ECLI:NL:GHARL:2024:1522

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
200.330.339
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling tussen moeder en haar zoon onder voogdij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgangsregeling tussen een moeder en haar zoon, die onder voogdij staat van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, verzocht het hof om de omgangsregeling te wijzigen. De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder en haar zoon ten minste eenmaal per zes weken gedurende anderhalf uur omgang met elkaar zouden hebben, onder begeleiding van de gecertificeerde instelling. De moeder was van mening dat deze regeling te beperkt was en dat zij in staat was om een ruimere omgangsregeling te realiseren.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De moeder heeft sinds maart 2023 de omgangsafspraken nagekomen en de omgang tussen haar en haar zoon verloopt positief. De GI heeft aangegeven dat de moeder betrouwbaar is in het nakomen van afspraken en dat de omgangsfrequentie kan worden uitgebreid. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor een uitgebreidere omgangsregeling en heeft besloten dat de moeder en haar zoon eenmaal per drie weken gedurende twee uur omgang met elkaar zullen hebben, onder begeleiding. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de nieuwe regeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft de GI in overweging gegeven om, indien de omgang goed verloopt, de omgangsmomenten op termijn gedeeltelijk of geheel bij de moeder thuis te laten plaatsvinden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.339
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 553907)
beschikking van 29 februari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.H.P. van Venetien in Zeist,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de pleegouders],
wonende in [woonplaats2] ,
verder te noemen: de pleegouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 3 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 28 juli 2023;
- het verweerschrift met bijlagen;
- een e-mailbericht namens de moeder van 18 januari 2024 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 januari 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder en haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI en
- de pleegvader.

