ECLI:NL:GHARL:2024:2874

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
200.319.072/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding koopovereenkomst wegens non-conformiteit van tweedehands auto met herstelkostenvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die zijn vorderingen tot ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding had afgewezen. [Appellant] had op 10 november 2017 een BMW X6 gekocht van ABC Auto's V.O.F. voor € 33.250. Na herhaalde defecten aan de auto, waaronder uitvallen tijdens het rijden, heeft [appellant] ABC in gebreke gesteld en ontbinding van de koopovereenkomst gevorderd. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van [appellant] waren verjaard, maar het hof oordeelt dat de verjaringstermijn rechtsgeldig is gestuit door eerdere correspondentie van de advocaat van [appellant]. Het hof concludeert dat er sprake is van non-conformiteit, omdat het uitvallen van de auto het normale gebruik belemmert en gevaarlijk is. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en kent [appellant] een gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst toe, met een vergoeding van herstelkosten van € 13.088,81 en € 5.122,20 voor andere schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten worden ook aan [appellant] vergoed.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.319.072/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 178521
arrest van 23 april 2024
in de zaak van
[appellant] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. M. Goosen te Groningen,
tegen

1.ABC Auto's V.O.F.,

die is gevestigd in Leeuwarden,
hierna:
ABC,
en haar vennoten:

2. [geïntimeerde2] ,

die woont in [woonplaats2] ,
hierna:
[geïntimeerde2],

3. [geïntimeerde3] ,

die woont in [woonplaats2] ,

4. ABC Auto's B.V.,

die is gevestigd in Leeuwarden,
die bij de rechtbank optraden als gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
ABC c.s.,
advocaat: mr. A. Woertman te Wilhelminaoord.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 15 augustus 2023 heeft op 5 december 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Partijen hebben vervolgens verzocht om aanhouding van de zaak om tot een onderlinge regeling te kunnen komen, maar dat is niet gelukt. Daarna heeft het hof een datum voor arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1
Het gaat in deze procedure om de vraag of sprake is van non-conformiteit van de door [appellant] van ABC gekochte auto en wat hiervan de gevolgen moeten zijn.
Dit geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
[appellant] heeft op 10 november 2017 een BMW X6 met hybridemotor uit 2009 van ABC gekocht voor € 33.250.
2.3
Op 1 december 2017 heeft de vriendin van [appellant] , [de vriendin] (hierna [de vriendin] ), ABC in kennis gesteld van het feit dat de auto op 25 november 2017 tijdens het rijden is uitgevallen. Ze schrijft dat de ANWB de auto weer aan de praat heeft gekregen en dat [appellant] de auto de eerstvolgende werkdag naar de BMW-dealer in Groningen (Martinistad) heeft gebracht voor onderzoek. Er bleek toen iets mis te zijn met de DME-computer die het motormanagement aanstuurt.
2.4
In overleg met ABC heeft [appellant] de auto toen overgebracht naar Sonnema Car Electronics (hierna Sonnema) in Dokkum voor reparatie. Sonnema heeft vervolgens de DME-computer gerepareerd en een oliedrukschakelaar vervangen en de auto op
23 december 2017 weer aan [appellant] meegegeven.
2.5
Op 9 januari 2018 viel de auto weer uit, waarna hij door Sonnema is opgehaald. Ondanks herhaalde verzoeken van [de vriendin] namens [appellant] aan Sonnema om informatie over de voortgang van de reparatie heeft Sonnema niets aan de auto gedaan.
2.6
De auto is vervolgens na enkele maanden, op 14 mei 2018, door ABC van Sonnema naar Buursema in Leek gebracht voor verder onderzoek. Buursema heeft vastgesteld dat de auto gebreken heeft aan het hybride aandrijfsysteem en de gasklep. Daarnaast moest de (gewone) startaccu vervangen worden, wat door Buursema is gedaan.
2.7
De auto is daarop weer naar Martinistad gebracht, waar de gasklep is vervangen op 8 juni 2018. In oktober 2018 heeft [appellant] de auto opnieuw naar Martinistad gebracht met klachten. Martinistad heeft toen opgemerkt dat het accupakket van het hybride-systeem niet goed is en vervangen moet worden. Feitelijk betekent dat dat de gehele hybridemotor vervangen moet worden. De kosten daarvan zijn door Martinistad begroot op € 13.088,81.
2.8
[appellant] heeft de auto ongeveer een jaar later bij Dekra aangeboden voor onderzoek. Dekra heeft op 21 november 2019 een aantal gebreken gerapporteerd, zoals motorolielekkage en aantasting van de remschijven door roestvorming. Verder heeft zij het volgende gerapporteerd:
“De diverse elektronische storingen dienen nader onderzocht te worden om de exacte oorzaak hiervan te kunnen bepalen. Tevens dienen de storingen/uitvallen van de DSC en xDrive en Hybride systeem nader onderzocht te worden om hiervan de exacte oorzaak te kunnen bepalen. Hierna dienen alle foutcodes en systemen deugdelijk hersteld dan wel vernieuwd te worden. De overige afwijkingen zoals hierboven vermeld (band- olielekkage en remsysteem) dienen deugdelijk hersteld te worden.
2.9
[appellant] heeft de auto vervolgens in april 2020 bij Dekra opgehaald en bij een vriend (op de oprit) gestald, waar hij nog altijd staat.
2.1
In een brief van 23 juni 2020 heeft de advocaat van [appellant] aan ABC c.s. geschreven dat [appellant] de auto sinds de aankoop nauwelijks heeft kunnen gebruiken vanwege verschillende defecten waaronder het defect aan de hybride motor. BMW Martinistad heeft de auto uitgelezen en heeft geconstateerd dat de hybride motor defecten vertoont en dient te worden vervangen. Namens [appellant] sommeert hij ABC c.s. om de hybride motor te vervangen en de schade van [appellant] als gevolg van de gebreken en het niet kunnen gebruiken van de auto te vergoeden. Voor het geval hieraan niet wordt voldaan heeft [appellant] zich het recht voorbehouden de overeenkomst te ontbinden, waarbij de aankoopprijs zal worden teruggevorderd, dan wel verdere nakoming te verlangen.
2.11
Omdat partijen niet tot een oplossing zijn gekomen heeft [appellant] bij de rechtbank gevorderd dat de koopovereenkomst tussen hem en ABC ontbonden wordt en dat ABC c.s. hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan hem van het aankoopbedrag van
€ 33.250 en tot betaling van schadevergoeding van € 8.082,84, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 november 2017. Tevens heeft [appellant] hoofdelijke veroordeling van ABC c.s. gevorderd tot betaling van buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, waaronder de nakosten.
2.12
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat deze zijn verjaard en/of vervallen en heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten. Tegen die uitspraak heeft [appellant] bezwaar gemaakt. De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

