ECLI:NL:GHARL:2023:9699

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
200.321.881
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en wijziging van kinderalimentatie en partneralimentatie in het kader van echtscheiding met waardering van eenmanszaak en leaseauto

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de alimentatieverplichtingen van de vrouw jegens de man na hun echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 december 2022, waarin de kinderalimentatie en partneralimentatie waren vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw met ingang van 12 december 2022 € 206,- per kind per maand aan de man moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De eerdere vaststelling van de kinderalimentatie van € 341,- per kind per maand is vernietigd, omdat het hof geen rekening houdt met de forfaitaire woonlasten van de man, die momenteel geen woonlasten heeft. De partneralimentatie is door het hof alsnog afgewezen, omdat de man een eigen inkomen heeft en geen woonlasten. Daarnaast heeft het hof de waardering van de eenmanszaak van de vrouw en de leaseauto in het kader van de te verdelen huwelijksgemeenschap behandeld. Het hof heeft geoordeeld dat de kosten van de waardering voor de helft voor rekening van beide partijen komen. De beslissing van de rechtbank is voor het overige bekrachtigd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.321.881 en 200.321.898
(zaaknummers rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 401215 en 406279)
beschikking van 16 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. M. Bredius te Gorinchem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 december 2022, uitgesproken onder zaaknummers 401215 en 406279, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 25 januari 2023;
- het aanvullend beroepschrift, ingekomen op 3 februari 2023;
- het verweerschrift tevens voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep met producties;
- een journaalbericht namens de man van 17 augustus 2023 met producties;
- een journaalbericht namens de vrouw van 17 augustus 2023 met producties;
- een journaalbericht namens de man van 18 augustus 2023 met productie;
- een journaalbericht namens de man van 24 augustus 2023 met productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 29 augustus 2023 plaatsgevonden.
Daarbij waren aanwezig:
-de vrouw bijgestaan door haar advocaat;
-de man, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2023 ontbonden door inschrijving van de bestreden beschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
3.2
De man en de vrouw zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2013, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2014,
over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige1] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw en [de minderjarige2] bij de man.
3.3
Bij beschikking houdende voorlopige voorzieningen van 7 april 2022 heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw aan de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 422,- per kind per maand zal voldoen en als uitkering tot levensonderhoud van de man € 119,- per maand zal voldoen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang,
bepaald dat de vrouw met ingang van 12 december 2022 aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal betalen van € 341,- per kind per maand (hierna ook: kinderalimentatie) en dat de vrouw vanaf 3 mei 2023 aan de man € 178,- per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud. (hierna ook: partneralimentatie), en de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld.
4.2
De vrouw is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de vastgestelde kinder- en partneralimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap en dan met name de waardering van de eenmanszaak en de lease-auto van de vrouw.
De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft :
-de beslissingen ter zake van de kinder- en partneralimentatie;
-de (wijze van waardering van) de praktijk voor mondhygiëne en
-de bepaling van de waarde en de verdeling van de (lease) auto met kenteken [kenteken] en opnieuw bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. het verzoek van de man tot bepaling van partneralimentatie af te wijzen;
b. te bepalen dat de man aan haar een kinderalimentatie zal voldoen zoals in eerste aanleg door haar is verzocht, dan wel een zodanige kinderalimentatie aan haar zal betalen als het hof juist acht;
c.de wijze van waardering van haar eenmanszaak -haar praktijk voor mondhygiëne- te bepalen conform haar voorstel inclusief de schuld ter zake van de leaseauto en
d. te bepalen dat de man aan haar in het kader van de tussen partijen te verrekenen kosten de helft zal vergoeden van de door haar sinds 15 maart 2022 ten behoeve van partijen betaalde en nog te betalen kosten te weten:
-over de periode van 15 maart 2022 tot 15 maart 2023 € 28.645,94 en
-ter zake van de nog vanaf 15 maart 2023 door haar ten behoeve van partijen betaalde kosten, zoals belastingen, terug te betalen toeslagen, kosten woning en overige gezamenlijke lasten
- de helft van de daadwerkelijk nog door haar betaalde kosten.
4.3
De man voert verweer en is op zijn beurt met één grief in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op het door de vrouw verzochte ten aanzien van de inkomstenbelasting aanslagen. Indien de inkomstenbelastingaanslagen van de vrouw meegenomen worden in de waardering van de onderneming kan het niet zo zijn dat alsdan de bestreden beschikking op dit punt in stand blijft, aldus de man.
De man verzoekt het hof in het principaal hoger beroep bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen en in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te bekrachtigen met uitzondering van hetgeen is toegewezen onder 6.9i en opnieuw beschikkende te bepalen dat de verdeling van de aanslagen inkomstenbelasting op naam van de vrouw alleen door de vrouw dienen te worden betaald.
4.4
De vrouw voert verweer in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep. Zij verzoekt het hof het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de man af te wijzen.
4.5
Blijkens het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank in kort geding van 2 februari 2023 zijn partijen ter beëindiging van hun geschil in kort geding en in aanvulling op hetgeen is vastgelegd in rechtsoverwegingen 4.55 en 6.9 sub c van de bestreden beschikking het volgende overeengekomen:
“1. De man zal binnen een termijn van een week na heden contact opnemen met de
beroepsvereniging [naam1] — mondhygiënisten om navraag te doen over drie
deskundigen (accountants) die de praktijk voor mondhygiëne, zijnde de te verdelen
eenmanszaak die tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen
behoort, kunnen waarderen;
2. De man kiest drie deskundigen (accountants) en de advocaat van de man zal de
namen van deze deskundigen binnen een week na heden aan de advocaat van de
vrouw sturen;
3. De vrouw kiest binnen een week daarna uit dit lijstje van drie één deskundige
(accountant) die daadwerkelijk door haar benaderd zal worden voor de waardering
van de eenmanszaak;
4. De vrouw zal vervolgens binnen twee weken nadat zij haar keuze via haar advocaat
aan de advocaat van de man kenbaar heeft gemaakt, namens partijen contact
opnemen met de gekozen deskundige (accountant) en hem/haar namens partijen
opdracht geven om de eenmanszaak te waarderen;
5. Partijen zullen, voordat de gekozen deskundige (accountant) met de waardering start,
allebei schriftelijk hun opmerkingen kenbaar maken aan die deskundige (accountant)
en sturen elkaar een afschrift daarvan;
6. Als peildatum voor de waardering van de eenmanszaak geldt 15 maart 2022;
7. De auto van het merk Audi, type E-tron, met kenteken [kenteken] , en het daarbij
behorende leasecontract bij Audi Financial Services met contractnummer [nummer1] ,
zullen worden meegenomen in de waardering;
8. Partijen laten het aan de deskundige (accountant) om de waarderingsmethode te
kiezen;
9. De vrouw zal alle benodigde financiële stukken aan de deskundige (accountant)
verstrekken;
10. De uitkomst van de waardering is bindend tussen partijen;
11. De man trekt zijn vorderingen in kort geding in en partijen stemmen in met
doorhaling van dit kort geding;
12. Partijen dragen ieder de eigen kosten van deze procedure.”

