ECLI:NL:GHARL:2024:333

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
200.330.286
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorg- en opvoedingstaken na scheiding van ouders met betrekking tot minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 2 mei 2023, waarin de zorgregeling en kinderalimentatie waren vastgesteld. De vader, verweerder in het principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De procedure in eerste aanleg was gestart na een wijziging van omstandigheden, waaronder de geboorte van een derde kind bij de vader en de ontwikkeling van de kinderen die inmiddels naar school gaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2023 is de zorgregeling besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in de even weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven, en in de oneven weken op vrijdagmiddag tot 18.30 uur bij de vader. De rechtbank had eerder de kinderalimentatie vastgesteld op € 99,- per kind per maand, maar deze beslissing is aangehouden voor verdere behandeling op 14 maart 2024.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de zorgregeling opnieuw vastgesteld, waarbij de kinderen de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader zullen verblijven. De ouders zijn aangespoord om in onderling overleg afspraken te maken over de invulling van de zorgregeling, inclusief hobby's en sport van de kinderen. Het hof heeft benadrukt dat het in het belang van de kinderen is dat zij met beide ouders een goede band opbouwen en dat de ouders samen moeten werken om de zorgregeling uit te voeren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.286
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 548939)
beschikking van 16 januari 2024
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Peeters,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. Valeton.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 28 juli 2023;
- het verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met productie;
- een journaalbericht van mr. Peeters van 1 december 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Valeton van 1 december 2023 met producties;
- een journaalbericht van mr. Peeters van 4 december 2023 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling (ten aanzien van de zorgregeling) heeft op
12 december 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.3
Na de mondelinge behandeling heeft de vader bij journaalbericht van 22 december 2023 een verzoek tot wijziging/vermeerdering van zijn verzoek in incidenteel appel aangaande de regeling voor de feestdagen ingediend. De moeder heeft bij journaalbericht van 28 december 2023 het hof verzocht dit verzoek buiten beschouwing te laten. Vervolgens is er een journaalbericht van 11 januari 2024 van mr. Valeton ontvangen. Hierin deel mr. Valeton mee dat de vader zijn wijzigings- c.q. vermeerderingsverzoek van 22 december 2023 intrekt.

3.De feiten

3.1
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2016 in [woonplaats1] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 in [woonplaats1] .
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen en de kinderen wonen bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank van 29 januari 2020 is onder meer het ouderschapsplan van 17 oktober 2017 gewijzigd en is een zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige1] iedere week van maandag 18.00 uur tot dinsdag 18.00 uur en [de minderjarige2] iedere dinsdag van 9.00 uur tot 18.00 uur, en de beide kinderen samen één keer per twee weken op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader verblijven. Ook is bepaald dat de vader aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (verder: kinderalimentatie) moet voldoen met ingang van 23 juli 2019 van € 118,- per maand voor [de minderjarige1] en € 160,- per maand voor [de minderjarige2] .
3.3
Bij beschikking van dit hof van 8 december 2020 is de beslissing ten aanzien van de zorgregeling vernietigd en is bepaald dat de kinderen de ene week van
vrijdagmiddag 14.00 uur tot vrijdagavond 18.15-18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de kinderen door de vader worden opgehaald en weer bij de moeder worden thuisgebracht, en de kinderen de andere week van zaterdagochtend 9.00 uur tot zondagavond 17.45-18.00 uur bij de vader verblijven, waarbij de kinderen op zaterdagochtend door de vader bij de moeder worden opgehaald en de moeder de kinderen vervolgens op zondagavond weer bij de vader ophaalt. De zorgregeling tijdens de vakanties en feestdagen voor beide kinderen is vastgesteld overeenkomstig het door partijen op 17 oktober 2017 ondertekende ouderschapsplan dat als bijlage bij die beschikking is aangehecht.
3.4
De vader en zijn huidige partner hebben samen een zoon gekregen: [de minderjarige3] . Hij is geboren [in] 2022 in [plaats1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de kinderalimentatie.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 29 januari 2020 en de beschikking van dit hof van 8 december 2020 gewijzigd, de zorgregeling en de kinderalimentatie aangepast en deze beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Als zorgregeling heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen in de even weken van vrijdag na school tot maandag voor school bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen van school haalt en naar school brengt, en dat de kinderen in de oneven weken van vrijdag na school tot 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen uit school haalt en weer naar de moeder terugbrengt. Verder verblijven de kinderen tijdens de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader, bij ouderschapsbemiddeling nader te concretiseren. De rechtbank heeft ter zake de kinderalimentatie bepaald dat de vader met ingang van 27 januari 2023 een bedrag van € 99,- per kind per maand aan de moeder dient te voldoen.
