Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Beoordeling van het hoger beroep
fl117.140. Voor de aankoop van de vier percelen is een hypothecaire geldlening afgesloten, waarvoor [appellante] destijds heeft meegetekend. De percelen met opstallen, waaronder de echtelijke woning en een aantal schuren (hierna: de percelen), en de daarmee samenhangende hypothecaire schulden waren ondergebracht in het boerenbedrijf, de eenmanszaak, van [de erflater] . De huwelijksgemeenschap bestond uit de activa en passiva en de onderneming van [de erflater] . Tijdens het huwelijk is de hypotheekschuld verhoogd.
- in 1981 was er sprake van een verlies van ƒ 126.003,66 en een negatief bedrijfskapitaal inclusief onroerend goed van ƒ 233.915,46;
- in 1982 was er sprake van een verlies van ƒ 12.051,66 en een negatief bedrijfskapitaal inclusief onroerend goed van ƒ 183.890,56;
- in 1983 was er sprake van een winst van ƒ 2.986,65 en een negatief bedrijfskapitaal inclusief onroerend goed van ƒ 161.466,65;
- in 1984 was er sprake van een winst van ƒ 1.060,96 en een negatief bedrijfskapitaal inclusief onroerend goed van ƒ 117.205,69;-
- in 1985 was er sprake van een verlies van ƒ 13.299,- en een negatief bedrijfskapitaal inclusief onroerend goed van ƒ 117.020,-;
- in 1986 was er sprake van een verlies van ƒ 8.450,- en een negatief bedrijfskapitaal inclusief onroerend goed van ƒ 116.732,-;
- in 1987 was er sprake van een verlies van ƒ 21.565,- en een negatief bedrijfskapitaal inclusief onroerend goed van ƒ 135.928,-.
Daar zij op korte termijn een definitief einde aan de boedelverdeling zou willen realiseren, en op die manier afstand kunnen nemen van alle gebeurtenissen, stelt zij voor om afstand te doen van alles. Hieronder vallen dan ook delen uit de boedel, en alle goederen van de kinderen die nog in de woning zijn. Dit op voorwaarde dat Uw kliënt zich hiermee akkoord verklaart en kliënte, naast uiteraard de schuldeisers van partijen, ontslag biedt uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
In antwoord op uw brieven van 21 juli 1987 en 4 september 1987 bericht ik u als volgt.
om afstand te doen van alles’, waarna [de erflater] daarmee heeft ingestemd en die afspraak ook feitelijk heeft uitgewerkt door in de jaren na echtscheiding alle huwelijkse schulden af te lossen.