Uitspraak
2.De kern van de zaak
- het beroepschrift
- een journaalbericht namens de vader van 10 april 2024
- een brief van de GI
- de vader met zijn advocaat
- twee vertegenwoordigers van de GI
- de pleegvader/ opa
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige. De minderjarige is sinds 18 november 2021 uit huis geplaatst bij de opa en oma aan de vaderszijde, omdat de ouders, de vader en de moeder, niet in staat waren om voor hem te zorgen door hun verslaving aan drugs. De kinderrechter had eerder een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die geldig is tot 13 juni 2024. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt om de beslissing van de kinderrechter ongedaan te maken. De gecertificeerde instelling (GI) heeft echter verzocht om de beslissing in stand te houden.
Tijdens de zitting op 23 april 2024 heeft het hof de vader, zijn advocaat, vertegenwoordigers van de GI en de pleegvader (opa) gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de vader grote stappen heeft gemaakt in zijn herstel, waaronder het stoppen met drugsgebruik en het verkrijgen van een eigen woning. Desondanks oordeelt het hof dat de minderjarige voorlopig bij de opa en oma moet blijven wonen, omdat hij daar veilig is gehecht en de noodzakelijke zorg en opvoeding ontvangt. Het hof benadrukt dat er eerst uitvoering moet worden gegeven aan een recent advies voor een co-ouderschapsregeling voordat verdere stappen kunnen worden gezet. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd, en de machtiging tot uithuisplaatsing blijft noodzakelijk in het belang van de minderjarige.