ECLI:NL:GHARL:2023:9378

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
200.322.069
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in een zorg- en opvoedingszaak met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker, die betrokken was in een procedure over de zorg- en opvoedingstaken van zijn minderjarige kinderen. Het wrakingsverzoek werd ingediend na een eerdere beschikking van 13 juli 2023, waarin de zorg- en opvoedingstaken werden verdeeld. Verzoeker was van mening dat er sprake was van een 'onderonsje' tussen de wederpartij en de rechters, wat zijn vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechters zou schaden. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was dat de rechters onpartijdig waren of dat er ongepaste communicatie had plaatsgevonden. De wrakingskamer oordeelde dat de procedure correct was gevolgd en dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een procedurele onvolkomenheid die de onafhankelijkheid van de rechtspraak zou kunnen aantasten. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. M.E. van der Bel, R. den Ouden en M. Keppels, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer W200.322.069/02
beslissing van de wrakingskamer van 4 oktober 2023
inzake het verzoek tot wraking, gedaan door
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: I. Mercanoğlu te Almelo.

1.De procedure

1.1
Op 13 juli 2023 is bij het hof onder zaaknummer 200.322.069/01 een beschikking gegeven in een zaak tussen verzoeker en mevrouw [naam1] , de ex-echtgenote van verzoeker. Daarbij ging het over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van hun beide minderjarige kinderen. Mevrouw [naam1] werd in de procedure bijgestaan door mr. T.H. Westerhof-Dijkstra.
1.2
Op 26 juli 2023 heeft mr. T.H. Westerhof-Dijkstra het hof per e-mailbericht verzocht haar van de zittingen van 9 en 12 mei 2023 het proces-verbaal te doen toekomen.
1.3
Bij brief van 27 juli 2023 heeft het hof partijen en overige belanghebbenden bericht voornemens te zijn om ambtshalve een herstelbeschikking te geven op grond van artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat sprake is van een kennelijke en voor eenvoudig herstel vatbare fout. In die brief heeft het hof partijen en de overige belanghebbenden in de gelegenheid gesteld te reageren op dat voornemen.
1.4
Op 2 augustus 2023 is bij de griffie ingekomen een ‘uitlating tevens houdende verzoek tot wraking’ van de zijde van verzoeker. Dit stuk is doorgezonden aan de wrakingskamer. Blijkens dit stuk wordt de wraking verzocht van de drie behandelend raadsheren, mrs. K. Mans, M.H.F. van Vugt en D.J.M. van de Voort.
1.5
Op 1 september 2023 heeft (de advocaat van) verzoeker het uitgewerkte proces-verbaal van de zitting van 12 mei 2023 ontvangen.
1.6
De genoemde raadsheren hebben niet in de wraking berust. Op 21 september 2023 heeft de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Daarbij was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. Mercanoğlu die het wrakingsverzoek namens verzoeker heeft toegelicht. Ook waren aanwezig mrs. Vugt en Van de Voort.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek moet schriftelijk worden gedaan. Het verzoek kan tijdens een zitting ook mondeling worden gedaan. Het wrakingsverzoek vermeldt de feiten of omstandigheden waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden; alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen. Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de bedoelde feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden en voordat in de hoofdzaak een aanvang is gemaakt met het doen van de einduitspraak.
2.2
Hoewel het wrakingsverzoek is gedaan nadat de einduitspraak al is gedaan, zal de wrakingskamer het verzoek toch inhoudelijk beoordelen. De behandelend raadsheren hebben partijen te kennen gegeven voornemens te zijn de beschikking ambtshalve te herstellen op grond van artikel 31 Rv en partijen in de gelegenheid gesteld op dat voornemen te reageren. Het zou dus kunnen dat de gegeven eindbeslissing (op punten) nog aangepast wordt. Dat is voor de wrakingskamer in dit geval voldoende om verzoeker te ontvangen in zijn verzoek.

