In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij meermalen cocaïne en heroïne heeft verkocht en aanwezig heeft gehad. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tevens is er verbeurdverklaring uitgesproken van in beslag genomen voorwerpen, waaronder mobiele telefoons en een geldbedrag. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook met zijn eerdere veroordelingen en de zorgen van de reclassering. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen van 13 februari 2024 en 3 mei 2024, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd. Het hof heeft de bewezenverklaring gebaseerd op wettige bewijsmiddelen en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.