In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Almere. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning, gelegen aan [adres1] 53 te [plaats1], voor het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 246.000 per waardepeildatum 1 januari 2020. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar aangetekend, wat door de rechtbank Midden-Nederland ongegrond werd verklaard. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 22 juni 2023 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht en een pleitnota overgelegd. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de WOZ-waarde een taxatierapport overgelegd, waarin vijf vergelijkbare woningen zijn opgenomen. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende en de heffingsambtenaar zorgvuldig afgewogen. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het Hof oordeelt dat de vergelijkingsmethode die door de heffingsambtenaar is gehanteerd, een bruikbare methode is voor de waardebepaling.
De uitspraak van het Hof houdt in dat het hoger beroep ongegrond is verklaard, en dat de WOZ-waarde van de woning op € 246.000 blijft staan. De proceskosten worden niet toegewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.