ECLI:NL:GHARL:2023:9576

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.331.344
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige en de noodzaak van professionele monitoring en ondersteuning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die door de kinderrechter in de rechtbank Gelderland was uitgesproken. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de minderjarige onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) voor een periode van een jaar. De moeder verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de raad voor de kinderbescherming tot ondertoezichtstelling af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2023 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, samen met vertegenwoordigers van de raad en de GI. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag over de minderjarige, die in 2013 is geboren. De ouders hebben een zorgregeling afgesproken, maar er zijn zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die in het verleden betrokken is geweest bij problematische situaties, waaronder een hoge mate van schoolverzuim en signalen van 'parentificatie'.

Het hof heeft overwogen dat de situatie van de minderjarige, ondanks verbeteringen, nog steeds kwetsbaar is. De communicatie tussen de ouders is onvoldoende, wat de ontwikkeling van de minderjarige negatief kan beïnvloeden. Het hof heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat een professional de situatie blijft monitoren en dat er ondersteuning voor het gezin moet worden geboden. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de noodzaak van professionele begeleiding en monitoring werd benadrukt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.344
(zaaknummer rechtbank Gelderland 418598)
beschikking van 14 november 2023
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.J. van Bel uit Rotterdam,
en
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd in Arnhem,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de vader],
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
gevestigd in Arnhem, verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 25 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 21 augustus 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 oktober 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger namens de raad;
  • de vader en
  • een vertegenwoordiger namens de GI.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2013 in [plaats1] . De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
De ouders zijn een zorgregeling overeengekomen die inhoudt dat [de minderjarige] :
  • een weekend per veertien dagen bij de vader is,
  • op maandag slaapt bij de vader, die hem op dinsdag naar school brengt.
  • op woensdag uit school wordt opgehaald door die vader, die hem donderdag weer naar school brengt, en
  • verder afwisselend (in verband met het werk van de vader) ergens in de week nog een keer bij de vader slaapt.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI van 25 mei 2023 tot 25 mei 2024. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het niet eens met de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog wordt afgewezen, dan wel een dat het hof een beslissing zal nemen die het juist acht.
4.3
De raad heeft tijdens de zitting mondeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
In artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat de rechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof is van oordeel dat aan de gronden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan en legt hierna uit waarom het dat vindt.
5.3
In de periode voorafgaand aan de bestreden beschikking was er veel onrust in het gezin bij de moeder, als gevolg van problemen met de oudere broer van [de minderjarige] , [naam1] . De moeder betrok [de minderjarige] bij het aanpakken van die problemen. Daarnaast waren er zorgen dat [de minderjarige] teveel werd betrokken in de verzorging van zijn destijds pasgeboren broertje [naam2] . Vast staat dat [de minderjarige] in de periode na de geboorte van zijn broertje [naam2] te weinig sliep en onvoldoende tot rust kwam. De school van [de minderjarige] heeft gemeld dat [de minderjarige] in die periode een vermoeide indruk maakte en dat sprake was van een hoog schoolverzuim.
De raad vermeldt in zijn rapport van 28 april 2023 dat [de minderjarige] zelfstandig opstaat in de ochtend en zijn eigen brood smeert. De raad vermeldt in zijn rapport ook nog als zorgpunt dat de vader en de moeder vrijwel geen contact met elkaar hebben en dat dit ervoor zorgt dat [de minderjarige] zelf zijn problemen moet oplossen, bijvoorbeeld als hij zijn gymkleren is vergeten. De raad is bezorgd omdat [de minderjarige] signalen laat zien van ‘parentificatie’. Dat betekent dat hij veel te vroeg de rol van volwassene op zich neemt, in sociaal en emotioneel gebied. Verder is [de minderjarige] in 2022 met een groepje jongens betrokken geweest bij vernielingen. Hierover is contact geweest met Bureau Halt. Hulpverlening in het vrijwillig kader heeft niet kunnen voorkomen dat [de minderjarige] ten tijde van de bestreden beschikking ernstig in zijn ontwikkeling werd bedreigd.