4.2
De moeder is het niet eens met de beslissingen van de rechtbank en komt met tien grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking.
De moeder verzoekt het hof – zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – de bestreden beschikking te vernietigen en:
  • de vader alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel deze verzoeken af te wijzen;
  • te bepalen dat de kinderalimentatie die is vastgesteld door de rechtbank Midden-Nederland bij beschikking van 29 januari 2020 wordt gewijzigd met ingang van 27 januari 2023, respectievelijk met ingang van een datum als hof juist acht en wordt vastgesteld op een bedrag van € 325,- per kind per maand, althans op een bedrag dat het hof juist acht;
  • de haal- en brengregeling zoals is vastgesteld bij de beschikking van dit hof van 8 december 2020 (deels) te wijzigingen en in geval van een wissel op zondagavond te bepalen dat de moeder de kinderen op zondagavond bij de vader thuis zal ophalen en als dit voor de vader niet mogelijk is, de vader haar dit op zondag voor 15.00 uur zal laten weten en hij in dat geval de kinderen zelf bij de moeder thuis moet brengen op het door het hof vastgestelde wisseltijdstip;
  • te bepalen dat de vader verplicht is [de minderjarige1] op zaterdag naar dansles te brengen, althans te bepalen dat de vader de kinderen naar een sport of hobby, waaronder hockey en voetbal, moet brengen in het weekend dat de kinderen bij hem zijn, althans te bepalen dat als de vader dit niet doet de moeder de kinderen zelf zal brengen en de kinderen pas onder de zorg van de vader vallen vanaf het eindtijdstip van de sport of hobby waaraan de kinderen in het weekend deelnemen;
kosten rechtens.
4.3
De vader voert verweer in het principaal hoger beroep en komt op zijn beurt in incidenteel hoger beroep.
De vader verzoekt het hof in het principaal hoger beroep om – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, behoudens de haal- en brengregeling en de exacte invulling van de vakanties.
De vader verzoekt het hof in het incidenteel hoger beroep om – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de haal- en brengregeling alsook de vakantieregeling en:
  • als haal- en brengregeling te bepalen dat iedere ouder de kinderen na het verblijf bij de ander ophaalt;
  • de exacte verdeling van de vakanties te bepalen zoals verzocht onder het kopje “Grief 2 van de vader: vakantieregeling” van zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep; en
voorwaardelijk, indien het hof de beslissing over de kinderalimentatie vernietigt
- te bepalen dat bij de berekening van de draagkracht van de moeder uitgegaan wordt van een fictief inkomen aan haar zijde op basis van 24 uur per week.
4.4
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep en vraagt het hof – zo mogelijk bij voorraad – het hoger beroep ongegrond te verklaren, dan wel af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof heeft om praktische redenen tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2023 uitsluitend de verzoeken van partijen ten aanzien van de zorgregeling behandeld en partijen daar vooraf over geïnformeerd. De verzoeken van partijen over de kinderalimentatie zullen op een later tijdstip alsnog mondeling worden behandeld en daarom zal het hof deze verzoeken aanhouden. Partijen hebben hiermee ingestemd, met dien verstande dat de vader heeft opgemerkt dat hij het hof aansprakelijk wil stellen voor de extra kosten die ten gevolge daarvan door hem moeten worden gemaakt.
Het hof heeft inmiddels de verhinderdata van partijen ontvangen en de mondelinge behandeling over de kinderalimentatie zal plaats vinden op 14 maart 2024 te 9.30 uur.
zorgregeling
juridisch kader
5.2
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3
De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind.
wijziging van omstandigheden
5.4
Het hof passeert de stelling van de moeder dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden en de eerder vastgestelde zorgregeling moet blijven worden uitgevoerd. De vader heeft nog een zoon gekregen waar hij mede de zorg voor draagt en de kinderen gaan inmiddels beiden naar school en hebben hobby’s, sporten en buitenschoolse activiteiten. Het hof vindt dit voldoende aanleiding om te onderzoeken en te beoordelen of het in het belang van de kinderen is dat de zorgregeling zoals vastgesteld door dit hof in 2020 moet worden aangepast.
de basisregeling
5.5
Het hof stelt vast dat de ouderschapsbemiddeling niet van de grond is gekomen, omdat er tegen de bestreden beschikking hoger beroep is ingesteld. De ouders hebben de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling inmiddels al een flinke periode (vanaf mei 2023) uitgevoerd. Volgens de moeder laten de kinderen op maandagmiddag uit school na het weekend bij de vader problematisch gedrag zien. [de minderjarige1] uit dan frustraties en [de minderjarige2] wil ’s avonds niet gaan slapen, omdat hij bang is dat hij snel weer naar zijn vader moet. Volgens de moeder wil [de minderjarige2] op vrijdagmorgen voor het weekend naar vader ook geen afscheid van haar nemen op school en is hij dan overstuur.
