In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige3]. De vader van de minderjarige had verzocht om terugplaatsing van [de minderjarige3] bij hem, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof oordeelde dat de minderjarige grote weerstand toont tegen contact met zijn vader en dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat zijn welzijn beter gediend is bij wonen bij de vader dan in het pleeggezin waar hij sinds 2019 verblijft. De kinderrechter had eerder de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige3] verlengd tot 9 april 2024. De vader voerde aan dat hij een goede ouder is en dat de kinderen bij hem moeten opgroeien, maar het hof concludeerde dat de huidige situatie in het pleeggezin het beste is voor [de minderjarige3]. De GI en de raad voor de kinderbescherming steunden deze conclusie. Het hof benadrukte het belang van stabiliteit en continuïteit in de verzorging van de minderjarige en wees het verzoek van de vader om een nieuw onderzoek af, omdat dit in strijd zou zijn met het belang van [de minderjarige3]. De beslissing van het hof bevestigt de noodzaak van de verlenging van de uithuisplaatsing, zodat de minderjarige de benodigde behandeling voor zijn PTSS kan ontvangen en er rust en duidelijkheid komt in zijn situatie.