ECLI:NL:GHARL:2023:956

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
200.319.837
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot gesloten jeugdhulp voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [verzoekster]. De kinderrechter had eerder op 31 oktober 2022 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 3 april 2023. [verzoekster] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 januari 2023 zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader en de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (de GI). Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij [verzoekster], die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. De gronden voor het verblijf in de gesloten setting zijn nog steeds aanwezig, ondanks de positieve stappen die [verzoekster] heeft gezet. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij de machtiging tot gesloten jeugdhulp is verlengd tot 3 april 2023. Het hof heeft geoordeeld dat deze periode voldoende is voor [verzoekster] om haar therapieën af te ronden en om te werken aan meer zelfstandigheid.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.319.837
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 546897)
beschikking van 2 februari 2023
inzake
[verzoekster],
thans verblijvende op een aan het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. M.E. van der Zouw te Haarlem,
en
de gecertificeerde instelling Stichting
Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[de moeder],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, verder ook te noemen: de kinderrechter, van 31 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 12 december 2022;
- een email van mr. Van der Zouw van 11 januari 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 12 januari 2023 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
  • [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat;
  • de jeugdbeschermer namens de GI;
  • de vader.
De raad heeft schriftelijk laten weten de mondelinge behandeling niet te zullen bijwonen. De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
Het hof heeft het schriftelijke verzoek van [verzoekster] om [naam1] (hierna: [naam1] ) te horen als informant afgewezen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. [verzoekster] is geboren [in] 2006 te [plaats1] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [verzoekster] .
3.2
Bij beschikking van 3 augustus 2020 heeft de kinderrechter [verzoekster] onder toezicht gesteld tot 3 augustus 2021, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 2 augustus 2022 tot 3 augustus 2023.
3.3
Bij beschikking van 25 februari 2021 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [verzoekster] tot 25 juni 2021. Deze machtiging is verlengd tot uiterlijk 25 juni 2022.
Bij beschikking van 25 december 2021 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [verzoekster] op te nemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 25 december 2021 voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 6 januari 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [verzoekster] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 22 januari 2022 tot 22 april 2022. Deze beslissing is bij beschikking van dit hof van 17 maart 2022 bekrachtigd.
Bij beschikking van 14 april 2022 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoekster] gedurende dag en nacht in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend tot 3 augustus 2022. Daarnaast heeft de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor [verzoekster] tot 3 augustus 2022. In juni 2022 is de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp ingezet.
3.4
Bij beschikking van 2 augustus 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [verzoekster] te doen opnemen en verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 3 augustus 2022 tot 3 november 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [verzoekster] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp met ingang van 3 november 2022 tot 3 april 2023.
4.2
[verzoekster] is het niet eens met deze beslissing en komt hiervan in hoger beroep.
[verzoekster] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van de GI tot afgifte van een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van zes maanden (dus tot 3 mei 2023) af te wijzen, althans de duur van deze machtiging te beperken tot een door het hof te bepalen datum.
4.3
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd en vraagt het hof de bestreden beschikking te handhaven.
4.4
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij het eens is met de beslissing in de bestreden beschikking.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Op grond van artikel 6.1.1 lid 2 van de Jeugdwet (Jw) is [verzoekster] ontvankelijk in haar hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
5.3
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 3 Jw bovendien slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, de wettelijke vertegenwoordiger is, met de opneming en het verblijf instemt.
5.4
Op grond van artikel 6.1.2 lid 5 Jw kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft, of de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert of de voogdij uitoefent, heeft bepaald dat een voorziening op het gebied van jeugdhulp en verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder nodig is. Het verzoek behoeft ingevolge artikel 6.1.2 lid 6 Jw instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is door de GI aan de orde gesteld dat de kinderrechter mogelijk nog een herstelbeschikking ten aanzien van de bestreden beschikking zal afgeven, omdat de kinderrechter heeft overwogen dat de machtiging gesloten jeugdhulp zal worden verleend voor de duur van zes maanden en de machtiging in het dictum is verleend met ingang van 3 november 2022 tot 3 april 2023, dus voor de duur van vijf maanden.
5.6
[verzoekster] is het niet eens met de machtiging. Volgens [verzoekster] is de hulpverlening het niet eens met haar relatie met [naam1] en is dat de reden voor de machtiging. Zij vindt haar relatie met [naam1] niet schadelijk of slecht voor haar. Uit het verloop van haar situatie de afgelopen maanden blijkt dat er geen gevaar is dat [naam1] haar aan de jeugdhulp zal onttrekken. Zij ervaart geborgenheid bij en steun van [naam1] . Hij stimuleert haar met school en werkt ook serieus aan zijn toekomst. Zij is inmiddels 16 jaar en haar behoefte aan contact met de door haar gekozen relatie dient binnen redelijke grenzen passend bij haar leeftijd gerespecteerd te worden. Zij kan zich in de gesloten setting ook minder goed concentreren op haar schoolwerk. Omdat zij zich niet prettig voelt in de gesloten setting kan zij bovendien nog geen EMDR-therapie volgen, terwijl ze die wel nodig heeft. In een open setting kan zij de behandelingen en therapieën die nodig zijn ambulant volgen. Zij ontwikkelt zich goed op alle fronten. Er zijn onvoldoende redenen om haar in haar vrijheid te beperken.
[verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verwezen naar het perspectief, zoals dat is opgenomen in het perspectiefplan van 10 januari 2023.
5.7
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep aangegeven dat [verzoekster] positieve stappen heeft gezet, maar dat het op dit moment nog te vroeg is om te kunnen concluderen dat deze stappen ook duurzaam zijn. [verzoekster] is eerder een periode van vier maanden gesloten geplaatst geweest en toen ging het daarna in de open setting direct weer de verkeerde kant op met haar. Er is sprake van een onveilige hechting en bredere problematiek. [verzoekster] is kwetsbaar in haar contact met (oudere) mannen in het algemeen. Er is geen contact tussen [verzoekster] en haar vader en haar moeder, omdat daarvoor geen ruimte is bij [verzoekster] . De vader heeft wel gesprekken met een systeemtherapeut. De behandelingen die [verzoekster] nu ondergaat kunnen ook vanuit een open setting plaats vinden, maar of dat lukt is volledig afhankelijk van de motivatie die [verzoekster] heeft. [verzoekster] wil na de gesloten plaatsing niet naar een open behandelgroep, maar naar een open setting. Zij is daarom aangemeld voor een perspectiefhuis, deze aanmelding wordt nu beoordeeld. Omdat [verzoekster] niet naar een open behandelgroep wil, is besloten dat [verzoekster] haar behandeling in de gesloten setting moet afronden.
5.8
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep opgemerkt dat de gesloten plaatsing niet alleen is ingezet vanwege de relatie van [verzoekster] met [naam1] . [verzoekster] had ook gedrags- en gezagsproblemen. Het is volgens hem belangrijk dat ze het verleden gaat aanpakken en het gesprek aangaat. [naam1] beïnvloedt haar sterk negatief en ontneemt haar mogelijkheden om op weg naar volwassenheid levenservaring op te doen, aldus de vader.
5.9
Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat bij [verzoekster] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die haar ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Die problemen maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten setting noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [verzoekster] zich aan de zorg die zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. De gronden voor het verblijf zijn nog steeds aanwezig.
Bij [verzoekster] is sprake van hechtingsproblematiek, zij is opgegroeid met haar ouders en oudere zus in een structureel (emotioneel) onveilige thuissituatie en zij heeft last van trauma’s. De gedragsdeskundige heeft vastgesteld dat [verzoekster] snel overprikkeld en overspoeld raakt. Inmiddels zijn diverse vormen van therapieën ingezet, maar die zijn nog niet afgerond.
5.1
Een belangrijke reden voor de gesloten plaatsing van [verzoekster] was het contact met en de beïnvloeding door [naam1] . [verzoekster] zat op de open groep veel op haar kamer en deed niet mee met groepsmomenten en -behandeling. Het hof constateert dat inmiddels op verschillende manieren is geprobeerd de obsessieve gerichtheid van [verzoekster] op [naam1] aan te pakken en dat [verzoekster] (en [naam1] ) daar ook aan hebben meegewerkt. Onder meer hebben [naam1] en [verzoekster] een periode samen iedere week een begeleid gesprek met een systeemtherapeutisch werker en/of de persoonlijk begeleider van [naam1] gevoerd. Momenteel zien zij elkaar niet. De reclassering heeft het contactverbod van [naam1] gehandhaafd vanwege de kwetsbaarheid van [verzoekster] , ook al is zij inmiddels 16 jaar.
5.11
Verder is gebleken dat [verzoekster] nu zelfstandig naar haar school reist en dat zij het goed doet op haar opleiding en ook op de groep. Zij mag ook contact hebben met familie en vrienden. In het zeer recente perspectiefplan wordt vermeld dat [verzoekster] toe lijkt aan een stap om toe te werken naar meer zelfstandigheid; daarom is een aanmelding gedaan voor een perspectiefhuis. Het hof stelt dan ook vast dat [verzoekster] veel vooruitgang laat zien.
De komende weken kan [verzoekster] laten zien dat ze vooruitgang kan blijven boeken, dat zij (meer) vrijheden aankan, afspraken nakomt en in staat is eigen verantwoordelijkheid te dragen. Het hof gaat ervan uit dat een periode tot 3 april 2023 daarvoor voldoende is.
Het hof verwacht verder dat een periode tot 3 april 2023 voor [verzoekster] ook lang genoeg is om de diverse therapieën af te ronden, dan wel dat deze therapieën vanaf 3 april 2023 in ambulante vorm kunnen worden voortgezet.
Gelet op hetgeen de GI ter zitting heeft verklaard over de procedures voor het vinden van een vervolgplek na de gesloten setting, acht het hof het haalbaar voor de GI om met ingang van 3 april 2023 een geschikte open setting voor [verzoekster] te vinden.
5.12
Het hof zal de beschikking van de kinderrechter daarom bekrachtigen voor zover de machtiging in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp is verleend tot 3 april 2023.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 31 oktober 2022, voor zover daarin een machtiging is verleend om [verzoekster] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 3 april 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, M.H.F. van Vugt en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door de griffier, en is op 2 februari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.