In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De vader, verzoeker in hoger beroep, is het niet eens met de beslissing van de rechtbank Gelderland, die op 30 mei 2023 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] heeft verlengd tot 9 juni 2024. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en [de minderjarige] terug te plaatsen bij de moeder.
De moeder, die ook betrokken is in deze procedure, heeft een advocaat en is bijgestaan door vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI). Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2024 waren ook de persoonlijk begeleiders van zowel de vader als de moeder aanwezig. De raad voor de kinderbescherming heeft ervoor gekozen niet te verschijnen.
Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg in overweging genomen, evenals de argumenten van beide partijen. Het hof concludeert dat de gronden voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] nog steeds aanwezig zijn, en bekrachtigt daarom de beslissing van de kinderrechter. Het hof benadrukt het belang van betrokkenheid van de vader bij de zorg voor zijn kinderen en de noodzaak van een perspectiefonderzoek om de toekomst van [de minderjarige] en de moeder te waarborgen.