De beoordeling
1. De gemachtigde heeft in hoger beroep gesteld dat de betrokkene de gedraging ontkent. Deze enkele stelling vormt geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens in het dossier op basis waarvan de gedraging kan worden vastgesteld. De beslissing van de kantonechter kan in zoverre worden bevestigd.
2. Het hoger beroep richt zich verder tegen de afwijzing door de kantonrechter van het verzoek om de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom vast te stellen in verband met het niet tijdig beslissen door de officier van justitie op het ingestelde administratief beroep.
3. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de beslistermijn niet tijdig is verlengd. De beslistermijn eindigde op 9 februari 2023. De verdagingsbrief is gedagtekend 7 februari 2023, maar pas op 13 februari 2023 door de betrokkene ontvangen. Bij de stukken bevindt zich geen verzendadministratie waaruit blijkt dat de brief op 7 februari 2023 is verstuurd. Zelfs al zou die er zijn, dan nog kan niet van die datum worden uitgegaan.
De gemachtigde wijst op het arrest van het hof van 3 juli 2023 (ECLI:NL:GHARL:2023:5554). De betrokkene gaat ervan uit dat de verdagingsbrief eerst op 10 februari 2023 is verzonden en dus na de beslistermijn, zodat die niet verlengd kon worden met die brief. De officier van justitie heeft buiten de termijn beslist. Daarom wordt verzocht vast te stellen dat de officier van justitie een dwangsom heeft verbeurd. 4. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat een dwangsom is verbeurd. Uit de meegestuurde informatie over de verzending van brieven blijkt dat de verdagingsbrief niet eerder dan na het verstrijken van de beslistermijn bij de betrokkene en de gemachtigde is bezorgd, waardoor de beslistermijn niet tijdig is verlengd en de beslissing op het administratief beroep na het verstrijken van de termijn is genomen.
5. Artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) houdt, voor zover van belang in:
“1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogte 42 dagen. (…)
3. De eerst dagen waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.”
6. Uit de stukken van het dossier blijkt het volgende. Op 7 september 2022 is de inleidende beschikking naar de betrokkene gestuurd. De uiterste datum voor het instellen van administratief beroep was 19 oktober 2022, waardoor de beslistermijn in beginsel 16 weken later en dus op
8 februari 2023 eindigde. In het dossier bevinden zich brieven van de officier van justitie gedateerd
7 februari 2023, waarin de gemachtigde en de betrokkene wordt medegedeeld dat de beslistermijn met 10 weken wordt verlengd. Op 3 maart 2023 is door het Parket CVOM een ingebrekestelling ontvangen, waarin de gemachtigde de officier van justitie in gebreke stelt omdat de beslistermijn is verstreken en nog geen beslissing is ontvangen. De beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep is gedateerd 11 mei 2023.
7. Verder bevat het dossier het door de advocaat-generaal verstrekte document ‘Beschrijving verzending brieven vanuit MAPS’. Hieruit blijkt dat het Parket CVOM in juli 2021 is gestart met het nieuwe beoordelingssysteem MAPS voor het afhandelen van Mulderberoepen en dat vanuit dit systeem brieven worden verzonden. Vrijwel alle brieven die in MAPS moeten worden geprint, waaronder de brieven die in deze zaak van belang zijn, worden geprint door het CJIB. In het document wordt het proces van de aanmaak en de verzending van de brieven beschreven.
8. Ten aanzien van het printen en verzenden van de brief ‘verlenging beslistermijn’ is het volgende opgenomen:
“Proces printen en verzending VBE (verlenging beslistermijn) van de OvJ
De VBE wordt door MAPS automatisch gegenereerd acht dagen voor afloop van de initiële beslistermijn. De dag van genereren bij Parket CVOM is tegelijkertijd ook de datum van dagtekening. Wanneer de VBE voor 10.00 uur wordt aangemaakt dan vindt de verzending op dezelfde dag plaats als de dagtekening. Het aanmaken van de VBE na 10.00 uur betekent dat de verzending de dag na dagtekening plaatsvindt. Het tijdstip van aanmaken van deze brief is overigens niet terug te zien in MAPS dus voor de verzenddatum dient dan, in het voordeel van betrokkene, uitgegaan te worden van de eerstvolgende werkdag na dagtekening.
(…) Voor 1 maart 2023 werd de VBE op de laatste dag voor het verstrijken van de initiële
beslistermijn gegenereerd.”
9. Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de brief van de officier van justitie met datum (dinsdag) 7 februari 2023 op die datum is verzonden.
10. Uit de tabel in het document ‘Beschrijving verzending brieven vanuit MAPS’ blijkt dat er enige tijd verstrijkt voordat een aangemaakte brief aan PostNL wordt aangeboden en vervolgens wordt bezorgd. De aangeleverde brief moet eerst worden geprint en gecouverteerd, waarna deze aan PostNL ter bezorging wordt aangeboden. Vervolgens is met de bezorging door PostNL ook nog enige tijd gemoeid. Wat in het beschreven “Proces printen en verzending VBE” verzenden wordt genoemd, is in de tabel niet “het aanbieden aan PostNL ter bezorging” maar het printen van de brief.
11. Gelet op deze tabel moet ervan worden uitgegaan dat de op (woensdag) 8 februari 2023 vóór 10.00 uur aangeleverde verdagingsbrief van de officier van justitie eerst op donderdag 9 februari 2023 aan PostNL ter bezorging is aangeboden en niet eerder dan op dinsdag 14 februari 2023 of woensdag 15 februari 2023 is bezorgd. De officier van justitie heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat zijn op 7 februari 2023 gedateerde verdagingsbrief eerder dan op 14 februari 2023 bij de gemachtigde is bezorgd. Een redelijke wetstoepassing brengt in dit geval mee dat voor de beantwoording van de vraag wanneer de verdagingsbeslissing van de officier van justitie bekend is gemaakt, niet kan worden uitgegaan van de datum waarop deze beslissing aan PostNL is aangeboden. Dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat de officier van justitie de beslistermijn tijdig heeft verlengd (vgl. het arrest van het hof van 3 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:5554 en het arrest van het hof van 8 september 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:7561). 12. De gemachtigde heeft de officier van justitie per brief van 2 maart 2023, ontvangen op
3 maart 2023, op de juiste wijze in gebreke gesteld. De beslissing van de officier van justitie is gedateerd 11 mei 2023. De officier van justitie heeft niet tijdig heeft beslist in de zin van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb en heeft een dwangsom verbeurd voor de maximale periode van 42 dagen, te weten een dwangsom van € 1.442,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
13. De gemachtigde heeft zich in reactie op het verweerschrift van de advocaat-generaal op het standpunt gesteld dat de advocaat-generaal, nu partijen het eens zijn, gebruik dient te maken van diens eigenstandige bevoegdheid om de beslissing van de officier van justitie te wijzigen en een dwangsom vast te stellen. Het hoger beroep kan dan worden ingetrokken. Het is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur als een bestuursorgaan een procedure als deze tegen beter weten in laat voorkomen. Als de advocaat-generaal geen gebruik maakt van diens bevoegdheid, verzoekt de betrokkene om een mondelinge behandeling om uitvoerig stil te staan bij de vraag of het redelijk is dat de betrokkene in een geval als het onderhavige zelf zijn proceskosten moet dragen.
14. Het zittingsverzoek wordt door het hof gepasseerd omdat het voorwaardelijk is gedaan. Slechts wanneer onvoorwaardelijk om een zitting wordt verzocht in het hoger beroepschrift of in reactie op het verweerschrift wordt de zaak op een zitting van het hof behandeld.
15. Anders dan de gemachtigde kennelijk meent is de advocaat-generaal, wanneer partijen hetzelfde standpunt innemen, niet verplicht om gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 6:19 van de Awb. Dat de advocaat-generaal geen gebruik maakt van die discretionaire bevoegdheid betekent slechts dat het hof bij de beoordeling van het hoger beroep geen rekening kan houden met een besluit ex artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.
16. De omstandigheid dat de advocaat-generaal die in het verweerschrift hetzelfde standpunt inneemt als de gemachtigde in diens hoger beroepschrift, maar geen gebruik maakt van diens bevoegdheid als bedoeld in artikel 6:19 Awb, betekent ook niet dat aanleiding bestaat tot het toekennen van een proceskostenvergoeding. De betrokkene wordt niet in het gelijkgesteld. Het verzoek om een proceskostenvergoeding zal daarom worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).