ECLI:NL:GHARL:2024:3328

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.339.790/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheer mr. W.M. van Schuijlenburg in verband met vermeende partijdigheid en procedurefouten

Op 13 mei 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had verzocht om wraking van raadsheer mr. W.M. van Schuijlenburg, onder verwijzing naar vermeende partijdigheid en onvoldoende kennis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die het handelen of nalaten van de gewraakte raadsheer betreffen. Het enkele feit dat mr. Van Schuijlenburg in een andere zaak een uitspraak heeft gedaan, kan niet dienen als grond voor wraking in de huidige zaak.

De procedure begon met een hoger beroep van verzoeker tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, waarin hij niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzet tegen een dwangbevel. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 25 april 2024 heeft verzoeker zijn standpunten mondeling toegelicht, terwijl mr. Van Schuijlenburg niet aanwezig was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gronden van het verzoek tijdig zijn ingediend en dat verzoeker ontvankelijk is, maar heeft geconcludeerd dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op een gebrek aan onpartijdigheid van de raadsheer.

De wrakingskamer benadrukte dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn en dat het subjectieve standpunt van de verzoeker niet voldoende is. Aangezien verzoeker geen relevante feiten heeft gepresenteerd die de vrees voor partijdigheid onderbouwen, werd het verzoek tot wraking afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
wrakingskamer
zaaknummer gerechtshof 200.339.790/01
beslissing van 13 mei 2024
op het schriftelijke verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het wrakingsincident
hierna: verzoeker,
dat strekt tot wraking ingevolge artikel 17 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) juncto artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
mr. W.M. van Schuijlenburg,
raadsheer in dit hof, zittingsplaats Leeuwarden.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij de afdeling strafrecht (Mulderzaken) van het hof is onder zaaknummer 200.323.743/01 een procedure aanhangig van verzoeker, waarin hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Enschede van 27 juni 2022. Bij die beschikking is [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet tegen de tegenuitvoerlegging van het tegen hem uitgevaardigde dwangbevel wegens niet-voldoening van de sanctie die hem is opgelegd voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig.
1.2
Op 22 juni 2023 heeft dit gerechtshof een tussenbeschikking gegeven waarin de griffier van de rechtbank is opgedragen om alsnog de niet (of niet deugdelijk) verrichte handelingen uit de voeren en de ontbrekende stukken en informatie binnen acht weken alsnog aan te leveren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.3
Verzoeker heeft voorafgaand aan de op 9 april 2024 geplande mondelinge behandeling van zijn hoger beroep bij verzoekschrift van 5 april 2024, ingekomen ter griffie van het hof op diezelfde dag, een schriftelijk verzoek gedaan dat strekt tot wraking van bovengenoemde raadsheer.
1.4
In het proces-verbaal van de openbare zitting van dit gerechtshof van 9 april 2024 is geconstateerd dat noch verzoeker, noch verweerder is verschenen. De raadsheer heeft medegedeeld dat door de verzoeker een wrakingsverzoek is gedaan waarop door de wrakingskamer van dit hof zal worden beslist. De raadsheer heeft hierop de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden.
1.5
Mr. Van Schuijlenburg heeft niet in de wraking berust en heeft aangegeven geen gebruik te maken van de gelegenheid om bij de behandeling van het wrakingsverzoek te worden gehoord.
1.6
Het wrakingsverzoek is ter zitting van 25 april 2024 behandeld door de wrakingskamer. Verzoeker is bij deze behandeling verschenen en heeft het verzoek mondeling toegelicht. Mr. Van Schuijlenburg is bij deze behandeling niet verschenen.

2.De beoordeling van het verzoekDe ontvankelijkheid

2.1
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig ingediend en acht verzoeker ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het wrakingsverzoek
2.2
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat mr. Van Schuijlenburg partijdig is, dat zijn kennis van de Wahv onvoldoende is en dat hij bedrog en willekeur door de gemeente Gennep accepteert. Verzoeker heeft zich die mening gevormd naar aanleiding van de behandeling en uitspraak van Mr. Van Schuijlenburg in een andere zaak, bij het gerechtshof bekend onder zaaknummer 200.313.204/01, over een parkeerovertreding van een kennis van verzoeker in Gennep. In die zaak heeft mr. Van Schuijlenburg volgens verzoeker over het hoofd gezien dat alleen het bestuursorgaan een beschikking kan wijzigen, en niet de officier van justitie. Dit maakt volgens verzoeker dat mr. Van Schuijlenburg onvoldoende kennis heeft van het recht en zijn zaak niet kan behandelen.
2.3
Verzoeker legt verder aan zijn verzoek ten grondslag dat sprake is van procedurefouten en misstanden betreffende de Wahv. Verzoeker verwijst in dit verband naar het door hem overgelegde ‘Overzicht van feiten, misstanden, foute procedures en fraude bij het CJIB te Leeuwarden, de CVOM te Utrecht en politie, waarbij iedere controle door het Ministerie van Justitie/Parket-Generaal, Ministerie van Algemene Zaken of politiek ontbreekt’, alsook naar een artikel uit Tubantia van 17 mei 2014 genaamd met de titel: ‘Hof: boete leaserijder willekeur’ en een opiniestuk uit NRC van 9 augustus 2023 met als titel ‘Het trottoir is van iedereen en hoort obstakelvrij te zijn’.
De inhoudelijke beoordeling van het verzoek
2.4
Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten heeft een ieder - voor zover hier van belang - recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. Als een partij op basis van feiten of omstandigheden van mening is dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, geeft artikel 512 Sv hem de mogelijkheid een verzoek tot wraking te doen van elk van de rechters die de zaak behandelen.
2.5
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter of bij vrees voor bevooroordeeld zijn van de rechter is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een van de procesdeelnemers een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procesdeelnemer dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van de betrokken procesdeelnemer dat zulks het geval is, is daarbij niet beslissend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet tevens objectief gerechtvaardigd zijn.
2.6
Dergelijke uitzonderlijke omstandigheden zijn de wrakingskamer niet gebleken. Verzoeker heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die het handelen of nalaten van
mr. Van Schuijlenburg in het door hem ingestelde hoger beroep betreffen. Het handelen of nalaten van mr. Van Schuijlenburg in een zaak van een kennis van verzoeker kan geen grond voor wraking vormen van mr. Van Schuijlenburg in de zaak van verzoeker, reeds omdat deze zaken niet vergelijkbaar zijn. Dat geldt eveneens voor de door verzoeker gestelde procedurefouten en misstanden betreffende de Wahv. Ook die kunnen geen grond vormen voor wraking van mr. Van Schuijlenburg in de zaak van verzoeker. Niet gebleken is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat mr. Van Schuijlenburg jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert.
2.7
De conclusie uit het voorgaande is dat de aangevoerde feiten noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien, grond vormen voor wraking, zodat de wrakingskamer het verzoek daartoe zal afwijzen.

3.De beslissing

De beslissing
Het gerechtshof (wrakingskamer):
wijst het verzoek tot wraking van mr. W.M. van Schuijlenburg af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J. Hielkema, R.F.C. Spek en C. Koopman, leden van de wrakingskamer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
13 mei 2024.