ECLI:NL:GHARL:2023:9509

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
200.327.048/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Koldenhof-ten Kate
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake sanctie opgelegd aan kentekenhouder na vlucht van bestuurder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij een sanctie van € 150,- is opgelegd aan de kentekenhouder van een motorfiets. De sanctie was opgelegd omdat de bestuurder van de motorfiets op 17 oktober 2021 om 23.40 uur op de Burgemeester De Vlugtlaan in Amsterdam op een fietspad reed en zich vervolgens aan de vaststelling van zijn identiteit onttrok door weg te rennen. De kantonrechter verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en betwist dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Het hof heeft echter vastgesteld dat de ambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedraging is verricht, en dat de enkele ontkenning van de betrokkene niet voldoende is om aan de vaststelling van de gedraging te twijfelen. Het hof oordeelt dat de ambtenaar terecht de sanctie aan de kentekenhouder heeft opgelegd, omdat de bestuurder zich aan de vaststelling van zijn identiteit heeft onttrokken.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De uitspraak is gedaan op 10 november 2023 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij mr. Van Schuijlenburg de uitspraak heeft gewezen in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.327.048/01
CJIB-nummer
: 245074879
Uitspraak d.d.
: 10 november 2023
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 25 april 2023, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. I.N.D.J. Rissema, kantoorhoudende te Dordrecht.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 150,- voor: “rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 17 oktober 2021 om 23.40 uur op de Burgemeester De Vlugtlaan in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt dat de betrokkene de gedraging ontkent.
3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat het voertuig reed op een middels bord G11 RVV 1990 aangeduid weggedeelte dat is bestemd voor het verkeer van fietsers, zijnde een fietspad.”
4. De gemachtigde ontkent namens de betrokkene de gedraging, maar geeft hiervoor geen argumenten. De gegevens in het zaakoverzicht bieden voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. De enkele ontkenning van de gedraging is onvoldoende om hieraan te twijfelen. Gelet hierop kan worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
5. De gemachtigde voert verder aan dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd.
6. In het zaakoverzicht is het volgende vermeld:
“Reden geen staandehouding: bestuurder vluchtte bij staandehouding. Ik, verbalisant, bevond mij met motorsurveillance (solo) belast op de openbare weg. Ik zag een jongeman (ongeveer 25 30 jaar oud) genoemde motor besturen. (…) Ik zag, voordat ik een stopteken kon geven, dat de jongeman de motor over het fietspad en het trottoir stuurde alvorens te stoppen. Ik vorderde overgifte (het hof begrijpt: afgifte) van het rijbewijs. De bestuurder verklaarde dat hij niets bij zich had met zijn naam er op. Kort daarop rende de bestuurder weg. Aangezien ik, verbalisant, op dat moment niet wist of de motorfiets van diefstal afkomstig was, besloot ik bij de motor te blijven en niet de bestuurder te achtervolgen. Dit omdat ik zag dat er diverse andere jongens in de omgeving waren. Ik nam aan dat als ik achter de bestuurder aan zou gaan, de motorfiets daarna verdwenen zou zijn. Kort daarna bleek mij, verbalisant, dat de motorfiets op het stuurslot stond, het contactslot kennelijk in orde en niet verbroken was, en het gevoerde kenteken bij dit voertuig hoorde (vin-check).”
7. Volgens de gemachtigde heeft de kantonrechter miskend dat de ambtenaar onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom er een noodzaak bestond om bij het voertuig te blijven en er derhalve geen staandehouding van de bestuurder van het voertuig werd verricht. Volgens de gemachtigde ziet de betrokkene niet in waarom de ambtenaar de bestuurder niet is gevolgd. Het vermoeden dat de motorfiets zou worden gestolen als de ambtenaar niet daarbij zou blijven, is volstrekt niet reëel. Ook de aanwezigheid van andere jongens maakt dat niet anders. Het is voor de betrokkene een raadsel waarom geparkeerde voertuigen in aanwezigheid van “jongens” niet veilig zouden zijn.
8. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder aanstonds vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
9. Het hof leidt uit de in het zaakoverzicht opgenomen verklaring van de ambtenaar af dat de bestuurder van de motorfiets is staande gehouden, maar zich vervolgens aan de vaststelling van zijn identiteit heeft onttrokken door weg te rennen. Er is geen rechtsregel die meebrengt dat de ambtenaar in deze situatie de bestuurder moet volgen. De ambtenaar heeft derhalve terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder opgelegd. De aangevoerde grond treft geen doel.
10. Gezien het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen en het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Koldenhof-ten Kate als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken.