ECLI:NL:GHARL:2024:4230

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
200.320.419/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen omgangsregeling tussen vader en dochter in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn dochter, hierna aangeduid als [de minderjarige1]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.A.B.H.M. Willemse, verzocht om een wijziging van de omgangsregeling die eerder was vastgesteld. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna de GI, was verweerster in deze procedure. De moeder van [de minderjarige1], vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L. Witteveen, was ook betrokken als belanghebbende.

Het hof heeft in zijn beschikking van 5 december 2023 een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij [de minderjarige1] om de week vier uur bij de vader verblijft, onder begeleiding van een hulpverlener. De GI heeft verzocht om een vervroegde mondelinge behandeling, omdat de uitvoering van de omgangsregeling niet goed verliep. Het hof heeft de standpunten van de betrokken partijen gehoord en de situatie van [de minderjarige1] in overweging genomen. De moeder was van mening dat de omgang niet in het belang van het kind was, terwijl de vader en de GI de omgangsregeling wilden voortzetten.

Na het horen van de argumenten en het bekijken van de rapportages, heeft het hof besloten de omgangsregeling te handhaven en verder uit te bouwen. Het hof heeft vastgesteld dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] goed verloopt en dat er voldoende vertrouwen is om de omgang stapsgewijs uit te breiden. De uiteindelijke beslissing houdt in dat de vader en [de minderjarige1] om de week vier uur omgang hebben, met een geleidelijke uitbreiding naar onbegeleide omgang na verloop van tijd. De beschikking van de rechtbank Gelderland is vernietigd en de kosten van het geding zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.320.419
(zaaknummer rechtbank Gelderland 408071)
beschikking van 25 juni 2024
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.A.B.H.M. Willemse te Ulft (gemeente Oude IJsselstreek),
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.L. Witteveen te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 5 december 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van 5 december 2023.
1.2
In deze tussenbeschikking heeft het hof, voor zover hier van belang, de volgende voorlopige omgangsregeling vastgesteld:
­ [de minderjarige1] verblijft om de week gedurende vier uur bij de vader, onder begeleiding van [naam1] ;
­ na drie maanden zal de omgang nog steeds om de week zijn en vier uur duren, maar zal de begeleiding alleen het eerste en het laatste uur aanwezig zijn.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- een brief van de GI van 21 maart 2024,
- nagekomen bijlagen 1 en 2 van de GI, ingekomen op 26 maart 2024,
- twee journaalberichten van mr. Willemse van 10 mei 2024 met producties, en
- een brief van de GI van 13 mei 2024 met productie.
1.4
Op verzoek van de GI en met instemming van de advocaten van de vader en de moeder, is de mondelinge behandeling van 11 juni 2024 vervroegd voortgezet op 21 mei 2024. Hierbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat,
- twee vertegenwoordigers van de GI, bijgestaan door [naam2] ,
- de moeder met mr. F. Pool (waarnemend advocaat), en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder te noemen: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 5 december 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
nadere standpunten
2.2
De GI heeft het hof verzocht om een vervroegde mondelinge behandeling omdat het niet is gelukt de door het hof in de beschikking van 5 december 2023 vastgestelde onbegeleide omgangregeling tussen de vader en [de minderjarige1] uit te voeren. Uit de verslaglegging van [naam3] komt naar voren dat [de minderjarige1] het fijn en leuk vindt om naar haar vader te gaan. Uit de meeste gesprekken komt ook naar voren dat het voor [de minderjarige1] nog een te grote stap is om onbegeleide omgang met haar vader te hebben. Dit komt ook naar voren uit het gesprek dat de jeugdzorgwerker daarover heeft gehad met [de minderjarige1] .
2.3
De vader wil conform de beschikking van 5 december 2023 van dit hof onbegeleide omgang met [de minderjarige1] . Volgens de vader kan [de minderjarige1] onbegeleide omgang aan en is dat ook wat [naam1] aan hem terugkoppelt.
