Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak hebben verzoekers, die onder bewind stonden, een schadevergoeding gevraagd van hun bewindvoerder wegens een toerekenbare tekortkoming. De zaak is behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 16 januari 2024 uitspraak deed. De verzoekers waren van mening dat de bewindvoerder, [verweerder], tekortgeschoten was in zijn zorgplicht, met name in het niet tijdig betalen van de hypotheekrente van hun woonark. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de bewindvoerder aansprakelijk was voor een bedrag van € 2.595,01, maar de verzoekers waren het niet eens met deze beslissing en gingen in hoger beroep.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig bekeken. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder niet tekortgeschoten was in zijn verplichtingen. De bewindvoerder had te maken met een zeer problematische financiële situatie van de verzoekers, die onvoldoende middelen hadden om aan hun verplichtingen te voldoen. Het hof concludeerde dat de keuzes die de bewindvoerder had gemaakt, gezien de omstandigheden, begrijpelijk waren en dat er geen sprake was van een toerekenbare tekortkoming.
De verzoekers voerden aan dat de achterstand in de hypotheekrente was toegenomen door het handelen van de bewindvoerder, maar het hof wees dit verzoek af. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, maar voegde een vaststelling toe dat het langdurig niet betalen van de hypotheekrente geen toerekenbare tekortkoming van de bewindvoerder was. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.