ECLI:NL:GHARL:2024:1006

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
200.328.425
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot eenhoofdig gezag over minderjarige na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot eenhoofdig gezag van de moeder over haar minderjarige kind, na de ontbinding van het huwelijk met de vader. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. I.P.J. van den Heuvel- Beerens, verzocht het hof om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat zij meende dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vader, vertegenwoordigd door mr. I.E. Smit Kleinmoedig, voerde verweer en stelde dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind was.

Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 maart 2023, waarin het verzoek van de moeder was afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2024 zijn beide ouders en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig geweest. De raad adviseerde om het gezamenlijk gezag in stand te houden, omdat het belangrijk is dat beide ouders betrokken blijven bij de beslissingen over het kind.

Het hof concludeert dat er geen aanleiding is om af te wijken van de hoofdregel dat ouders gezamenlijk belast zijn met het gezag. De communicatie tussen de ouders is niet optimaal, maar niet zodanig dat dit negatieve gevolgen heeft voor het kind. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verklaart deze uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is genomen door de rechters K. Mans, J.B. de Groot en D.J.M. van de Voort, met mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.328.425
(zaaknummer rechtbank Gelderland 398181)
beschikking van 13 februari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.P.J. van den Heuvel- Beerens te De Meern
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.E. Smit Kleinmoedig te Zoetermeer

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 16 maart 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer en hersteld bij beschikking van 3 augustus 2023. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 juni 2023;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van de zijde van de vader van 19 december 2023 met producties;
  • een journaalbericht van de zijde van de moeder van 27 december 2023 met producties, en
  • een journaalbericht van de zijde van de vader van 28 december 2023 met producties.
2.2
Op 8 januari 2024 heeft [de minderjarige] gesproken met een raadsheer van het hof.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 januari 2024 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is [in] 2013 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.
3.2
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2008 in [plaats1] , over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen.
3.3
De ouders hebben met elkaar afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Deze afspraken zijn neergelegd in een ouderschapsplan, dat door de ouders is ondertekend op 11 oktober 2012 en deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het verzoek van de moeder tot verkrijging van het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] , afgewezen.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op het ouderlijk gezag. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het gezamenlijk gezag van partijen over [de minderjarige] zal eindigen en de moeder alleen het gezag over [de minderjarige] zal uitoefenen.
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt het hof de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

juridisch kader
5.1
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
standpunten
5.2
De moeder wil graag alleen belast worden met het gezag over [de minderjarige] , zodat zij alleen beslissingen over [de minderjarige] kan nemen. Volgens de moeder praat de vader met [de minderjarige] over zaken die niet met hem besproken moeten worden en ondersteunt hij [de minderjarige] onvoldoende in het krijgen van hulpverlening voor de spanningen en de paniek die [de minderjarige] voelt. De vader vertraagt hierdoor de benodigde hulpverlening voor [de minderjarige] .
5.3
De vader wil de beslissingen over [de minderjarige] graag gezamenlijk met de moeder blijven nemen. Volgens de vader is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor het beëindigen van het gezamenlijke gezag van de ouders en is dit ook niet in het belang van [de minderjarige] . De vader stelt dat hij geen gezagsbeslissingen blokkeert maar dat hij het wel belangrijk vindt om de mening van [de minderjarige] te horen en in zijn beslissingen te betrekken.
5.4
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof geadviseerd om het gezamenlijk gezag van de ouders in stand te laten. De raad vindt het voor [de minderjarige] belangrijk dat de ouders gelijkwaardig beslissingen over hem kunnen nemen.
overwegingen hof
5.5
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de vader naast de moeder belast moet zijn met het gezag over [de minderjarige] . Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
5.6
Er is in dit geval geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel dat ouders gezamenlijk worden belast met het gezag. De communicatie tussen de ouders verloopt nog steeds niet altijd goed en blijft vatbaar voor verbetering, maar is niet zo slecht dat dit negatieve gevolgen heeft voor [de minderjarige] zoals bedoeld in de wet. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat [de minderjarige] het laatste half jaar geregeld minder lang bij de vader verblijft omdat hij het fijn vindt om bij de moeder te leren. Het lukt de ouders om hierover met elkaar afspraken te maken. De moeder lijkt zich met name zorgen te maken omtrent de toestemming voor de hulpverlening van [de minderjarige] en de vertraging en onduidelijkheid die hierin soms ontstaat als de vader zijn toestemming moet geven. Zij vindt het bezwaarlijk en belastend dat de vader eerst de mening van [de minderjarige] wil horen, alvorens hij zijn toestemming geeft. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof erop gewezen dat [de minderjarige] vanaf het moment dat hij zestien jaar is zelf toestemming kan geven voor een (medische) behandeling. Dat de mening van [de minderjarige] dus steeds meer betrokken wordt bij de door de ouders te nemen beslissingen ten aanzien van medische behandelingen, zoals de vader dat nu al doet, ligt in de rede. Hoe dan ook zal met het bereiken van de 16-jarige leeftijd van [de minderjarige] dit jaar deze zorg van de moeder niet meer aan de orde zal zijn.
5.7
[de minderjarige] heeft in het gesprek met een raadsheer van het hof verteld dat hij graag wil dat zijn ouders gezamenlijk beslissingen over hem blijven nemen. Hij vindt het belangrijk en prettig dat beide ouders hierbij betrokken zijn. [de minderjarige] heeft benoemd dat beide ouders soms een andere kijk op de hulpverlening hebben, maar dat het hen in de afgelopen vijftien jaar altijd is gelukt om samen een beslissing te nemen. [de minderjarige] vindt het prettig als dit zo blijft. Ook vanuit dit perspectief bekeken is er dus geen aanleiding voor een gezagswijziging.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 maart 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.B. de Groot en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. J.B. de Groot, en is op 13 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.