ECLI:NL:GHARL:2024:2784

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.337.891
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met een eetstoornis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2007, die lijdt aan een ernstige eetstoornis. De minderjarige was onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst vanwege haar gezondheid. De vader van de minderjarige was het niet eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing door de kinderrechter en heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De kinderrechter had eerder bepaald dat de minderjarige tot 20 juli 2024 uit huis geplaatst moest blijven in een instelling. Het hof heeft de zaak zorgvuldig bekeken, inclusief de standpunten van de vader, de gecertificeerde instelling (GI) en de minderjarige zelf. Het hof heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige sinds de eerdere beslissing van de kinderrechter aanzienlijk is veranderd. De minderjarige heeft aangegeven bij haar vader te willen wonen en heeft de motivatie getoond om te werken aan haar herstel. Het hof heeft geconcludeerd dat de eerdere machtiging tot uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is en heeft deze met ingang van de uitspraak beëindigd. De beslissing van de kinderrechter is bekrachtigd tot de datum van de uitspraak, maar de verlenging van de machtiging is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.337.891
zaaknummer rechtbank Gelderland 428320
beschikking van 23 april 2024
in de zaak van
[verzoeker]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende
verzoeker in hoger beroep
hierna: de vader
advocaat: mr. I.C. van Schip
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Gelderland
die is gevestigd in Arnhem,
en bij de kinderrechter optrad als verzoekster
verweerster in hoger beroep
hierna: de GI
en
[de moeder]
die woont in [woonplaats1]
en bij de kinderrechter optrad als belanghebbende
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de moeder

1.Samenvatting van de beslissing

[de minderjarige] is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. De belangrijkste reden daarvoor is dat [de minderjarige] een eetstoornis heeft waardoor haar gezondheid ernstig in gevaar is (gekomen). Het hof vindt dat [de minderjarige] niet uit huis geplaatst moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De kern van de zaak

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. Uit dat huwelijk is [in] 2007 [de minderjarige] geboren. De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft in verband met haar eetstoornis op verschillende plekken verbleven. Vanaf 20 juli 2023 staat zij onder toezicht van de GI en geldt er een machtiging tot uithuisplaatsing.
2.2.
De kinderrechter heeft de GI een machtiging gegeven om [de minderjarige] nog langer uit huis te plaatsen in een instelling: een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Die machtiging geldt tot 20 juli 2024 (beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 19 december 2023).
2.3.
De vader is het niet eens met deze verlengingsbeslissing van de kinderrechter. Hij komt daarvan in hoger beroep. Hij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt. De GI wil dat de beslissing in stand blijft.
2.4.
Het hof heeft de volgende stukken (met bijlagen):
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift.
2.5.
[de minderjarige] heeft op 25 maart 2024 gesproken met een raadsheer en een griffier van het hof. Zij heeft verteld wat zij vindt van de uithuisplaatsing.
2.6.
De zitting bij het hof was op 26 maart 2024. Aanwezig waren:
  • de vader met zijn advocaat
  • twee zittingsvertegenwoordigers van de GI.