5.De motivering van de beslissing

Kinder- en partneralimentatie
5.1
De door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde ingangsdatum van de kinderalimentatie is tussen partijen niet in geschil zodat het hof daar ook vanuit gaat.
hoogte behoefte kinderen
5.2
De bij de bestreden beschikking vastgestelde behoefte van € 926,- per kind per maand en geïndexeerd naar 2023 € 957,28 per kind per maand is niet in geschil en staat daarmee vast.
5.3
De vrouw verzoekt in haar eerste grief rekening te houden met de werkelijke woonlasten en niet met forfaitaire woonlasten aan de zijde van de man. Het is in dit geval in strijd met de redelijkheid en billijkheid indien rekening wordt gehouden met de forfaitaire woonlast aan de zijde van de man. De vrouw is sinds de start van de echtscheiding op 15 maart 2022 alle lasten van de echtelijke woning van € 1.691,90 per maand blijven betalen en doet dat nu ook nog. Zij heeft in deze situatie hoge woonlasten en kan maar om de week gebruik maken van de woning waardoor er nog kosten voor gebruik van een woning in de andere week bijkomen. Partijen verblijven namelijk om de week met de kinderen in de (voormalige) echtelijke woning. De man heeft geen woonlasten en geen althans zeer beperkte gebruikerslasten in verband met gebruik van de woning en kan in de weken dat hij niet in de woning verblijft gebruik maken van de woonruimte bij zijn ouders, aldus de vrouw.
De man betwist dat en stelt ten eerste dat vooruitlopend op de nieuwe wijze van berekenen van de partneralimentatie in 2023 door partijen ter zitting bij de rechtbank is overeengekomen om ten aanzien van de partneralimentatie te rekenen met een forfaitaire woonlast van 30% van zijn netto besteedbaar inkomen (NBI).
Ten tweede stelt dat de man dat de beschikking voorlopige voorzieningen van 7 april 2022 nog van toepassing is. Hierin is rekening gehouden met het feit dat de vrouw de kosten van de echtelijke woning en de eigenaarslasten zou blijven betalen. Deze beschikking heeft gegolden tot 3 mei 2023, datum inschrijving echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
De man stelt ten derde dat als er een gezamenlijk tekort aan draagkracht is er afgeweken kan worden van het forfaitaire systeem. In dezen is geen sprake van een gezamenlijk tekort aan draagkracht zodat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er niet afgeweken dient te worden. De man zal zodra het transport van de woning aan hem heeft plaatsgevonden woonlasten hebben die de € 836,- per maand zullen overstijgen. Als hij onverhoopt moet gaan huren zal de huur in de vrije sector eveneens € 836,- per maand overstijgen.
De man stelt voorts nog dat hij vanwege het feit dat hij thans een week elders verblijft en op grote afstand van zijn werk zit hoge kosten heeft.
Hij betwist verder de door de vrouw gestelde kosten.
5.4
Het hof overweegt het volgende.
Gebleken is dat de man thans de ene week bij de kinderen in de echtelijke woning en de andere week of bij zijn ouders of bij zijn vriendin verblijft. Niet gebleken is dat hij een bijdrage in de woonlasten betaalt. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de man op dit moment geen woonlasten heeft. Het hof zal daarom, anders dan de rechtbank, geen rekening houden met de forfaitaire woonlast van 30% van het NBI aan de zijde van de man. Grief 1 slaagt.
Het hof zal voor het overige de berekening van de rechtbank volgen nu daartegen niet is gegriefd. Dat betekent dat de man een draagkracht heeft van 70% [2.786,- -/- 1.020,-] = € 1.236,20 per maand.
De man en de vrouw hebben samen een draagkracht van (1.236,-+ 1.656,- =) € 2.892,- per maand. De kosten van de kinderen bedragen € 1.851,- per maand. Dit betekent dat de man een deel van (1.236/2.892 x 1.851,-=) € 791,- per maand moet dragen en de vrouw een deel van (1.656/2.892 x 1.851,- =) € 1.060,- per maand.