3.De feiten

3.1
De moeder is de ouder van [de minderjarige] , geboren [in] 2015.
3.2
[de minderjarige] woont sinds 2017 bij de pleegouders.
3.3
Bij beschikking van 12 december 2018 heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de volgende omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] vastgesteld: [de minderjarige] en de moeder hebben eenmaal in de twee weken gedurende anderhalf uur omgang met elkaar onder begeleiding.
3.4
Bij beschikking van 3 juli 2019 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd en is de GI benoemd tot voogd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de omgangsregeling zoals vastgesteld bij beschikking van 12 december 2018 gewijzigd en als omgangsregeling bepaald dat de moeder en [de minderjarige] tenminste eenmaal per zes weken voor de duur van anderhalf uur omgang met elkaar hebben onder begeleiding. De GI heeft de regie over de omgang, zodat de GI de frequentie van de omgang in het belang van [de minderjarige] kan wijzigen en uitbreiden naar eenmaal per vier weken voor de duur van anderhalf uur omgang met elkaar onder begeleiding.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof primair de bestreden beschikking te vernietigen en subsidiair een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De GI voert verweer. De GI vraagt het hof de moeder in het ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het ingestelde beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Tot de taak van de GI als voogd behoort onder andere het in acht nemen van het recht van de moeder op omgang met [de minderjarige] , voor zover dit niet in strijd is met de belangen van [de minderjarige] .
5.2
In artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat onder andere dat de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen een beslissing over de omgang kan wijzigen op de grond dat na die beslissing de omstandigheden zijn gewijzigd. Artikel 1:377e BW moet zo worden uitgelegd dat de daarin aan de ouders toegekende bevoegdheid de rechter te verzoeken een regeling over de uitoefening van het omgangsrecht te wijzigen mede aan de gecertificeerde instelling toekomt die de voogdij uitoefent. [1]
5.3
Het hof overweegt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die een hernieuwde beoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigt, omdat is gebleken dat de moeder door verschillende omstandigheden wisselend was in het nakomen van de omgangsafspraken en er geen omgang was tussen haar en [de minderjarige] van 2 september 2022 tot 17 februari 2023.
5.4
De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de omgangsregeling die is vastgelegd in de beschikking van 12 december 2018 heeft gewijzigd en de frequentie van de omgang heeft teruggebracht. Om verschillende redenen was het een periode lastig voor de moeder om de omgangsregeling na te komen. Onder meer vanwege financiële redenen en ziekte, maar ook door omstandigheden aan de zijde van [de minderjarige] . Maar sinds 7 maart 2023 is de moeder elke omgangsafspraak nagekomen en verloopt de omgang positief. Uit de verslagen van de omgangsbegeleiding blijkt dat de omgang tussen [de minderjarige] en de moeder liefdevol en warm is, de moeder aansluit op de belevingswereld van [de minderjarige] , [de minderjarige] geniet van het contact met de moeder en dat dit ook niet belastend is voor hem. Daarom hoeft de omgangsfrequentie niet te worden beperkt.
5.5
De GI betwist niet wat de moeder stelt over het verloop van de omgang. Daarom wil de GI de omgang uitbreiden met vier extra omgangsmomenten per jaar waarop de moeder wat leuks met [de minderjarige] kan gaan doen. De frequentie van het contact is dan gemiddeld één keer per maand. Ook hebben de moeder en [de minderjarige] één keer per drie weken via beeldbellen contact met elkaar. Daarnaast gaat de duur van de omgang van anderhalf uur naar twee uur. De GI is van mening dat deze omgangsfrequentie passend is. Voor [de minderjarige] is het belangrijk dat de moeder betrouwbaar is in het nakomen van de afspraken. Op dit moment komt de moeder zelf naar de omgang, nadat de GI dit eerst voor haar heeft gefaciliteerd. Dit is nog fragiel en het kost tijd voordat de omgang verder kan worden uitgebreid.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Niet ter discussie staat dat de moeder sinds 7 maart 2023 de omgangsregeling nakomt en dat de omgang goed gaat. Uit de door de moeder overgelegde omgangsverslagen en het verslag van de evaluatie van 10 januari 2024 blijkt dat de moeder aansluit bij het niveau van [de minderjarige] en dat [de minderjarige] geniet van de omgangsmomenten. Verder blijkt dat de moeder de laatste twee bezoeken met eigen vervoer naar de omgang is gekomen en dat de moeder zich flink heeft ingezet om dit voor elkaar te krijgen. Ook naar het evaluatiegesprek is ze op eigen gelegenheid gekomen. Daarnaast gaan volgens de pleegzorgbegeleider de bezoeken zo goed dat zij niet het hele bezoek in dezelfde ruimte aanwezig hoeft te zijn. Af en toe binnenlopen en checken of er iets van de pleegzorgbegeleider nodig is lijkt een volgende stap te zijn. Uit de evaluatie blijkt dat ook het beeldbellen een succes is. De moeder en [de minderjarige] bellen soms anderhalf uur met elkaar, maar soms ook korter. De moeder past zich aan, aan wat voor [de minderjarige] haalbaar is en houdt het afscheid kort.
5.7
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder inmiddels al bijna een jaar laat zien dat zij de omgangsregeling nakomt, dat zij inmiddels op eigen gelegenheid naar de omgangsafspraak komt en dat zowel de moeder als [de minderjarige] genieten van de omgang. Voorspelbaarheid en structuur zijn heel belangrijk voor [de minderjarige] en de moeder heeft de afgelopen periode laten zien dat zij dit [de minderjarige] kan bieden. Het hof oordeelt dat er geen contra-indicaties zijn om een uitgebreidere omgangsregeling vast te stellen en zal daarom een omgangsregeling vaststellen van eenmaal per drie weken gedurende twee uur, zulks onder begeleiding.
De moeder heeft aangegeven dat zij graag wil toewerken naar omgang bij haar thuis. Het hof geeft de GI in overweging om, indien de omgangsregeling goed verloopt en [de minderjarige] het aankan, op termijn de omgangsmomenten gedeeltelijk of geheel bij de moeder thuis te laten plaatsvinden.
5.8
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, kan de beschikking van de rechtbank niet in stand blijven. Het hof zal die beschikking daarom vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
3 mei 2023 en opnieuw beschikkende:
wijzigt de in de beschikking van 12 december 2018 bepaalde omgangsregeling en bepaalt dat [de minderjarige] en de moeder eenmaal in de drie weken gedurende twee uur omgang met elkaar hebben, zulks onder begeleiding;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, M.P. den Hollander en A.E. Grosscurt en is op 29 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:943