2.4
De moeder is het eens met de GI. De moeder heeft altijd achter omgang tussen de vader en de kinderen gestaan, mits dit in het belang is van de kinderen. De moeder heeft het meeste vertrouwen in een omgangsregeling onder regie van de GI, om de continuïteit in de omgang te bewaken en erop toe te zien dat de vader geen belastende uitspraken naar [de minderjarige1] doet.
advies raad
2.5
De raad benadrukt dat het positief is dat er weer contact is tussen de vader en [de minderjarige1] . Het is wel belangrijk dat de vader aanwezig is op de omgangsmomenten. Verder moet het aan de inschatting van de GI worden overgelaten of en zo ja, in welk tempo kan worden toegewerkt naar onbegeleide omgang. In deze kwetsbare situatie, waarbij de spanning tussen de ouders voelbaar is, is het van belang dat [de minderjarige1] in haar wens tot begeleide omgang gehoord wordt door de volwassenen om haar heen.
oordeel hof
2.6
Het hof ziet, zoals in de beschikking van 5 december 2023 al is overwogen, geen aanleiding om tussen de vader en [de minderjarige2] een omgangsregeling vast te stellen, aangezien [de minderjarige2] niet open staat voor contact met de vader en er volgens de raad gezien zijn weerstand daarvoor ook geen ingang lijkt te zijn.
2.7
Het hof ziet in dit geval onvoldoende aanleiding om af te wijken van de door de raad in zijn rapport van 24 juli 2023 geadviseerde stapsgewijze opbouw van de omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige1] . Het hof zal daarom de volgende in het raadsrapport voorgestelde omgangsregeling vaststellen:
- de vader en [de minderjarige1] hebben om de week vier uur omgang bij de vader, waarbij de begeleiding alleen het eerste en het laatste uur aanwezig zal zijn;
  • na weer drie maanden vindt uitbreiding van de omgang plaats naar om de week acht uur (bijvoorbeeld van 10.00 uur tot 18.00 uur), waarbij de begeleiding alleen het eerste en
  • na zes maanden hebben de vader en [de minderjarige1] om de week acht uur omgang bij de vader, waarbij de begeleiding of een neutraal persoon uit het netwerk alleen de overdrachten doet;
  • na drie maanden hebben de vader en [de minderjarige1] om de week een weekend onbegeleid omgang van vrijdagavond 18.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij als de verstandhouding dat toelaat de moeder [de minderjarige1] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige1] terug naar moeder brengt. Indien dit ondanks inzet van hulpverlening niet mogelijk is, zal een neutraal persoon uit het netwerk of hulpverlening brengen en halen.
Het hof heeft hiervoor de volgende redenen.
2.8
Het hof stelt voorop dat begeleide omgang in de regel niet langer moet duren dan nodig om te zien of omgang op een verantwoorde manier kan plaatsvinden. Uit de omgangsverslagen van [naam1] van 6 november 2023 tot en met 12 maart 2024 blijkt dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] goed verloopt. De vader heeft geen enkele afspraak afgezegd en [de minderjarige1] laat tijdens de omgangsmomenten een ontspannen houding zien. De vader en [de minderjarige1] doen spelletjes samen, lachen veel met elkaar en benoemen na ieder omgangsmoment dat zij het leuk hebben gehad samen. De vader sluit aan bij haar belevingswereld, kan [de minderjarige1] redelijk begrenzen en staat open voor feedback van de ambulant hulpverlener. Af en toe zijn er volgens de ambulant medewerker momenten waarbij [de minderjarige1] door de vader iets in verlegenheid raakt, bijvoorbeeld wanneer de vader haar vragen stelt die verband hebben met haar thuissituatie. Wanneer de ambulant hulpverlener de vader hierop aanspreekt, weet hij zich te herstellen en stelt hij [de minderjarige1] gerust.