5.4
De moeder stelt dat de situatie bij haar nu rustig is en dat zij voldoende structuur heeft. [naam1] is uit huis plaatst en [naam2] slaapt ’s nachts door. De school van [de minderjarige] meldt dat er geen zorgsignalen meer zijn. De raad spreekt de hoop uit dat de positieve lijn gecontinueerd kan worden, maar vindt dat het nu nog te vroeg is om de situatie weer los te laten.
Hoewel de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat ze beseft dat zij bepaalde zaken niet goed heeft aangepakt, heeft het hof nog onvoldoende vertrouwen dat inmiddels sprake is van een fundamentele blijvende verbetering. Het kan zijn dat de ondertoezichtstelling heeft bijgedragen aan de snel verbeterde situatie, maar dat is nog pril. Het hof is van oordeel dat moet worden voorkomen dat opnieuw een situatie kan ontstaan waarin de belangen van [de minderjarige] onvoldoende voorop staan. De draagkracht en draaglast van de moeder stonden ten tijde van de bestreden beschikking onder hoge druk. Op dit moment lijkt sprake van een betere balans, maar het is de vraag of de moeder de situatie ook nog aankan wanneer [naam1] weer thuis zou wonen. [naam1] komt, zo heeft de moeder verteld, inmiddels in de weekends naar huis en soms door de week. In verband met zijn terugkeer is intensieve gezinsbegeleiding noodzakelijk, maar die is nog niet ingezet. Ook is het voor de GI moeilijk om met de moeder in contact te komen. De situatie voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] was zo ernstig dat het hof het noodzakelijk vindt dat een professional de situatie de komende tijd gaat ‘monitoren’ en onderzoekt of er (nog meer) hulpverlening en/of ondersteuning voor het gezin bij de moeder, voor de ouders en voor [de minderjarige] , nodig is. Dat er inmiddels intensieve ambulante gezinsbehandeling is aangevraagd en de moeder openstaat voor deze begeleiding, maakt dat niet anders.
5.5
Verder overweegt het hof dat de ouders de zorg voor [de minderjarige] zo hebben verdeeld dat er voor hem veel wisselmomenten zijn, maar hun verstandhouding is niet goed. De ouders hebben onvoldoende vertrouwen in elkaar. De vader is van mening dat de moeder zich onvoldoende inzet voor de uitvoering van het dyslexietraject voor [de minderjarige] en de moeder betwist dit. De vader is het er niet mee eens dat [de minderjarige] , terwijl [de minderjarige] die ondersteuning hard nodig heeft, de dyslexieafspraken digitaal volgt bij de moeder. De jeugdbeschermer heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de communicatie tussen de ouders op dit moment onvoldoende is. Er zijn gesprekken met de ouders gepland op korte termijn om te kijken wat er nodig is om dit te verbeteren. Het tot stand brengen van een afspraak hierover met de ouders verliep moeizaam. Het opstellen van een familieplan is tot nu toe nog niet van de grond gekomen.
Naar het oordeel van het hof is het noodzakelijk dat een jeugdbeschermer in het belang van [de minderjarige] een verbeterproces (bege)leidt en monitort. Het vrijwillig kader biedt daarvoor onvoldoende basis. [de minderjarige] heeft de afgelopen jaren veel meegemaakt en is daardoor kwetsbaar. Nu hij bij beide ouders een substantieel deel van zijn tijd doorbrengt en hij wekelijks heel vaak moet wisselen van de ene naar de andere ouder, is het noodzakelijk dat [de minderjarige] niet wordt belast met de slechte verstandhouding tussen zijn ouders. Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken, valt af te leiden dat dit tot nu toe nog wel het geval is. Het hof verwacht van de vader en de moeder dat zij, met het oog op het welzijn en een evenwichtige ontwikkeling van [de minderjarige] , een behoorlijke inspanning gaan leveren om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] samen te kunnen dragen.
5.6
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 25 mei 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.B. de Groot en E. de Boer, bijgestaan door de griffier, en is op 14 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.