Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 augustus 2023 en
- het verweerschrift van de vader.
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- twee vertegenwoordigers van de GI en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- het zelfstandige verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek (DNA-onderzoek) te gelasten en het subsidiaire verzoek tot vernietiging van de erkenning afgewezen;
- de raad verzocht te rapporteren en te adviseren over de omgangsregeling die het meest in het belang van [de minderjarige] is en over het gezamenlijk gezag, en
- de beslissing voor het overige aangehouden.
4.De omvang van het geschil
- de vader - samen met de moeder - belast met het gezag over [de minderjarige] ;
- het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen en
- de beslissing over de zorg- en contactregeling aangehouden.
5.De motivering van de beslissing
feitenwaarop een dergelijke gevolgtrekking zou moeten berusten. De moeder voert aan dat de vader [de minderjarige] niet kent en dat hij daardoor niet in staat is om in het belang van [de minderjarige] beslissingen te nemen. Het hof overweegt dat bij de moeder geen enkele ruimte bestaat om de vader toe te laten in het leven van [de minderjarige] . De moeder verzet zich ook sterk tegen contact tussen de vader en [de minderjarige] . Met andere woorden: de moeder is - op dit moment - niet in staat om [de minderjarige] emotionele toestemming te geven om contact met haar vader te hebben. De vader heeft in zijn handelen tot heden juist het belang van [de minderjarige] vooropgesteld en zich terughoudend opgesteld om contact met [de minderjarige] te hebben. Hij volgt daarin de aanwijzingen van de GI en de hulpverlening. Dat een afwijzing in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is, is dan ook niet gebleken.