In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting, opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De naheffingsaanslag van € 4,39 werd opgelegd op 20 juli 2021, met bijkomende kosten van € 65,30. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Vervolgens heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep ook ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2023 zijn beide partijen niet verschenen. De zaak draait om de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt dat hij door een defect aan zijn auto in een stressvolle situatie verkeerde, waardoor hij de parkeerbelasting pas later heeft betaald. De heffingsambtenaar betwist dit en stelt dat persoonlijke omstandigheden geen rol spelen bij de heffing van de parkeerbelasting.
Het Hof oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De parkeerbelasting is een objectieve belasting en persoonlijke omstandigheden kunnen in principe niet leiden tot een vrijstelling van betaling. Het Hof erkent de stress van belanghebbende, maar concludeert dat er geen sprake is van overmacht. Belanghebbende had de parkeerbelasting kunnen betalen voordat hij de Audi service dienst belde. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.