te slaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Strafbaarheid van het feit en van de verdachte
Oplegging van straf
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
€ 7.523,90 (zevenduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en negentig cent) bestaande uit € 2.523,90 (tweeduizend vijfhonderddrieëntwintig euro en negentig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.