Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
regio Midden,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van vier minderjarige kinderen. De moeder, die in hoger beroep ging, was het niet eens met het oordeel van de kinderrechter dat het perspectief van de kinderen niet meer bij haar of de vader ligt. De kinderrechter had de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verlengd tot 20 december 2024. De moeder heeft vijf grieven ingediend, maar het hof oordeelde dat de kinderrechter het perspectiefbesluit van de gecertificeerde instelling (GI) niet had mogen beoordelen als een op zichzelf staand besluit. Het hof merkte op dat het perspectiefbesluit niet in de wet is geregeld en dat de rechter dit enkel kan betrekken bij andere verzoeken die wel wettelijk zijn geregeld.
Het hof concludeerde dat er geen verweer was tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, waardoor toetsing van het perspectiefbesluit niet nodig was. Aangezien het hoger beroep van de moeder enkel gericht was tegen het oordeel over het perspectiefbesluit, verklaarde het hof haar niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep. Het hof benadrukte dat als de GI van mening is dat het perspectief van de kinderen definitief niet meer bij de ouders ligt, zij stappen moet ondernemen richting gezagsbeëindiging, wat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet meer passend maakt.