De vader herkent deze signalen niet bij de kinderen en is van mening dat zij het juist prettig vinden dat de zondag in alle rust kan verlopen.
De door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde uitgebreidere basisregeling is volgens de raad nog steeds een minimale regeling om een hechtingsband met hun vader op te bouwen. De kinderen slapen bij deze regeling slechts drie nachten van de veertien bij de vader. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het voor de ontwikkeling van een kind heel goed is dat het met beide ouders van jongs af aan een ruim contact heeft.
5.6
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling, waarbij de kinderen in de even weken van vrijdagmiddag uit school tot maandagmorgen naar school en in de oneven weken op vrijdagmiddag bij de vader verblijven, in het belang is van de kinderen en moet worden voortgezet. Het hof is het eens met het advies van de raad en met de overwegingen van de rechtbank dat het belangrijk is dat de kinderen met beide ouders een goed contact hebben en dat zij met de vader ook een goede band moeten kunnen opbouwen.
Het is vooral zorgelijk dat de ouders over heel veel punten steeds een discussie voeren. De kinderen zullen naar alle waarschijnlijkheid de spanning tussen de ouders aanvoelen en daar last van hebben. De behoefte van de kinderen aan contact zal in de toekomst ook telkens weer veranderen en de ouders dienen dat dan samen te kunnen oplossen. Het zou daarom goed zijn als de ouders opnieuw met elkaar in gesprek gaan onder professionele begeleiding.
De oplossing is naar het oordeel van het hof niet gelegen in het inkorten van het weekend bij de vader tot de zondagavond. Het ophalen en wegbrengen van de kinderen van en naar school zorgt er juist voor dat er geen spanningen kunnen ontstaan tussen de ouders en op deze manier heeft de vader ook contact met de school. Dat ook zijn partner de kinderen wegbrengt maakt dit niet anders. Er is immers sprake van een nieuw gezin waarvan de kinderen onderdeel uitmaken en waarbij de partner ook “taken” op zich kan nemen.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat het hof het verzoek van de moeder om het omgangsweekeinde in te korten en de overdracht op zondagavond uit te voeren, zal worden afgewezen.
halen en brengen tijdens schoolweken
5.7
Nu de basisregeling in stand blijft, hoeft het hof geen beslissing te geven op het verzoek van de moeder om te bepalen dat zij de kinderen in de even weken op zondagavond bij de vader zal ophalen, want de vader zal de kinderen op maandagmorgen naar school brengen.
Voor de tussenliggende vrijdag acht het hof het in het belang van de kinderen dat de ouders ieder een deel van het vervoer voor hun rekening zullen nemen, zoals de vader heeft verzocht. Dit straalt naar de kinderen uit dat beide ouders achter de uitvoering van de zorgregeling en het verblijf bij de andere ouder staan. Dat de vader er voor heeft gekozen in [woonplaats2] te gaan wonen, leidt niet tot een ander oordeel.
De vader haalt de kinderen elke week op vrijdag uit school en brengt de kinderen in de even week op maandagmorgen naar school. Van de moeder mag gevergd worden dat zij de kinderen op de tussenliggende vrijdagmiddag in de oneven week om 18.30 uur ophaalt bij de vader.
hobby’s en sport
5.8
Het hof zal net als de rechtbank geen inhoudelijke beslissing geven ten aanzien van de verzoeken van de moeder over de invulling en het vervoer ter zake van hobby’s en sport van de kinderen. De ervaring leert dat deze activiteiten veranderlijk en onregelmatig kunnen zijn en zich dus niet goed lenen voor een vastomlijnde regeling in detail, maar dat dit een onderwerp is waarbij de ouders met enige flexibiliteit tot oplossingen moeten komen. De ouders dienen vanuit hun ouderlijke verantwoordelijkheid en binnen ieders mogelijkheden hierover in onderling overleg afspraken te maken. Indien dit niet lukt, kunnen zij alsnog een ouderschapstraject gaan volgen om te zorgen dat zij beter kunnen overleggen over de kinderen. Ter zitting is overigens gebleken dat partijen deels tot een compromis zijn gekomen voor de huidige situatie, in die zin dat de vader op zaterdag [de minderjarige1] naar dansles brengt en [de minderjarige2] naar voetbal.
