In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de zorgregeling voor de minderjarige [de minderjarige], geboren in [woonplaats2] in 2022. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 3 mei 2024 is uitgesproken. De vader en moeder zijn de ouders van [de minderjarige], die sinds 11 november 2023 bij de vader verblijft. De moeder heeft verzocht om een zorgregeling waarbij [de minderjarige] om de week bij haar verblijft. De voorzieningenrechter heeft een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar de vader is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de vader een belang heeft bij het hoger beroep, omdat hij niet tijdig op de hoogte was van de procedure in eerste aanleg. Het hof heeft de vordering van de vader in hoger beroep toegewezen en de zorgregeling aangepast. De moeder heeft recht op minimaal drie uur contact per week met [de minderjarige] wanneer de vader aan wal is, en in de weken dat de vader vaart, zal het contact via beeldbellen plaatsvinden. De kosten van de procedure worden door beide ouders gedragen.