2.9
De weerstand van de moeder tegen de omgang lijkt ondanks de positieve omgangsverslagen onverminderd groot. In plaats van op de mondelinge behandeling te benoemen hoe fijn het voor [de minderjarige1] is dat zij zoveel plezier aan de omgang met haar vader beleeft, noemde de moeder dat het niet goed gaat met [de minderjarige1] en dat de vader manipulatief is. In dat opzicht is de situatie net als de meldingen over zorgen vanuit school ten opzichte van het raadsrapport van 24 juli 2023 ongewijzigd gebleven. In dat rapport staat dat school heeft aangegeven dat [de minderjarige1] in haar ontwikkeling stagneert als zij omgang met de vader heeft. Wanneer er geen omgang is ziet school dat zij tot ontwikkeling komt. Verder staat in het raadsrapport dat de moeder er oprecht van overtuigd is dat zij het beste voor de kinderen doet en hen beschermt. De raad ziet een moeder die in haar eigen belang handelt, dit vervolgens bestempelt als het belang van de kinderen en het gedrag van de vader en de kinderen ziet als bevestiging van haar eigen denkwijze. De moeder is volgens de raad in dit rapport verhard naar de vader en ziet daardoor niet dat zij de kinderen daarmee tekort doet.
2.1
Opvallend is verder dat de ambulant hulpverlener na de omgangsmomenten regelmatig met [de minderjarige1] heeft gesproken over de vraag of de omgang al dan niet begeleid moet plaatsvinden. [de minderjarige1] zou niet alleen naar de ambulant hulpverlener, maar naar meerdere hulpverleners hebben geuit dat zij wil dat de omgang begeleid blijft. In het omgangsverslag van 11 maart 2024 is vermeld dat [de minderjarige1] misschien voor zichzelf een middenweg heeft gevonden om beide ouders tevreden te stellen. Vanaf april 2024 is [de minderjarige1] vóór elk omgangsmoment gevraagd of zij dat begeleid of onbegeleid wil en namen de spanningen bij [de minderjarige1] tijdens de omgang weer toe. [de minderjarige1] is daardoor naar het oordeel van het hof te veel belast met het maken van de keuze voor begeleide of onbegeleide omgang. Die keuze was echter al gemaakt door het hof in zijn tussenbeschikking van 5 december 2023. Het hof ziet onvoldoende bijzondere omstandigheden om van die tussenbeschikking af te wijken en dus hadden de volwassenen [de minderjarige1] moeten vertellen dat zij de helft van de tijd met haar vader onbegeleide omgang zou hebben.
2.11
Aangezien de omstandigheden ten opzichte van het raadsrapport van 24 juli 2023 vrijwel ongewijzigd zijn, en de begeleide omgang goed is verlopen, komt het hof tot de slotsom dat er in dit geval onvoldoende aanleiding is om af te wijken van het advies in juli 2023 over de omgang. De afbouw van de begeleide omgang zal door een andere instantie dan [naam1] moeten worden begeleid, omdat vanuit [naam1] volgens de GI al is aangegeven dat zij dit niet willen doen.
2.12
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 29 september 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en opnieuw beschikkende:
stelt de volgende omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige1] vast:
- de vader en [de minderjarige1] hebben om de week vier uur omgang bij de vader, waarbij de begeleiding alleen het eerste en het laatste uur aanwezig zal zijn;
  • na weer drie maanden vindt uitbreiding van de omgang plaats naar om de week acht uur (bijvoorbeeld van 10.00 uur tot 18.00 uur), waarbij de begeleiding alleen het eerste en
  • na zes maanden hebben de vader en [de minderjarige1] om de week acht uur omgang bij de vader, waarbij de begeleiding of een neutraal persoon uit het netwerk alleen de overdrachten doet;
  • na drie maanden hebben de vader en [de minderjarige1] om de week een weekend onbegeleid omgang van vrijdagavond 18.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij als de verstandhouding dat toelaat de moeder [de minderjarige1] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige1] terug naar moeder brengt. Indien dit ondanks inzet van hulpverlening niet mogelijk is, zal een neutraal persoon uit het netwerk of hulpverlening brengen en halen.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, K.A.M. van Os-ten Have en A.L.H. Ernes, bijgestaan door als griffier, en is op 25 juni 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.