De opzet en de conclusie van deze uitspraak
3.1
[appellant] heeft acht bezwaren (grieven) tegen het eindvonnis van de rechtbank van 13 april 2022 opgeworpen. Het hof zal deze hierna per onderwerp en met tussenkopjes bespreken.
3.2
De conclusie zal zijn dat de bezwaren van [appellant] gedeeltelijk doel treffen. Het hof zal de vorderingen van [appellant] dan ook in zoverre toewijzen dat de overeenkomst tussen partijen gedeeltelijk zal worden ontbonden en ABC c.s. zullen worden veroordeeld tot betaling aan [appellant] van de door Martinistad begrote herstelkosten voor vervanging van de hybride motor van € 13.088,81. Ook zullen ABC c.s. worden veroordeeld tot betaling van de door [appellant] gevorderde herstelkosten van
€ 5.122,20, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente. Voor het overige zullen de vorderingen van [appellant] worden afgewezen
Geen verjaring van de vordering
3.3
Met zijn eerste twee grieven komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat zijn vorderingen zijn verjaard en/of vervallen op grond van het bepaalde in artikel 7:23 lid 2 BW, omdat er tussen 13 juni 2018 en 23 juni 2020 geen contact tussen [appellant] en ABC is geweest.
3.4
[appellant] heeft als productie 1 bij memorie van grieven een brief van zijn gemachtigde mr. R.J. Dijks van Rechtsagent aan ABC BV van 6 september 2018 in het geding gebracht. In die brief schrijft de gemachtigde het volgende:
“(…) Op 10 november 2017 kocht cliënt bij u een auto. (…) Binnen enkele weken was deze auto echter kapot. Hij valt af en toe gewoon uit. Dat is uiteraard zeer hinderlijk en gevaarlijk. (…) Op uw advies zijn sedertdien vele reparaties uitgevoerd, doch het gebrek is nog steeds niet verholpen. Deze reparaties zijn u bekend, cliënt heeft u de facturen bovendien toegezonden. Aldus beantwoordde de auto niet aan de overeenkomst (art. 7:17 BW). Dit tenzij u kunt bewijzen dat het gebrek ten tijde van de aankoop niet bestond. (…) Gezien de aard van het gebrek was dit ten tijde van de verkoop aanwezig. (…) Bovendien is door cliënt aanvullende garantie gekocht. Ook op grond hiervan mocht cliënt binnen 6 maanden geen (ernstig) gebrek verwachten. Het gebrek ontstond ruim binnen de termijn van 6 maanden, u bent daarvan ook tijdig op de hoogte gesteld. Er zijn in die periode ook vele (nutteloze) reparaties verricht. Het gebrek bleef bestaan.
Nu u bent tekortgeschoten, stel ik u nog eenmaal in gebreke (…). Het gebrek dient u derhalve binnen 14 dagen na dagtekening dezes, voor uw rekening, te (laten) repareren. Bij uitblijven van adequate reparatie binnen de gestelde termijn zal ik overgaan tot ontbinding van de koopovereenkomst. Dientengevolge zal u de aanschafprijs, te weten € 33.000,-, aan cliënt terug moeten betalen. Bovendien maakt cliënt alsdan aanspraak op aanvullende schadevergoeding ter hoogte van de door hem betaalde reparaties.
Cliënt biedt u thans nog de mogelijkheid de auto terug te nemen tegen terugbetaling van de aanschafwaarde. (…)”
[appellant] stelt dat daarmee de verjaringstermijn van artikel 7:23 lid 2 BW rechtsgeldig is gestuit. ABC c.s. hebben aangevoerd dat deze brief niet kan worden gekwalificeerd als stuitingsbrief, omdat er slechts wordt gesteld dat de BMW non-conform zou zijn geweest.
3.5
Het hof ziet niet in waarom de brief van 6 september 2018 niet als stuitingsbrief kan gelden. Uit de inhoud van deze brief blijkt immers ondubbelzinnig dat [appellant] zijn recht op nakoming voorbehoudt (vergelijk artikel 3:317 lid 1 BW). Dat ABC c.s. de vordering ontkennen, maakt niet dat er geen stuitingshandeling kan plaatsvinden.
3.6
Verder stelt het hof vast dat ABC, in de persoon van [geïntimeerde2] , op
14 september 2018 op deze brief van mr. R.J. Dijks heeft gereageerd, waarmee de ontvangst van de brief door ABC vaststaat.
3.7
Ook staat vast dat [appellant] kort na de aanschaf heeft geklaagd (voor het eerst op 1 december 2017). Dat is tijdig na ontdekking over het gebrek. De in artikel 7:23 lid 2 BW bedoelde verjaringstermijn van twee jaren na deze klacht is gestuit met de brieven van
6 september 2018 van mr. Dijks en van 23 juni 2020 van de advocaat van [appellant] , als bedoeld in r.o. 2.10. De grieven 1 en 2 slagen daarmee. Het oordeel van de rechtbank dat de vorderingen van [appellant] zijn verjaard kan niet in stand blijven.
Geen sprake van een nieuw gebrek
3.8