3.Het oordeel van het hof

de wet
3.1.
De GI of de raad kunnen de rechter verzoeken aan de GI een machtiging te geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen (artikel 1:265b lid 1 Burgerlijk Wetboek). De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken.
standpunten
3.2
De vader stelt voorop dat hij niemand voor het hoofd wil stoten met het instellen van dit hoger beroep. Er is een goede en betrokken gezinsvoogd toegewezen met wie een fijne samenwerking bestaat. Na 19 december 2023 is er echter veel gebeurd, waardoor het belang van [de minderjarige] niet langer meer gediend is met een gedwongen uithuisplaatsing.
De vader heeft aanvankelijk ingestemd met de uithuisplaatsing om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] zo spoedig mogelijk behandeling voor haar eetstoornis kon ondergaan bij [naam1] . Die behandeling is in september 2023 gestart. Bij [naam1] ging het steeds beter met [de minderjarige] , tot er ineens heel veel van [de minderjarige] werd verwacht. [de minderjarige] viel weer af en zij is na de kerstvakantie bij de vader niet meer teruggekeerd naar [naam1] . Waar de vader het niet mee eens is, is dat [de minderjarige] vervolgens in januari 2024 tegen haar wil doorgeplaatst is voor tijdelijke opvang naar een gezinshuis in [plaats1] . Dat betreft geen opvang die op de problematiek van [de minderjarige] is toegerust. De vader heeft niet meer de kans gekregen [de minderjarige] vanuit huis te begeleiden of [de minderjarige] te laten opvangen door een nicht van de vader en haar partner, die een hele grote rol hadden willen spelen in het proces naar herstel. De vader vindt verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet meer in het belang van [de minderjarige] , en wil dat dit stopt.
3.3
De GI stelt dat de uithuisplaatsing is bedoeld om toe te werken naar thuis wonen. Hoewel [de minderjarige] op dit moment - wat de GI betreft tijdelijk - weer bij haar vader woont, is de machtiging uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk. [de minderjarige] is in de afgelopen jaren - met tussenpozen- thuis bij de vader geweest en dat heeft niet geleid tot een afname van de grote zorgen die er over [de minderjarige] bestaan. In de periode vanaf de kerstvakantie 2023 tot aan de plaatsing bij het gezinshuis in [plaats1] op 26 januari 2024 is (wederom) intensief ingezet op hulpverlening in de thuissituatie. Dit heeft ook toen niet geleid tot een verandering in positieve zin. Daarnaast is bij [naam1] en het gezinshuis manipulatief gedrag van [de minderjarige] waargenomen. In de perioden dat [de minderjarige] thuis bij vader is, is gezien dat [de minderjarige] meer gewichtsverlies heeft en dat zij met de vader in onderhandeling gaat over de eetlijst. De vader gaat mee in deze onderhandelingen en biedt hiermee ruimte aan de eetproblematiek van [de minderjarige] . Verder stelt de vader zich niet betrouwbaar op door zich niet aan de gemaakte afspraken te houden en [de minderjarige] alleen te laten wanneer er duidelijk is afgesproken dat altijd een volwassene bij [de minderjarige] aanwezig moet zijn. Daarnaast is zowel bij [naam1] als in het gezinshuis gezien dat [de minderjarige] haar vader dagelijks tientallen keren belt, waarbij zij naar de vader schreeuwt en de vader haar onvoldoende lijkt te kunnen remmen. De vader heeft zelf in december 2023/ januari 2024, in de periode dat [de minderjarige] thuis verbleef, aangegeven dat hij de zorg voor [de minderjarige] thuis niet aan kon. Hij heeft in deze periode naar de betrokken gezinsvoogd gebeld met de boodschap dat [de minderjarige] niet thuis kon blijven en dat de crisisdienst gebeld moest worden.
oordeel hof
3.4
Het hof is van oordeel dat de kinderrechter tot vandaag een machtiging aan de GI moest geven, omdat [de minderjarige] tot nu toe niet thuis bij de vader kon wonen. Het hof neemt - na eigen onderzoek - de overwegingen van de kinderrechter in zoverre over en maakt die tot de zijne. Sinds die beslissing van de kinderrechter is er zoveel veranderd, dat het hof vindt dat de machtiging tot uithuisplaatsing met ingang van vandaag moet eindigen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
3.5
[de minderjarige] kampt al jarenlang met een ernstige eetstoornis die haar gezondheid in gevaar brengt. In het vrijwillige kader waren de ouders onvoldoende in staat om [de minderjarige] de structuur, grenzen en ondersteuning te geven die zij nodig heeft rondom haar eetstoornis. Zo zijn er onder meer ziekenhuisopnames, een opname in de [naam2] en het [naam3] ingezet, maar dit alles is zonder resultaat gebleken. Na een ziekenhuisopname van twee weken is [de minderjarige] van 4 september 2023 tot en met 22 december 2023 behandeld in ont-zorghuis [naam1] . Aanvankelijk ging het daar goed, maar [de minderjarige] heeft in december 2023 meerdere keren verteld dat zij niet terug wil naar [naam1] . Dit standpunt heeft zij op
10 januari 2024 herhaald. De gezinsvoogd heeft aangegeven dat [de minderjarige] toch terug moet naar [naam1] . Dit is niet gebeurd. [de minderjarige] is na de kerstvakantie bij haar vader gebleven en er is met spoed gezocht naar een andere plek voor [de minderjarige] .
3.6
De kinderarts heeft in een mailbericht van 22 januari 2024 laten weten dat zij de afgelopen twee jaar heeft gezien dat wanneer het moeilijk werd voor [de minderjarige] , begeleiders bedankt werden. Moeder, oma, [naam4] met [naam3] team, de kinderpsychiater, [naam2] , het mentorhuis en [naam1] werden - aldus de kinderarts - helaas één voor één uit de directe zorg rondom [de minderjarige] gehaald. De kinderarts herkent hierin een patroon en is enorm bezorgd dat het nog te vinden gezinshuis potentieel ook onvoldoende goed wordt bevonden door [de minderjarige] (en de vader).
3.7
