ECLI:NL:GHARL:2024:3805
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Wijma
- M. Koldenhof-ten Kate
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn van berechting in bestuursrechtelijke verkeerszaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 30 augustus 2023 uitspraak deed. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. B. de Jong, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep gedeeltelijk gegrond had verklaard en de sanctie had gematigd tot € 196,50, inclusief administratiekosten. Het verzoek om een proceskostenvergoeding was afgewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM, is aangevangen op 4 mei 2021, toen de inleidende beschikking aan de betrokkene werd verzonden. De termijn eindigde met de beslissing van de kantonrechter op 30 augustus 2023. De gemachtigde van de betrokkene had een pro forma beroepschrift ingediend en kreeg de gelegenheid om de gronden aan te vullen, maar heeft dit pas op 6 december 2022 gedaan, wat leidde tot een verlenging van de redelijke termijn van berechting.
Het hof concludeert dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden. Hierdoor was de gematigde sanctie onterecht en was er geen recht op vergoeding van proceskosten. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.