Met zijn volgende grieven (3 tot en met 6) komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij na de laatste reparatie en het vervolgens terugkeren van het gebrek (het uitvallen van de auto) opnieuw tijdig had moeten klagen, omdat dit als een nieuw gebrek moet worden beschouwd. [appellant] stelt dat telkens hetzelfde probleem optrad, namelijk het uitvallen van de auto, als gevolg van dezelfde storingen en defecten in de DME-computer. Dat volgt ook uit de in oktober 2018 opgestelde offerte door Martinistad en het rapport van Dekra. De storing kan op korte termijn worden gecamoufleerd door het systeem te resetten, maar keert telkens terug, zo is ook gebleken. [appellant] stelt verder dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat de DME-computer zou zijn vervangen. Deze is enkel gereset dan wel gerepareerd.
3.9
ABC c.s. betwisten kort gezegd dat sprake is van hetzelfde gebrek. Het betreft een nieuw gebrek, waarover [appellant] tijdig had moeten klagen (en dat heeft hij niet gedaan waardoor hij zijn rechten heeft verspeeld, zo begrijpt het hof de stellingen van ABC).
3.1
Uit de hiervoor onder 2. opgenomen feiten leidt het hof af dat het gebrek van 25 november 2017, het uitvallen van de auto, zich opnieuw manifesteerde op 9 januari 2018. De auto heeft vervolgens tot 14 mei 2018 bij Sonnema in Dokkum gestaan. Omdat het probleem toen nog steeds niet was verholpen, is de auto naar Buursema in Leek gebracht, waarna deze (na een kleine reparatie) uiteindelijk weer bij Martinistad is gebracht. Martinistad heeft vervolgens op 8 juni 2018 de gasklep vervangen. Op 13 juni 2018 heeft [appellant] ABC een brief gestuurd ‘omtrent vergoeding reparatiekosten’ en daarna volgt, op 6 september 2018, de in 3.4. geciteerde brief van mr. Dijks, waarin namens [appellant] vanwege het uitvallen van de auto aanspraak wordt gemaakt op reparatie door ABC en het recht op ontbinding van de koopovereenkomst wordt voorbehouden, voor het geval reparatie binnen de gestelde termijn uitblijft. Op 23 oktober 2018 heeft Martinistad een offerte uitgebracht voor de herstelkosten. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat uit deze gang van zaken blijkt dat sprake was van een terugkerend probleem en dat vanaf oktober 2018 geen sprake was van een nieuw gebrek. Dat de auto tussentijds (mogelijk) gedurende korte tijd heeft kunnen rijden, doet daaraan niet af. Dat [appellant] in oktober 2018 niet zelf meer bij ABC heeft geklaagd, valt hem niet te verwijten omdat hij de zaak toen al uit handen had gegeven aan zijn gemachtigde, mr. Dijks.
Non-conformiteit
3.11
Net als de rechtbank komt het hof tot het oordeel dat het gestelde gebrek, te weten het uitvallen van de auto tijdens het rijden, het normale gebruik ervan verhindert, een gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid en daarmee leidt tot non-conformiteit, als bedoeld in artikel 7:17 BW. Het hof volgt ABC c.s. niet in hun bij de rechtbank ingenomen stelling dat het bestaan van het gebrek niet kan worden gebaseerd op de offerte van Martinistad omdat zij een commercieel belang heeft, en omdat de bevindingen van Martinistad overigens niet worden ondersteund door het rapport van Dekra. Immers ook Dekra heeft geconcludeerd dat de diverse elektronische storingen en storingen/uitvallen van de DSC en xDrive en Hybride systeem (waarvan ze ook foto’s heeft opgenomen in haar rapport) nader moeten worden onderzocht om de exacte oorzaak hiervan te kunnen bepalen. Hieruit valt dus niet af te leiden dat uit het onderzoek van Dekra “nauwelijks iets naar voren zou zijn gekomen en dat het wel meevalt met de door [appellant] gestelde gebreken”.
3.12
Non-conformiteit impliceert dat de verkoper tekortschiet in de nakoming van de koopovereenkomst. Op grond van artikel 7:21 BW heeft een koper dan onder meer recht op herstel van de afgeleverde zaak, mits de verkoper hieraan redelijkerwijs kan voldoen. Uit artikel 7:22 BW volgt dat bij een consumentenkoop de koper voorts de bevoegdheid heeft de overeenkomst te ontbinden als de verkoper tekort is geschoten in zijn verplichting tot herstel, tenzij de afwijking van het overeengekomene gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.13
Naar het oordeel van het hof kon [appellant] dus wel degelijk aanspraak maken op herstel, dan wel bij gebreke daarvan ontbinding van de koopovereenkomst vorderen, zoals mr. Dijks heeft gedaan in zijn brief van 6 september 2018. Vaststaat dat afdoende herstel van de auto niet heeft plaatsgevonden, zodat op dit moment de vordering van [appellant] tot ontbinding van de koopovereenkomst ter beoordeling voorligt.
Tijdverloop
3.14
Na de ingebrekestelling van 6 september 2018 heeft het vervolgens tot 23 juni 2020 geduurd voordat de advocaat van [appellant] een soortgelijke brief heeft gestuurd naar ABC waarin nogmaals aanspraak wordt gemaakt op herstel en bij gebreke daarvan ontbinding van de koopovereenkomst. Vervolgens heeft het nog tot 19 april 2021 geduurd voordat ABC c.s. door [appellant] zijn gedagvaard. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] geen goede verklaring gegeven voor dit tijdverloop van ruim 2 jaar en