Op 26 januari 2024 is [de minderjarige] tijdelijk geplaatst bij een gezinshuis in [plaats1] . Ook deze plaatsing is niet succesvol verlopen. Van 12 maart 2024 tot en met 15 maart 2024 is [de minderjarige] in het ziekenhuis opgenomen omdat zij volledig gestopt was met eten. Terug naar het gezinshuis in [plaats1] was geen optie meer omdat ze daar de verantwoordelijkheid voor de gezondheid van [de minderjarige] niet meer konden dragen. De GI heeft zonder resultaat het hele land afgebeld voor een andere geschikte opvangplek voor [de minderjarige] .
3.8
De GI ziet na het mislukken van de plaatsing in het gezinshuis in [plaats1] nog slechts twee opties: 1) een gesloten plaatsing of 2) een tijdelijke plaatsing bij de vader. Gekozen is voor het laatste, omdat de GI een gesloten plaatsing op dit moment nog als onwenselijk ziet en [de minderjarige] wat motivatie liet zien voor thuisbehandeling bij haar vader. De GI is zich op dit moment aan het beraden wat de beste vervolgstap is. Gedacht wordt aan een gezinsopname bij de [naam5] , maar ook een gesloten plaatsing als uiterste redmiddel blijft in beeld. Het is nog niet bekend of de [naam5] bereid is tot plaatsing. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling al laten weten niet achter een gezinsopname bij de [naam5] te staan.
3.9
[de minderjarige] is op 15 maart 2024 met haar vader mee naar huis gegaan. De kinderarts heeft [de minderjarige] - aldus de vader tijdens de mondelinge behandeling - verteld dat zij uitbehandeld is. Het enige dat de artsen een volgende keer nog voor haar kunnen doen als haar bloedsuiker weer te laag is, is haar een sonde geven tot haar bloedsuiker weer op peil is en haar dan weer naar huis sturen, waar zij dan uiteindelijk zal doodgaan als ze niet gaat eten. Van die boodschap is [de minderjarige] volgens de vader erg geschrokken. De GI heeft tijdelijk kunnen regelen dat er thuis dagelijkse begeleiding is vanuit [naam6] . Zij helpen [de minderjarige] en de vader bij het bewaken van de grenzen. Het is niet bekend hoe lang [naam6] deze hulp kan blijven bieden in de thuissituatie. [de minderjarige] wordt volgens de vader elke week gewogen bij de huisarts. De vader heeft drie maanden verlof opgenomen om [de minderjarige] thuis 24/7 te kunnen begeleiden.
3.1
Het hof stelt vast dat zowel de vader als de GI hebben laten zien dat zij zich tot het uiterste inspannen om [de minderjarige] te helpen. Ook moet het hof constateren dat die inspanningen nog steeds niet tot een doorbraak in de zeer complexe problematiek van [de minderjarige] hebben geleid. De GI ziet net als de vader de noodzaak van diagnostiek bij [de minderjarige] , om van daaruit te kunnen werken naar herstel. Hoewel de vader daar anders over denkt, is het hof het eens met de GI dat de lichamelijke toestand van [de minderjarige] diagnostiek op dit moment niet toelaat: [de minderjarige] is daarvoor te zwak en moet eerst aansterken. Zij is wel aangemeld bij Karakter voor diagnostiek, zodat zij niet onderaan op de wachtlijst staat wanneer haar fysieke toestand diagnostiek toelaat.
3.11
[de minderjarige] is 17 jaar. Haar mening weegt voor het hof zwaar. [de minderjarige] oogde in het gesprek met de raadsheer op 25 maart jl. zeer zwak en mager, maar zij toonde ook vastberadenheid en levenslust. Zij heeft verteld dat zij wil leven, dat zij bij haar vader wil wonen, weer naar school wil, haar vrienden weer wil zien en haar hobby’s skateboarden en tekenen weer wil oppakken. Zij wil de kans krijgen om te bewijzen dat zij nu gemotiveerd genoeg is om de nodige hulp te aanvaarden en alles te doen wat nodig is om beter te worden.
3.12
Het hof ziet zich voor het volgende dilemma geplaatst. Aan de ene kant is het [de minderjarige] samen met de vader, ook met intensieve begeleiding vanuit [naam6] en met steun vanuit [naam1] op de achtergrond, tot nu toe niet gelukt om op een gezond gewicht te komen (integendeel). Aan de andere kant hebben de plaatsingen bij [naam1] en in het gezinshuis in [plaats1] , waarbij zij niet meer op bezoek mocht naar huis en ook geen bezoek meer mocht ontvangen, ook geen duurzame verbetering laten zien. Deze plaatsingen lijken de motivatie van [de minderjarige] juist te breken. De laatste plaatsing is geëindigd in een ziekenhuisopname, waarbij de gezondheidstoestand van [de minderjarige] uiterst zorgelijk was. Alle mogelijke middelen zijn benut en, naar het zich op dit moment laat aanzien, lijken die behandelmogelijkheden binnen de huidige machtiging nagenoeg uitgeput.
3.13
Alles tegen elkaar afgewogen komt het hof tot de slotsom dat onder deze omstandigheden gebruik moet worden gemaakt van de motivatie die [de minderjarige] op dit moment laat zien om vanuit huis samen met haar vader te werken aan herstel. Wat eerder niet is gelukt kan deze keer na de schok van de mededeling van de kinderarts dat [de minderjarige] dood gaat als zij niet gaat eten, wel lukken. Die mogelijkheid is daarom nu een poging waard, waar wel waakzaam en verantwoord op moet worden toegezien. Daarbij is het van wezenlijk belang dat dat de vader zich direct meldt bij de betrokken hulpverleners en de gezinsvoogd wanneer [de minderjarige] zich ook maar één keer niet aan de eetafspraken houdt, wat hij in het verleden (zoals hij zelf toegaf) niet heeft gedaan.
3.14
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen tot vandaag, en vernietigen vanaf vandaag.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 19 december 2023, voor zover deze zich uitstrekt over de periode tot vandaag;
4.2.
vernietigt die beschikking met ingang van vandaag en
4.3.
wijst het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2007, alsnog af vanaf vandaag.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, M.P. den Hollander en A.T. Bol, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.