Na aftrek van de zorgkorting van € 648,- per maand resteert een door de vrouw aan de man te betalen bedrag van € 412,- per maand ofwel € 206,- per kind per maand.
5.5
Het hof zal het verzoek van de man tot bepaling van partneralimentatie alsnog afwijzen nu gebleken is dat de man een eigen inkomen en geen woonlasten heeft. Desgevraagd heeft de man op de mondelinge behandeling ook verklaard dat de partneralimentatie er wat hem betreft ‘wel af kan’.
5.6
Op de mondelinge behandeling is voorts gebleken dat de alimentatie tot dan is betaald en dat er geen achterstanden zijn in de alimentatiebetalingen. Het vorenstaande betekent dat de man de teveel betaalde alimentatie zal moeten terugbetalen. De man heeft desgevraagd verklaard dat hij daar een oplossing voor zal zoeken.
5.7
De grieven 2 en 3 hebben betrekking op de waardering van de eenmanszaak (mondhygiënepraktijk) van de vrouw en de waardering en toedeling van de lease auto (Audi E-tron) in het kader van de te verdelen huwelijksgemeenschap
Het hof overweegt daaromtrent het volgende. Onder verwijzing naar de in 4.5 geciteerde overeenkomst tussen partijen blijkt dat partijen in die overeenkomst ook afspraken hebben gemaakt over de wijze van waardering van de onderneming en de auto en hebben afgesproken dat de uitkomst van deze waardering bindend is. Voorts is gebleken dat er inmiddels een conceptrapportage beschikbaar is, waarbij beide partijen overigens kanttekeningen hebben gemaakt. Gelet op die afspraken en op het feit dat aan die afspraken thans uitvoering wordt gegeven, had van de vrouw mogen worden verwacht dat zij zou toelichten welk belang zij nog heeft bij een beoordeling van deze grieven door het hof. Nu die toelichting ontbreekt, zal het hof de verzoeken van de vrouw die betrekking hebben op de waardering van de onderneming en van de auto afwijzen.
Het hof acht het redelijk en billijk dat de kosten van de waardering van de onderneming en de auto voor de helft voor rekening van ieder van partijen komt zodat het hof dit verzoek van de vrouw zal toewijzen.
5.8
Nu niet aan de voorwaarde van het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is voldaan, komt het hof niet toe aan beoordeling van het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep.

6.De slotsom

6.1
Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het de kinderalimentatie, de partneralimentatie, de waardering van de eenmanszaak van de vrouw in het kader van de te verdelen huwelijksgemeenschap en de waardering en toedeling van de lease auto in het kader van de te verdelen huwelijksgemeenschap betreft, vernietigen en beslissen als volgt en bekrachtigen voor het overige.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
12 december 2022, voor zover het de vaststelling van de kinderalimentatie, de partneralimentatie, de waardering van de eenmanszaak van de vrouw in het kader van de te verdelen huwelijksgemeenschap en de waardering en toedeling van de lease auto in het kader van de te verdelen huwelijksgemeenschap betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vrouw aan de man met ingang van 12 december 2022 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen € 206,- per kind per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst het verzoek van de man tot betaling van partneralimentatie alsnog af;
bepaalt dat de kosten van de waardering van de onderneming van de vrouw en van de auto voor de helft voor rekening van ieder van partijen komt;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
12 december 2022 voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, P.B. Kamminga en K. Mans, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 16 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.