ECLI:NL:GHARL:2023:949

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
200.313.914
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor een meerderjarige met geestelijke en lichamelijke beperkingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een mentor voor [verzoeker], die als gevolg van geestelijke en lichamelijke beperkingen niet in staat is zijn belangen zelf waar te nemen. De kantonrechter had eerder op 3 mei 2022 een mentorschap ingesteld en [naam2] benoemd tot mentor. [verzoeker] was het niet eens met deze beslissing en verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en zijn zoon of stiefdochter tot mentor te benoemen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij onder andere de mondelinge behandeling op 12 januari 2023 plaatsvond.

Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] veel ondersteuning nodig heeft in zijn dagelijks leven, waaronder hulp bij persoonlijke verzorging en financiële zaken. De huidige mentor, [naam2], heeft blijk gegeven van de nodige zorg en aandacht voor [verzoeker] en is actief op zoek naar een geschikte woonvorm voor hem. Het hof heeft geconcludeerd dat de voorkeur van [verzoeker] om zijn zoon of stiefdochter tot mentor te benoemen niet kan worden gevolgd, omdat de zoon onvoldoende inzicht heeft in de zorgbehoefte van zijn vader en de taken van een mentor. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarmee de benoeming van [naam2] als mentor in stand blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.914
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9631644)
beschikking van 2 februari 2023
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. P.G.W. van Wees te Arnhem,
en
mr. C.W. Houtman, advocaat te Arnhem, q.q. te deze handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verder te noemen: [naam1] ,
en
[naam2],
h.o.d.n. [de mentor] ,
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: de mentor,
advocaat: mr. L. de Groot te Leusden.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de zoon],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de zoon.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 3 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 augustus 2022;
- het verweerschrift van de mentor;
- een journaalbericht namens de mentor van 23 december 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 januari 2023 plaatsgevonden.
Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat, een tolk en zijn begeleider,
  • de mentor, bijgestaan door haar advocaat,
  • de zoon.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1971 te [plaats1] , Somalië.
3.2
De goederen die [verzoeker] toebehoren of zullen toebehoren zijn onder bewind gesteld. Dit bewind wordt uitgevoerd door [naam3] , gevestigd te [vestigingsplaats3] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van [naam1] een mentorschap in gesteld ten behoeve van [verzoeker] en [naam2] tot mentor benoemd.
4.2
[verzoeker] is het niet eens met deze beslissing en is in hoger beroep gekomen.
[verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken in eerste aanleg af te wijzen, dan wel deels te vernietigen en zijn zoon en/of de stiefdochter tot mentor te benoemen.
4.3
De mentor voert verweer tegen het verzoek van [verzoeker] en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Op grond van artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
5.2
Het hof is, evenals de kantonrechter, van oordeel dat is gebleken dat [verzoeker] als gevolg van zijn geestelijke en lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf waar te nemen en dat daarom een mentorschap moet worden ingesteld. Voorts zijn er gegronde redenen om de uitdrukkelijke voorkeur van [verzoeker] om zijn zoon en/of stiefdochter in dat geval te benoemen tot mentor, niet te volgen. De bestreden beschikking moet dan ook in stand blijven. Het hof legt hierna uit waarom.
5.3
[verzoeker] woont in een instelling in [woonplaats1] . Voorheen had hij zorg en begeleiding door [naam1] . Deze instantie is failliet gegaan en in verband daarmee heeft [verzoeker] een aantal weken minimale zorg en begeleiding gehad. In die periode ging zijn situatie achteruit en was er sprake van zelfverwaarlozing. Inmiddels wordt de zorg en begeleiding verleend door het Leger des Heils.
