ECLI:NL:GHARL:2023:9120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
23/21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting door gemeente Almere

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Almere tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had op 9 november 2022 de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van € 1,90, opgelegd op 25 september 2021, vernietigd en de naheffingsaanslag herroepen. De heffingsambtenaar stelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, terwijl de belanghebbende, die op het moment van de naheffing in de rij stond om te betalen, dit ontkende. Tijdens de zitting op 17 oktober 2023 zijn beide partijen niet verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de auto van de belanghebbende op 28 augustus 2021 geparkeerd stond op een plek waar betaald parkeren gold. De naheffingsaanslag werd om 16:35 uur opgelegd, terwijl de belanghebbende om 16:36 uur via Parkmobile had betaald. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de parkeercontroleur de werkinstructie volgde en er geen bewijs was dat de belanghebbende tijdig had betaald. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar werd gegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/21
uitspraakdatum: 24 oktober 2023
Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Almere(hierna: de heffingsambtenaar)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 9 november 2022, nummer UTR 22/1707, in het geding tussen de heffingsambtenaar en
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 25 september 2021 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd van € 1,90, waarbij tevens kosten van € 65,30 in rekening zijn gebracht.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag herroepen.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2023. Partijen zijn, met kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 28 augustus 2021 de auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd aan de Montrealstraat in Almere. Op die parkeerplaats en op dat tijdstip was sprake van betaald parkeren.
2.2.
De naheffingsaanslag is om 16.35 uur opgelegd.
2.3.
Belanghebbende heeft volgens Parkmobile om 16.36 uur betaald.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 225, lid 1, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, kan een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
4.2.
Ingevolge artikel 234, lid 1, van de Gemeentewet, wordt de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 225, lid 1, onder a, van die wet geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel op andere wijze.
4.3.
Ingevolge artikel 234, lid 2, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, wordt als voldoening op aangifte uitsluitend aangemerkt: het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto op de in 2.1 aangegeven parkeerplaats stond geparkeerd en dat ter zake van het parkeren van de auto, gezien de plaats en het tijdstip van het parkeren, parkeerbelasting is verschuldigd.
4.5.
Het Hof dient te beoordelen of de parkeerbelasting bij aanvang van het parkeren is betaald, waarbij de parkeerder een redelijke termijn dient te worden gegund.
4.6.
De heffingsambtenaar heeft verklaard dat de toegepaste werkinstructie ‘opleggen naheffingsaanslag’ (hierna: de werkinstructie) voorschrijft dat allereerst wordt gecontroleerd of de parkeerautomaten in de onmiddellijke omgeving goed functioneren en vervolgens of er in de auto een parkeerkaartje, parkeervergunning of een ontheffing wordt aangetroffen. Is dat evenmin het geval, dan wordt daarna het kenteken gescand om te controleren of er sprake is van een digitale parkeervergunning of dat er via belparkeren een belparkeerrecht is. Volgens de heffingsambtenaar wordt er pas na al deze handelingen, die enkele minuten in beslag nemen, door de parkeercontroleur overgegaan tot het opleggen van een naheffingsaanslag.
4.7.
[naam1] , handhaver openbare ruimte, heeft op 23 november 2022 een aanvullend proces-verbaal opgemaakt en ondertekend, waarvan de inhoud als volgt luidt, voor zover van belang:
“Naar aanleiding van uw verzoek een inhoudelijk commentaar te geven op het verweer van betrokkene verklaar ik, …, in dienst van de gemeente Almere, …, verklaar het volgende:
Op zaterdag 28 augustus 2021, omstreeks 16:35 uur, bevond ik mij in uniform gekleed en met handhaving belast op de openbare weg, op de Montrealstraat te Almere. Ik voerde mijn werkzaamheden uit volgens de werkinstructie voor het opleggen van naheffingsaanslagen. Op 28 maart heb ik een mail gestuurd waarin ik heb uitgelegd dat deze casus nooit heeft plaatsgevonden. Ik verwijs dan ook naar die mail en ik sta achter het geen wat ik toen in de mail heb benoemd.”
Bedoelde e-mail van 28 maart 2022 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Ik heb het bezwaar nagelezen maar deze casus heeft nooit plaatsgevonden. Wel een creatieve manier om onder een fiscale naheffing uit te komen.”
4.8.
Belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank het volgende gezegd:
“Ik was met mijn partner en dochter naar de … Ik stond geparkeerd en ik liep naar de automaat. Mijn partner liep al naar … met mijn dochter. Hij draaide zich om en zag de parkeerambtenaar. Hij riep wat doe je, mijn vriendin staat in de rij om te betalen. Ik zag het gebeuren en dacht krijg ik nu een boete. Toen heb ik snel parkmobile aangezet. Het was maar een halve minuut later of zo.
(…).
Ik weet niet meer precies hoeveelste ik in de rij was. Ik stond in de rij omdat ik de app al had, maar ik hem niet vaak gebruik omdat ik hem vaak vergeet om uit te zetten.
(…).
Mijn partner heeft hem aangesproken en tegen hem werd gezegd bemoei je er niet mee. Ik draaide me toevallig om en ben hun kant opgelopen en heb mijn app aangezet. Ik heb niet gesproken met de parkeercontroleur.”
4.9.
Het Hof is van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Hierbij heeft het Hof het volgende in aanmerking genomen. Het Hof acht het aannemelijk dat als de parkeercontroleur met iemand in gesprek is die zegt dat zijn partner in de rij staat bij de parkeerautomaat de parkeercontroleur nog even wacht met het opleggen van een naheffingsaanslag, zeker als er – zoals hier – vanuit de parkeerplaats zicht is op een rij bij de parkeerautomaat. Verder ligt het, gelet op de korte afstand tussen de parkeerplaats en de parkeerautomaat, naar het oordeel van het Hof voor de hand dat er contact zou zijn geweest tussen belanghebbende en de parkeercontroleur, zodat belanghebbende kon laten zien dat zij uit de rij is gestapt en via Parkmobile de parkeerbelasting heeft betaald. Ten slotte heeft het Hof in het dossier geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de parkeercontroleur de werkinstructie niet zou hebben gevolgd.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, en
  • verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, raadsheer, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2023
De griffier, De raadsheer,
(J.W.J. de Kort) (B.F.A van Huijgevoort)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 26 oktober 2023
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.