7 maanden, terwijl ABC c.s. gemotiveerd hebben gesteld dat zij door het grote tijdverloop (zeer) zijn benadeeld. Zo hebben zij gesteld dat het lange stilstaan van de auto sinds oktober 2018 schadelijk zo niet funest, is voor de auto. Zo kan het langdurig stil staan van de auto de levensduur van het accupakket van een hybridemotor zeer beperken. Verder voeren ABC c.s. aan dat door het lange stilstaan de luchtveren zijn doorgezakt en de remschijven zijn verroest. ABC c.s. hebben in eerste aanleg gesteld dat de dagwaarde van de auto ten tijde van het nemen van de conclusie van antwoord op 7 juli 2021 nog slechts € 15.000,- was en mogelijk zelfs lager indien het accupakket daadwerkelijk dient te worden vervangen. Ook hebben ABC c.s. aangevoerd dat zij [appellant] in mei 2018 hebben aangeboden de auto te verkopen voor een bedrag van iets meer dan € 30.000,-, op welk voorstel [appellant] niet is ingegaan.
3.15
Onder deze bijzondere omstandigheden rechtvaardigt de tekortkoming van ABC naar het oordeel van het hof op dit moment geen algehele ontbinding van de koopovereenkomst meer. Het hof zal daarom overgaan tot gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst, waarbij ABC c.s. zullen worden veroordeeld tot terugbetaling van een zodanig gedeelte van de door [appellant] betaalde koopprijs voor de auto, dat hij in staat zal zijn de auto conform de offerte van Martinistad voor het bedrag van € 13.088,81 te laten herstellen, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 10 november 2017. Dat dit bedrag door het tijdverloop, mogelijk niet meer voldoende is voor volledig herstel, is een omstandigheid die voor rekening van [appellant] moet blijven. De vordering tot vergoeding van de herstelkosten zal het hof als onvoldoende gemotiveerd betwist toewijzen. De gevorderde kosten voor wegenbelasting en verzekering komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de vordering tot algehele ontbinding wordt afgewezen. Dat betekent dat [appellant] de auto behoudt en als eigenaar daarvan verplicht is om die te verzekeren en de wegenbelasting te betalen. Daarmee zijn deze door hem gevorderde kosten niet aan te merken als schadeposten. Van het door [appellant] gevorderde en in productie 17 bij dagvaarding gespecificeerde bedrag zal worden toegewezen € 5.122,20. De gevorderde wettelijke rente daarover zal worden toegewezen met ingang van 28 april 2020, zijnde de dag waarop de laatste schadecomponent is ingetreden die het hof toewijsbaar acht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. De grieven 3 tot en met 7 slagen daarmee gedeeltelijk.
De conclusie
3.16
Het vonnis van de rechtbank van 13 april 2022 zal worden vernietigd. Dat betekent dat de proceskostenveroordeling door de rechtbank van [appellant] niet in stand kan blijven, maar dat ABC c.s. als overwegend in het ongelijk gestelde partij zullen worden veroordeeld in de proceskosten. Daarmee slaagt ook grief 8. De proceskosten bij de rechtbank aan de zijde van [appellant] worden vastgesteld op:
- explootkosten € 124,13
- griffierecht € 952,-
verschotten € 1.076,13
- salaris advocaat € 1.126,- (2 punten x tarief II)
Totaal € 2.202,13
3.17
In hoger beroep zullen ABC c.s. ook in de kosten van [appellant] worden veroordeeld, die worden begroot op:
- explootkosten € 135,96
- griffierecht
€ 343,-verschotten € 478,96
- salaris advocaat
€ 1.214,-(1 punt x appeltarief II.)
Totaal € 1.661,96
3.18
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]
3.19
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 13 april 2022 en neemt in plaats daarvan de volgende beslissingen:
bepaalt dat de koopovereenkomst van 10 november 2017 tussen partijen gedeeltelijk wordt ontbonden en veroordeelt ABC c.s. hoofdelijk om uit dien hoofde aan [appellant] te betalen een bedrag van € 13.088,81, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 november 2017;
veroordeelt ABC c.s. hoofdelijk tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 5.122,20, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 april 2020;
veroordeelt ABC c.s. hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van [appellant] bij de rechtbank van € 1.076,13 aan verschotten en € 1.126,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met nakosten;
veroordeelt ABC c.s. hoofdelijk tot betaling van de proceskosten van [appellant] in hoger beroep van € 478,96 aan verschotten en € 1.214,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met nakosten;
verklaart de veroordelingen in dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en J. Smit en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.