ECLI:NL:GHARL:2024:3219

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
23/2271
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2018

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2023. Belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor het jaar 2018, waartegen hij bezwaar had aangetekend. De Inspecteur, vertegenwoordiger van de Belastingdienst, handhaafde de aanslag en de beschikking belastingrente. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 30 april 2024 hebben partijen een compromis bereikt over het belastbaar inkomen van belanghebbende, dat werd vastgesteld op € 63.540. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en besliste dienovereenkomstig. De Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de griffierechten die belanghebbende had betaald, maar er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2271
uitspraakdatum: 7 mei 2024
Uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 16 mei 2023, nummer ARN 22/3074, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan
de Belastingdienst(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2018 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is hem voorts bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 30 april 2024. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

2.Overwegingen

2.1.
Partijen zijn ter zitting van het Hof in het kader van een compromis overeengekomen dat het belastbaar inkomen uit werk en woning van belanghebbende voor 2018 nader dient te worden vastgesteld op € 63.540.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
2.3.
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

3.Griffierecht en proceskosten

De Inspecteur dient aan belanghebbende de door hem voor het beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 186 te vergoeden. Voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

4.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond,
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar,
  • vermindert de aanslag IB/PVV 2018 tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.540 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.209,
  • vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig, en
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden de door hem betaalde griffierechten van in totaal € 186.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2024.
De griffier, De raadsheer,
(M.T.M. Hennevelt) (R. den Ouden)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 8 mei 2024.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.