3.De inhoudelijke beoordeling van het verzoek

3.1
Het door verzoeker ingezonden stuk is deels een reactie op het voornemen van de behandelend raadsheren om de beschikking ambtshalve te herstellen en deels een verzoek tot wraking. De wrakingskamer zal zich enkel uitlaten en oordelen over het verzoek tot wraking en niet over de vraag of de door de behandelend raadsheren geconstateerde vergissing zich al dan niet leent voor een herstel op grond van artikel 31 Rv.
3.2
Het wrakingsverzoek komt kort weergegeven erop neer dat het verzoeker niet duidelijk is hoe de beslissing om ambtshalve te willen overgaan tot herstel van de beschikking tot stand is gekomen. Volgens verzoeker is dat niet transparant. De wijze waarop de brief van 27 juli 2023 tot stand is gekomen, ziet verzoeker als een procedurele onvolkomenheid die de kern van de onafhankelijke rechtspraak raakt. Het verzoek is ter zitting nader toegelicht.
3.3
In die nadere toelichting heeft de advocaat van verzoeker aangevoerd dat hij het verbazingwekkend vindt dat er slechts een dag nadat de advocaat van de wederpartij heeft verzocht om het proces-verbaal aan haar toe te zenden, al een brief vanuit het hof is verzonden aan belanghebbenden dat er een kennelijke fout is geconstateerd in de beschikking en dat het hof voornemens is die te herstellen op grond van artikel 31 Rv. Verzoeker kan niet geloven dat het hof ambtshalve de kennelijke fout zo snel heeft ontdekt. Het ging namelijk om een klein punt dat het hof volgens verzoeker enkel kan hebben ontdekt op aangeven van de advocaat van de wederpartij. Er moet dus contact zijn geweest, aldus nog steeds verzoeker, tussen de advocaat van de wederpartij en de griffie van het hof waarbij het voorgaande is besproken.
3.4
De behandelend raadsheren hebben het volgende toegelicht ter zitting van de wrakingskamer. Het hof, althans in eerste instantie de griffie, heeft voormeld verzoek om het toezenden van het proces-verbaal ontvangen. Dat is geen ongebruikelijk verzoek. Dat verzoek is meteen - diezelfde dag nog - in behandeling genomen. Bij het uitwerken van het proces-verbaal viel daarbij direct op dat hetgeen besproken is op zitting niet aansloot bij het dictum in de beschikking. Ter zitting was namelijk besproken en daarover was ook iedereen het eens, dat de omgangsregeling zoals die feitelijk door partijen wordt uitgevoerd vast zou worden gelegd in de beschikking. Dat is abusievelijk niet juist in het dictum van de beslissing terecht gekomen.
3.5
De wrakingskamer overweegt als volgt. Op 26 juli 2023 heeft mr. T.H. Westerhof-Dijkstra het hof per e-mailbericht (kennelijk zonder cc aan mr. Mercanoğlu) verzocht om haar de processen-verbaal van de zittingen van 9 en 12 mei 2023 te doen toekomen. Dat e-mailbericht bevindt zich bij de stukken en is (inmiddels) ook bij verzoeker en zijn advocaat bekend. In dat e-mailbericht staat verder niets anders vermeld dan voormelde vraag. De advocaat van verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij met mr. Westerhof-Dijkstra nog contact heeft gehad en dat die hem desgevraagd heeft bevestigd dat zij enkel om het proces-verbaal heeft verzocht zoals vermeld in het e-mailbericht. Niettemin stelt verzoeker zich op het standpunt dat er kennelijk een ‘onderonsje’ moet zijn geweest.
3.6
Op grond van artikel 31 Rv verbetert de rechter te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn vonnis, arrest of beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kenbare fout die zich voor eenvoudig herstel leent. De rechter gaat niet tot de verbetering over dan na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld zich daarover uit te laten. Dat is wat er in deze zaak is gebeurd; partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een voornemen. Een beslissing is nog niet genomen. De wettelijke regeling is dus gevolgd. Dat het herstel van de beschikking buiten het zicht van verzoeker tussen
mr. Westerhof-Dijkstra en het hof inhoudelijk zou zijn besproken is op geen enkele wijze aangetoond of ook maar enigszins aannemelijk gemaakt. De wrakingskamer zal daarom het wrakingsverzoek ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer van het gerechtshof, beslissende op het verzoek tot wraking:
verklaart het verzoek tot wraking van mrs. K. Mans, M.H.F. van Vugt en D.J.M. van de Voort ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.E. van der Bel, voorzitter, R. den Ouden en
M. Keppels en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken
op 4 oktober 2023.