de verdeling van de zorg tijdens de vakanties en feestdagen
5.9
Ten aanzien van de vakanties en feestdagen heeft de vader aangevoerd dat hij het eens is met een verdeling bij helfte van de vakanties en feestdagen, maar dat dit moet worden geconcretiseerd, omdat de ouders dit niet in onderling overleg kunnen. De moeder verzet zich daar tegen. Zij is van mening dat de ouders onverkort moet worden gehouden aan de afspraken zoals vastgelegd in het ouderschapsplan en zoals bepaald door het hof in zijn beschikking van 8 december 2020. Het hof is net als de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij de helft van de vakanties en feestdagen bij iedere ouder kunnen doorbrengen. Gelet op het feit dat partijen moeizaam in onderling overleg tot afspraken kunnen komen, zal het hof de verdeling nader specificeren.
5.1
Het hof is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat zij de korte vakanties (één week) bij één ouder doorbrengen. Daarom zal worden bepaald dat de kinderen in de even jaren de doordeweekse dagen van de voorjaarsvakantie bij de moeder en de doordeweekse dagen van de herfstvakantie bij de vader doorbrengen en de kinderen in de oneven jaren de doordeweekse dagen van de voorjaarsvakantie bij de vader en de doordeweekse dagen van de herfstvakantie bij de moeder doorbrengen. De basisregeling voor de weekenden dient daarbij door te lopen, zodat de vader aan het begin of aan het eind van de vakantie een weekend met de kinderen heeft. De tussenliggende vrijdagmiddag bij de vader in de basisregeling aan het begin of het eind van de vakantie dienen partijen te laten vervallen, zodat er altijd sprake is van een verblijf bij één ouder van een volle week.
5.11
Ten aanzien van de tweewekelijkse meivakantie en de kerstvakantie is het hof van oordeel dat de kinderen bij iedere ouder één volledige week dienen door te brengen.
Daarom zal worden bepaald dat de kinderen in de meivakantie in de even jaren vanaf vrijdagmiddag uit school de eerste week tot de vrijdagmiddag om 14.00 uur bij de vader zullen doorbrengen en vanaf dan tot de vrijdagmiddag aan het eind van de vakantie om 14.00 uur bij de moeder zullen doorbrengen, waarbij op vrijdagmiddag aan het eind van de vakantie de basisregeling weer zal worden hervat. In de oneven jaren zullen de kinderen op dezelfde manier de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader doorbrengen.
In de kerstvakantie zullen de kinderen in de even jaren van vrijdagmiddag uit school de eerste week tot vrijdagmiddag om 14.00 uur bij de moeder en vanaf dan tot de vrijdagmiddag aan het eind van de vakantie om 14.00 uur bij de vader verblijven. In de oneven jaren zullen de kinderen op dezelfde manier de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder doorbrengen. Op vrijdagmiddag om 14.00 uur aan het eind van deze vakanties zal de basisregeling weer worden hervat.
5.12
Ten aanzien van de zomervakantie is het hof van oordeel dat de kinderen oud genoeg zijn om drie weken bij de ene en drie weken bij de andere ouder te verblijven. Vanzelfsprekend dienen beide ouders wel begrip te tonen voor het feit dat de kinderen een van de twee ouders steeds een aanzienlijke periode zal moeten missen. Daarmee kunnen zij rekening houden door bijvoorbeeld belcontacten met de andere ouder toe te staan.
Nu de moeder heeft aangegeven dat zij vanwege specifieke omstandigheden (waaronder de vakantieperiode van haar partner) is gebonden aan de tweede en derde week van de zomervakantie, zal het hof bepalen dat de kinderen de eerste drie weken van de zomervakantie tot zaterdag 14.00 uur bij de moeder verblijven en vanaf dan tot het laatste weekend van de vakantie tot zaterdag 14.00 uur bij de vader verblijven. De kinderen kunnen dan een dag acclimatiseren bij de moeder en door haar op maandagmorgen naar school worden gebracht in het nieuwe schooljaar. Op vrijdag aan het eind van de eerste schoolweek kan de basisregeling dan weer worden opgepakt. Met deze verdeling wordt ook recht gedaan aan het verzoek van de vader om het de kinderen mogelijk te maken jaarlijks deel te nemen aan “ [naam1] ”.