Het hof is van oordeel dat uit de stukken en uit wat op de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat [verzoeker] veel ondersteuning nodig heeft om in het dagelijks leven te kunnen functioneren. Hij heeft onder meer hulp en vooral sturing nodig voor voldoende persoonlijke verzorging, hygiëne en structuur. Hij is niet in staat om met geld om te gaan: hij heeft geen besef van de waarde van geld en kan bijvoorbeeld als hij afrekent in een winkel niet controleren of hij voldoende wisselgeld krijgt. [verzoeker] is bij lichamelijke klachten onvoldoende in staat om passende medische zorg voor zichzelf te regelen. Het hof gaat daarom voorbij aan de stellingen van [verzoeker] dat hij slechts tien uur zorg per week nodig heeft in plaats van 40 uur per week en dat de zorgbehoefte door [naam1] ten onrechte is verzwaard. De conclusies van het overgelegde psychodiagnostisch onderzoek bevestigen de bevindingen van de hulpverleners. In die conclusies wordt vermeld dat adequate communicatie erg lastig is voor [verzoeker] en dat sprake is van een verstandelijke beperking.
Voor het hof staat daarom vast dat [verzoeker] veel professionele zorg en begeleiding nodig heeft en dat sprake is van een beperking van [verzoeker] geestelijke vermogens, waardoor hij onvoldoende in staat is om zelf een juiste inschatting te kunnen maken van wat hij nodig heeft en zelf zijn belangen waar te nemen.
5.4
[verzoeker] heeft verder aangegeven dat hij graag wil verhuizen en meer zelfstandigheid wil. De mentor heeft daarover verklaard dat zij [verzoeker] in deze wens goed kan volgen en samen met hem op zoek is naar een woonvorm die beter aansluit. De doelgroep van de instelling waar [verzoeker] nu woont wordt gevormd door mensen met een justitiële- of verslavingsachtergrond en dat is bij [verzoeker] niet het geval. De mentor heeft inmiddels in overleg met het Leger des Heils, al verschillende aanvragen bij andere instanties ingediend. Deze aanvragen zijn helaas allemaal afgewezen, omdat de instanties na bestudering van het dossier van [verzoeker] van mening waren dat de zorg die [verzoeker] nodig heeft te intensief is voor de woonomgeving die zij aanbieden. Omdat die professionals er te weinig vertrouwen in hebben, probeert de mentor nu een plaats te vinden met een proeftijd, zodat kan worden geprobeerd of het toch lukt om [verzoeker] daar te laten wonen met ambulante begeleiding. Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de mentor goed luistert naar wat [verzoeker] vindt en binnen de mogelijkheden die er zijn, zoveel mogelijk probeert om daaraan op een verantwoorde manier tegemoet te komen.
5.5
Tot slot heeft [verzoeker] aangegeven dat hij liever heeft dat zijn zoon en/of stiefdochter tot mentor worden benoemd.
De zoon heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat hij een HBO-opleiding volgt, dat hij bijna wekelijks telefonisch contact heeft met zijn vader en dat hij zijn vader af en toe fysiek spreekt. Hij heeft zijn vader voor het laatst gezien in juni 2022. De zoon verwacht dat zijn vader zelfstandig kan wonen zonder een hogere indicatie, met inzet van enige hulp vanuit instanties en hulp van zijn ex-vrouw, de zoon en de stiefdochter en dat zijn vader zelf boodschappen kan doen. Op basis van hetgeen hiervoor onder 5.3 en 5.4 is overwogen, constateert het hof dat de zoon geen reëel beeld heeft van de zorgbehoefte van zijn vader. Verder is gebleken dat de zoon onvoldoende op de hoogte is van de taken van de mentor. Hij heeft verklaard dat hij de financiële zaken voor zijn vader wil gaan regelen, terwijl hiervoor reeds een bewindvoerder is aangesteld. Een mentor heeft als taak de hulp, begeleiding en zorg voor [verzoeker] goed te regelen. Zoals hiervoor overwogen is het hof van oordeel dat de huidige mentor zich uitstekend van die taak kwijt, zodat er ook overigens geen aanleiding bestaat om de mentor te vervangen.
5.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat de bestreden beschikking in stand moet blijven. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 3 mei 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, S. Kuijpers en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door de griffier, en is op 2 februari 2013 door mr. M.H.F. van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.