5.13
Het hof ziet geen aanleiding om de verdeling van de feestdagen nader te specificeren. Partijen hebben hierover altijd zelf afspraken gemaakt. Ook acht het hof het niet nodig nader te beslissen op het aanvullende verzoek van de vader (dat hij heeft gedaan tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep) om een beslissing te geven ten aanzien van de verdeling van Oud- en Nieuwjaar, omdat de kinderen tot nu toe altijd beide dagen bij de moeder hebben verbleven. Nu het hof van oordeel is dat de kinderen in de kerstvakantie in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader moeten doorbrengen en in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder moeten doorbrengen, worden de feestdagen automatisch gedeeld. De kinderen zullen namelijk bij het uitvoeren van de regeling voor de kerstvakantie meestal in de even jaren de kerstdagen volledig bij de moeder en Oud- en Nieuwjaar volledig bij de vader en in de oneven jaren de kerstdagen volledig bij de vader en Oud- en Nieuwjaar volledig bij de moeder doorbrengen. Vallen de feestdagen in een weekeinde dan dienen partijen in onderling overleg hierover zo nodig een aanvullende afspraak te maken.
Halen en brengen tijdens vakanties en feestdagen
5.14
Het hof vindt het ook voor de vakanties en feestdagen in het belang van de kinderen dat de ouders ieder een deel van het vervoer voor hun rekening zullen nemen, zoals de vader heeft verzocht. Dit straalt naar de kinderen uit dat beide ouders achter de uitvoering van de zorgregeling en het verblijf bij de andere ouder staan. Het hof vindt het niet nodig om een specifieke beslissing te geven over de ophaallocatie. De haal- en brengregeling brengt met zich dat de ouders moeten zorgen dat zij thuis zijn met de kinderen op het moment dat de andere ouder de kinderen bij hem/haar komt ophalen.

6.De slotsom

6.1
De grieven van de vader slagen dus gedeeltelijk. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en de zorgregeling met de hiervoor overwogen aanpassingen en aanvullingen opnieuw vaststellen.
6.2
De overige verzoeken over de kinderalimentatie (en de beslissing over de kosten van de procedure) zullen worden aangehouden tot de behandeling op 14 maart 2024 te 9.30 uur.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 mei 2023 ten aanzien van de zorgregeling en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van dit hof van 8 december 2020 en bepaalt als zorgregeling:
  • dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de even weken van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen van school ophaalt en naar school brengt, en dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de oneven weken op vrijdagmiddag uit school tot 18.30 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de kinderen van school ophaalt en de moeder de kinderen bij de vader ophaalt;
  • bepaalt dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader zullen verblijven, waarbij de vader de kinderen uit school of bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen bij de vader ophaalt indien het verblijf bij de vader niet eindigt op maandagmorgen naar school, meer specifiek bepaalt het hof daarbij dat:
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de even jaren de doordeweekse dagen van de voorjaarsvakantie bij de moeder en de doordeweekse dagen van de herfstvakantie bij de vader verblijven en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de oneven jaren de doordeweekse dagen van de voorjaarsvakantie bij de vader en de doordeweekse dagen van de herfstvakantie bij de moeder verblijven;
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] de meivakantie in de even jaren vanaf vrijdagmiddag uit school de eerste week tot de vrijdagmiddag om 14.00 uur bij de vader en vanaf dan tot de vrijdagmiddag aan het eind van de vakantie om 14.00 uur bij de moeder verblijven en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de oneven jaren op dezelfde manier de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader verblijven;
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de kerstvakantie in de even jaren van vrijdagmiddag uit school de eerste week tot vrijdagmiddag om 14.00 uur bij de moeder en vanaf dan tot de vrijdagmiddag aan het eind van de vakantie om 14.00 uur bij de vader verblijven en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de oneven jaren op dezelfde manier de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijven;
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in de zomervakantie vanaf vrijdagmiddag 14.00 uur de eerste drie weken tot zaterdagmiddag 14.00 uur bij de moeder en vanaf dan tot het laatste weekend van de zomervakantie op zaterdagmiddag 14.00 uur bij de vader verblijven.
verklaart deze beschikking (tot zover) uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte ten aanzien van de zorgregeling af.
ten aanzien van de verzoeken over de kinderalimentatie:
alvorens verder te beslissen:
houdt de verzoeken van de ouders over de kinderalimentatie aan;
bepaalt dat de mondelinge behandeling over de kinderalimentatie zal worden gehouden op 14 maart 2024 te 9.30 uur in het gerechtsgebouw te Arnhem.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, M.P. den Hollander en K. Mans, bijgestaan door de griffier, en is op 16 januari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.